Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lofzang van Lea

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lofzang van Lea

Een Kerstlied in het O.T.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij Bethlehem Efrata! (Micha 5:1) .

Let er wel op: niet Bethlehem, gij etc. Maar „Gij" voorop! Gij, Bethlehem. Daarmede wordt het kleine geringe Bethlehem uit zijn nederigheid als opgeheven, naar voren gebracht, een uitzonderlijkheid, voornaam goddelijk interessant wordt het kleine Bethlehem. Gij, ja gij juistl
De eerste gewaarwording, welke Bethlehem in ons doet (moet doen) oprijzen is: Welbehagen, vrije Verkiezingl
Neen, niet in de zin van: uitverkoren betekent, als ge niet uitverkoren zijt, is 't al hopeloos. Neen zo niet, maar positief, d.w.z. hoe gering ook, hoe veracht, hoe onwaardig, hoe geheel niets er aan u is om in aanmerking te komen: geen bezwaar. God kan en wil er evenwel wat uit formeren, dat Zijn lof verkondigt.
Niet uw grootheid of verdienstelijkheid is reden, om in aanmerking te komen, maar ondanks uw kleinheid en geringheid. Dit is de centrale kerninhoud van heel het Kerstfeest. In Bethlehem heeft God in Israël Zijn grootheid willen tonen, 't Gaat er alles theologisch toe, met Christocentrisch middelpunt.
Dat is in dat Bethlehem al eerder geopenbaard. Historisch-typologisch (een stuk geschiedenis van zinbeeldige vèrstrekkende betekenis) in de verkiezing van David tot Koning. Bethlehem de Koningsstad; en zie . Mattheus 2 : 6, hoe daar de Evangelist de verklaring van
Micha 5 : 1 beschrijft: gij zijt geenszins de minste, want uit u zal Mij voortkomen enz. M.a.w. hoe klein ge ook lijkt en zijt, als God het wil, stelt Hij dit kleine tot iets eeuwig groots, alleen uit welbehagen en genade.
En dat wortelt al in de tent van Jacob.
Niet uit Rachel maar uit Lea is Juda, David, Christus.
Lea is op zichzelf niet de beminnelijke. Door listig bedrog was zij nu eenmaal ter vrouwe aan Jacob geworden; zij de niet schone met haar tedere, d.i. branderige ogen, niet bemind om haar zelf. Dat was Rachel wél. Maar Lea beeldt daarin al uit het vrije van God. En zie nu verder: Rachel baarde om te beginnen niet Genesis 29 : 31b. En toen werd Lea uit haar smaad opgeheven, zij baarde wel. Haar eersteling noemde zij Ruben, want, zeide zij, omdat de Heere mijne verdrukking heeft aangezien, daarom zal. mijn man mij nu liefhebben. Weldra volgde een tweede zoon, Simeon; en zij zegt: dewijl de Heere gehoord heeft dat ik gehaat was, zoo heeft Hij mij ook dezen gegeven.
Gen. 29:33. En ten derde male werd zij moeder, moeder van Levi: haar ontboezeming daarbij was: nu zal mijn man zich ditmaal bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb. Ten vierde male kwam er moederweelde. Zij baarde Juda, Lofprijzing, Godlover.
Merk er nu wel op, ditmaal heeft zij het niet meer over haar man; nu komt er een theologisch, een godverheerlijkend perspectief. In die Juda (profetisch spreekt zij) zal God verheerlijkt worden.
En is dit niet al de zaligheid van Bethlehem, al de inhoud van het Kerstfeest! Dat God zelf zorgen zal, dat Zijn lof zal weerklinken. Want genade en verlossing is: dat God Zichzelf handhaaft in Zijn wereld.
En wat Lea daar uitriep, wordt nu in de heilsgeschiedenis al duidelijker uitgewerkt. Als straks vader Jacob op zijn sterfbed ligt en zijn zonen zegent, dan is het bij die vierde, bij Juda, dat hij uitroept: Juda gij zijt het. De vierde krijgt de scepter in handen; de eerste, tweede en derde mochten niet in aanmerking komen; de vierde wordt de eerste. Het is alsof hier iets doorklinkt van het plaatsbekledende, van het vervangen van de eerste Adam (de eerstgeborene) door de Tweede.
