Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hogepriester naar de ordening van Melchizedek 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hogepriester naar de ordening van Melchizedek 12

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ja, zulk een Hogepriester hebben wij nodig; een. Die is, zoals in Hebr. 7:26 is gezegd: heilig, zondeloos, onbesmet, gescheiden van de zondaren en hoger dan de hemelen geworden.
Wanneer de Heilige Geest ons leert dat wij ons oorspronkelijk priesterschap hebben verloren en dat wij niet meer recht priesterlijk kunnen dienen voor God; wanneer die Geest doet verstaan dat wij niet meer in de rechte verhouding tot God staan en wij de gunst des Heeren derven, verdorven mensen zijn, vuil en vijandig, op weg naar de hel (van nature) dan krijgt zulk een Hogepriester voor ons waarde; dan hebben wij Hem nodig, dan past Hij geheel bij ons. Wij kunnen dat niet uitwerken in deze artikelen, maar ieder kind des Heeren verstaat wel, wanneer het eens overdenkt wat hier gezegd wordt (in Hebr. 7:26) hoe gepast deze Hogepriester is.
De hogepriesters onder het Oude Verbond moesten dagelijks offeren. Elke zonde riep, naar Gods wet, om een nieuw offer. Eerst moesten die hogepriesters voor hun eigen zonde offers brengen en daarna voor het volk. Maar Christus behoeft niet dagelijks te offeren, Hebr. 7:27 ; Hij heeft éénmaal Zichzelf geofferd en dat offer is volmaakt. Hij behoeft ook niet vruchtbaar gemaakt te worden door de mis. Het offerwerk van Christus is volmaakt en Hij voleindigt zijn werk Zelf.
In Hebr. 7:27 vindt men een moeilijkheid. De hogepriester onder het O.T. offerde slechts éénmaal in het jaar, zegt men; hoe kan hier dan sprake zijn van dagelijks offeren? Men geeft deze oplossing aan de hand:
1e alle offers zijn samengevat in het ene offer op de grote verzoendag;
2e het dagelijks spijsoffer was ook nodig voor de hogepriester, al bracht hij het zelf niet;
3e het gaat om de tegenstelling: Jezus behoeft niet dagelijks te offeren.
Wij geloven dat wij deze tegenstelling moeten zien: het priesterschap van Aäron en het priesterschap naar de ordening van Melchizedek. Het eerste werd verplicht tot dagelijks offeren, ook voor de hogepriester, al was het niet altijd door de hogepriester; het tweede is door Christus eenmaal gebracht, volmaakt.
Het laatste vers van Hebr. 7 luidt: Want de wet stelt als hogepriester, die met zwakheid behept zijn, maar het woord der eedsaflegging, welke na de wet komt, (stelt) de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is. Met zwakheid wordt wel bedoeld dat de priesters uit de stam van Levi niet bezaten wat van Christus gezegd wordt in Hebr. 7:26. Met eedsaflegging na de wet, wordt wel bedoeld: de vervulling er van. Christus is van eeuwigheid gezalfd; Hij is Priester voor eeuwig, Ps. 2:6, v.v; en Ps. 110:4. De eed vond dus van eeuwigheid plaats, maar de vervulling na de wet; na de Oudtestamentische bedeling, de bedeling van het priesterschap van Levi, kwam de Christus; toen werd vervuld de eed.
Samenvatting.
In Hebr. 7:1-3 worden wij gewezen op Melchizedek; vergelijk Gen. 14. Dus wij worden allereerst gewezen op de heilige geschiedenis. De schrijver van de brief aan de Hebreeën gaat niet aan het allegoriseren, maar verklaart ons die heilige geschiedenis. Hij laat de Godsgedachten, de heilsopenbaring zien, welke er in gegeven is.
In Hebr. 7: 4-10 wordt uitgewerkt waarom de orde van Melchizedek boven die van Aäron gaat. Er is verschil in oorsprong en in het werk, dat de priesters deden. Dus de betekenis der orde wordt aangeduid. In Melchizedek zien wij hoe God het oorspronkelijk priesterschap, dat verloren ging, herstelt. Hij doet dit in Christus.
In Hebr. 7:11-25 wordt duidelijk aangetoond dat het priesterschap uit Levi niet verzoenen kon; daarom was er een andere Hogepriester nodig, vers 11. In dit gedeelte wordt dan aangetoond dat het priesterschap van Christus anders en meerder was dan het priesterschap van Aäron. Het priesterschap van Christus is dat der verzoening; het duurt eeuwig en heeft volle kracht tot zaligheid.
In de slotverzen wordt ons heel vast omlijnd beschreven de noodzaak, de heerlijkheid en de volheid van het priesterschap van Christus omschreven. Hier is een bron van troost.
Wij zijn er van overtuigd dat niet alles dadelijk is begrepen. Wij willen gaarne erkennen dat een deel van het niet begrijpen schuld is aan onze zijde. Niet alles zal wel duidelijk genoeg omschreven zijn. Maar men bedenke daarbij dat het niet mogelijk was in deze artikelenreeks alles uitvoerig te behandelen. De artikelen zouden dan zeker verdubbeld zijn geworden in getal.
Maar wij hopen dat de artikelen zijn bewaard en dat de lezer ze dan nog eens in volgorde naleest en overdenkt. Dan zal langzamerhand er wel wat meer van worden verstaan.
Bovenal hopen wij dat de Heilige Geest aller oog opent voor de heerlijkheid en de noodzaak van de grote Hogepriester, opdat met heel het hart amen gezegd wordt op wat Hebr. 7:26 van deze Hogepriester getuigt.
Dan zullen wij Hem ook omhelzen voor eigen hart en door Hem tot God naderen, om te ervaren dat het goed is nabij God te zijn.

J.C. Maris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1954

De Wekker | 4 Pagina's

De hogepriester naar de ordening van Melchizedek 12

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1954

De Wekker | 4 Pagina's