Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde CXLIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde CXLIII

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thans zijn we gekomen tot artikel 31 van de Kerkorde, dat tot opschrift heeft: Recht van appèl. Het luidt: Wanneer iemand zich erover beklaagt, dat hij door de uitspraak van een mindere verongelijkt is, kan hij zich op een meerdere vergadering beroepen. Hetgeen bij meerderheid van stemmen uitgesproken wordt, zal voor vast en bondig worden gehouden, tenzij bewezen wordt, dat dit in strijd is met het Woord van God of met de artikelen, in deze Generale Synode vastgesteld, zolang zij niet door een andere Generale Synode veranderd zijn.
In dit artikel, dat eigenlijk in twee delen bestaat, worden gewichtige beginselen uitgesproken.
In het eerste deel vinden we allereerst de erkenning, dat kerkelijke vergaderingen feilbaar zijn. Alleen de uitspraken van Gods Woord zijn onfeilbaar: zij hebben Goddelijk gezag. Men kan zich niet van de Schrift op een nog hogere autoriteit beroepen, want zulk een hogere autoriteit is er niet. God heeft in de Heilige Schrift Zijn wil geopenbaard en daarom is de Schrift het einde van alle tegenspraak en dient ieder zich aan haar uitspraken te onderwerpen. Kerkelijke vergaderingen zijn vergaderingen van in zich zelf zondige mensen en daarom kunnen zij dwalen. Dit wordt door ieder erkend, zelfs door de Roomse kerk, en daarom kent ook zij het recht van hoger beroep, maar met een belangrijke beperking. Uitspraken van de Paus of van de Apostolische Signatuur of van een door de Paus gedelegeerde rechter, ingeval de delegatie de clausule bevat: appèl uitgesloten, komen niet voor hoger beroep in aanmerking, cod. iur., canones 1879 tot 1891. De kerken der Reformatie hebben echter van meetaf een z.g. onfeilbaar menselijk gezag verworpen en de feilbaarheid van kerkelijke vergaderingen en personen beleden en op grond van dit feit de mogelijkheid van hoger beroep geopend.
Vervolgens gaat dit artikel er van uit, dat, zoals Jansen zegt, Korte Verklaring van de Kerkorde, 3e druk, blz. 146, in de meerdere vergaderingen gradueel meerder waarborg ligt voor een rijpere, wel-gegronde beslissing. Principieel zijn alle kerkelijke vergaderingen feilbaar, de meerdere zowel als de mindere. Maar in een bredere vergadering, waar meer kerken samenkomen, ligt meer waarborg voor een onpartijdig en welgegrond besluit dan in een mindere vergadering. In de veelheid der raadslieden is de behoudenis des volks, zegt Salomo, Spreuk. 15:14, 15, 22. En daar komt nog bij, dat hoger beroep nodig is voor de beslechting van geschillen en voor de bewaring van orde en rust in de kerken. Er moet gelegenheid zijn voor de minderheid, die zich verongelijkt acht, om verhaal te krijgen. Anders zou er telkens gevaar voor scheuring zijn.
Bovenstaande in aanmerking nemende hebben de kerken der Reformatie in ons land dan ook terstond het recht van appèl in haar Kerkorden opgenomen. Het Convent van Wezel, 1567, dat de constituering van het verband der Nederlandse kerken voorbereidde, bepaalde reeds in de artikelen, die over de tucht handelen: Indien iemand echter meent, dat hem op deze wijze of op enige andere manier onrecht is aangedaan, zal het hem vrijstaan van de uitspraak van de Kerkeraad zich te beroepen op het oordeel van de Classen (nadat deze ingesteld zullen zijn) en wederom van de beslissing van de Classen zal hij hulpe mogen verzoeken bij de Synode, hoewel zulk een tegensparteling en weigering om zijn schuld te erkennen het schandmerk der hardnekkigheid niet zal kunnen ontgaan. Cap. VIII, art. 11. Het Convent opende dus de weg om in hoger beroep te gaan, maar voorzag ook reeds de mogelijkheid, dat van het recht van appèl misbruik zou kunnen worden gemaakt, waarom het in het laatste gedeelte van het artikel een waarschuwend woord liet horen.
De eerste Synode van de Nederlandse kerken, vanwege de vervolging nog buiten onze landsgrenzen gehouden, n.l. te Emden, 1571, nam eveneens het recht van beroep in haar bepalingen op. Zo zegt zij, art. 33, dat de classis zal beslissen over de afzetting van predikanten (de kerkeraden mogen alleen schorsen), „met welckers oordeel, ist dat sy niet te vreden zijn, soo sullen sy haer beroepen op dien Provinciale- ofte Lants-Synode". En in de bepalingen betreffende de classicale vergaderingen, nam zij het volgende op: Zoo daar iet in eenige Kerke des Classis geschiede, dat daar niet in consistorie konde ter neder gelegt worden, dat zal in de Classische samenkomsten verhandelt en geoordeelt worden, van den welke men zig tot den Provincialen Synodum zal mogen beroepen. Cap. II, art. 3. Door dit recht van appèl bij de algemene artikelen onder te brengen, sprak de Synode uit, dat het niet slechts in tuchtgevallen geldt, zoals misschien tegen de bedoeling van het Wezelse Convent in uit zijn bepaling zou kunnen worden geconcludeerd, maar als een algemeen beginsel in het kerkelijk leven moet aangemerkt worden. Ook de Synode van Dordrecht, 1574, kent het recht van beroep op een meerdere vergadering. Aangaande de predikers, die zich zelf, buiten de kerkelijke orde om, ingedrongen hebben en diensvolgens door de Classis als scheurmakers gekwalificeerd zijn, lezen we, art. 19: Doch indien sij sich beclaeghden dat hun onghelijck gheschiede, soo sullen sij sich op den Sijnodum Prouincialem beroepen mueghen. De Nationale Synode van Dordrecht, 1578, nam de volgende bepaling in haar Kerkorde op: Soo yemant hem beclaeght dat hy door het oordeel der minder versamelinghe beswaert is, die sal syn sake voor een meerder moghen betrecken, art. 19. Deze Synode gaf ook bepalingen omtrent de tijd van appèl, part. vr. 4. De Middelburgse Synode van 1581 stelde het volgende vast: Soo ijemandt hem beclaecht door de vutspraecke der minder vergaderinghe veronghelijckt te zijn, deselve sal hem tot een meerdere beroepen moghen. Ende tghene door de meeste stemmen goet gheuonden is, sal voor vast ende bondich ghehouden werden, ten zij dat het bewesen werde te strijden teghen het Woordt Godts, ofte teghen de artijckelen in onsen generalen Synodo besloten, soo langhe als deselve door gheen andere generale Sijnodo verandert zijn, art. 23. Met toevoeging van slechts één woord nam de Haagse Synode van 1586 deze bepaling letterlijk over, art. 39. Sindsdien is zijn ongewijzigd gebleven en staat zij als artikel 31 in onze Kerkorde.

Apeldoorn, J. Hovius.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1954

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde CXLIII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1954

De Wekker | 4 Pagina's