Uwe broeders zullen u loven, en uws vaders zonen zullen zich voor u nederbuigen. Gen. 49 : 8. En dan wordt Lea's lofzang tenslotte in Micha 5 : 1 opgeluisterd!
Het kleine is uitverkoren; niet omdat in dat kleine verdienstelijkheid schuilt, maar ondanks het kleine; en in dat kleine.
Opdat ten volle het grote van God alles zal doorstralen, daarom wordt al wat maar schijnen kon waarde in zichzelf te bezitten, te niet gedaan, zodat er niet anders overblijft dan te roemen in het vrije welbehagen Gods.
En dan wordt dat Bethlehem groot. Niet de „grote drie", of de „grote vier" van onze tijd zullen verlossing brengen. Er is slechts één
Grote Ene ! Geen Moscou, geen Washington enz. kan hulpe bieden. Omdat al die aardse verlossers dit gemeen hebben, dat zij de mens door de mens willen verlossen. Waarom? Omdat zi] niet erkennen wat eenmaal Da Costa zong:
Op de bodem aller vragen
Ligt der wereld zondeschuld;
Waart ge in staat die weg te dragen,
Mensenkinderen, aardse góon.
Zo bestijg de zegewagen.
Maar zo niet: aanbidt de Zoon.
En nu heeft God een volk dat Israël heet; d.w.z. dat van de zegen Gods heeft geleerd te leven. Het is wel zó schuldig arm, gering, ja niets in zichzelf geworden, dat het geleerd heeft: we moeten eeuwig omkomen; óf door God verlost worden.
En dan is voor dit volk Bethlehem juist groot; wegens Hem van Wie de Heere zeide: Uit u zal Mij ja Mij voortkomen die een Heerser zal zijn in Israël. Wiens stamboom wortelt in de eeuwigheid, zijn uitgangen zijn uit God als de Levende Drieénige God; die zó vol van leven is, dat Hij in Zichzelf zich ontvouwt in drie personen. De eeuwige generatie wordt daarbij grondslag voor creatie (schepping) en, bij val, de mogelijkheid van verlossing door incarnatie (de vleeswording).
En zo komt Hij tot ons om door onze verlossing heen God te verheerlijken; de knecht des Heeren; uit u zal Mij voortkomen. Ook Hij is er óm God. Gods lof verstoord in de val wordt hersteld in Bethlehem. Lea zingt er van, en Lea hoor ik zingen tot op het eeuwig Kerstfeest daarboven toe: Ere zij God, en ere zij het Lam.
En zo kwam Hij uit God om God tot ons, in de nedere gestalte van de dienstknecht Gods. Niet als een vorst in luister, of als een krijgsheld in zware wapenrusting... Ja toch! Want Hij kwam als een kindeke (Brephas staat er in 't Grieks, d.i. een wichtje) kleiner kan het niet. Mens uit mens geboren. Opdat Hij onze ellende waar die aanving, n.l. in de moederschoot, zie Ps. 51, opdat hij alzo in de wortel onze ellende en verderfenis zou herstellen. Hier verdwijnt alle grootheid en glorie, alleen God in Zijn grootheid en welbehagen blijft over.
Hij bracht niets mede dan Zichzelf; en dat hadden God en wij juist nodig: één die waarachtig en rechtvaardig mens, en tegelijk ook waarachtig God was, Immanuel God met ons. Op de vraag in de christelijke oudheid aan het christendom gedaan: wat bracht Jezus ons, hetwelk wij nog niet hadden? was het afdoende antwoord der kerk: Zichzelf.
Welzalig hij die nu maar zo ongelukkig ellendig en arm mag worden dat God alleen nog maar hem redden kan; want voor deze staat de staldeur open; en wie aan die kribbe voor die Immanuel dan knielen mag, hij zal een Godlover worden.
Moge Lea ditmaal in u en mij een medezanger hebben. Zó God loven is tevens zaligheid. Uit een verloren Paradijs gaat de weg door Bethlehem heen naar een herwonnen Paradijs.
Doorn, 19 Dec. 1953.

P.S. Ditmaal deze lofoverdenking in de plaats van de Pastorale Brief.
W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1953

De Wekker | 4 Pagina's

De lofzang van Lea

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1953

De Wekker | 4 Pagina's