Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraag en antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraag en antwoord

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kleingeloof-ongeloof-twijfel
Uit een kring, waar men over deze zaken gesproken had, rezen enkele vragen. Ze werden mij toegezonden. Wat ik er van dacht, vroeg men. We steken dus maar van wal.
Wat is kleingeloof, is de eerste vraag.
Om het woord kleingeloof hangt nogal eens misverstand. Men denkt dan dat hier sprake is van een klein geloof. Dan zou dus dat geloof eerst wat groter moeten worden, zou het kunnen doen wat er van verwacht werd. Deze voorstelling is echter niet juist. Geloof is geloof of het is dat niet. Het geloof als zodanig kent dan ook geen vermeerdering. We zeggen ook niet dat een klein kind een klein leven heeft. Het heeft leven. En toch noemen we het klein omdat de functionering van dat leven niet tot de mogelijkheden, die het heeft, uitgroeiden. Zo is het ook ten aanzien van het kleingeloof. Dit geloof gelooft te klein. Er is door een of andere oorzaak een belemmering in de geloofsontplooiing. Wij komen het best tot een kijk op het kleingeloof van het geloof uit. Het waarachtig geloof draagt in zich - naar de prachtige omschrijving van de catechismus tweeërlei element. Het element van het kennen en dat van het vertrouwen. Beide van een bizondere eigen geestelijke aard en allerbenauwst aan elkaar verbonden. Het kennen voorop. De waarachtigheid van de waarheid Gods is door de Geest Gods zo voor de ziel gaan leven dat zij er zich aan onderwerpt, er in rusten wil, zich er in verheugen mag en het alles daarvan verwachten. Zo wordt God in Christus ontmoet die niet om onze waardigheid maar ondanks en in onze ellendigheid zich aan ons wegschenkt. Er gaat dan kracht van God in de ziel uit, waardoor God de HEERE in zijn woord ten volle voor ons geloofwaardig is. Die het beloofd heeft is getrouw. Dit wekt en kweekt vertrouwen. Een vast vertrouwen. Niet als iets heel bijzonders en aparts maar als een reflex van het geloven in de ziel. Gods Geest lokt dat zo uit tot het geloven dat we niet anders zouden kunnen en willen dan „Amen" zeggen op al wat de Heere zegt en doet. De liefde vlamt op! Door - en in - en uit - en met het geloven botten dan de bloesems des levens uit en zetten de vruchten zich.
Denk er vooral om dat dit niet los staat van het geloven. En bij dit geloven zijn wij zelf ten volle betrokken. Het is niet de H. Geest die voor ons gelooft, neen, wij doen het met al onze vermogens. Wij functioneren dan als geestelijke mensen. Wat is nu kleingeloof? Het kan in dit geloven niet mee- en niet voldoende uitkomen. Het gelooft inderdaad te klein. Het is niet te klein, maar het is (nog) of weer te gering in werkzaamheid. Het heeft om zo te zeggen een te kleine greep op de Heere en zijn woorden. En omdat naar de orde des Heeren nu het geloof de enige weg is tot vrucht en blijdschap en zekerheid, vindt dit kleingeloof zijn weerslag in het leven. Al het genoemde wordt dan of gemist of in kommernis gezocht.
Het is niet juist om dit kleingeloof als een afzonderlijke geestelijke staat te zien; al zullen we er ernstig mee moeten rekenen dat het telkens aanwezig is. Wat daarvan de oorzaken zijn? Het kan zijn dat er onkunde over het leven ligt, waardoor verborgen is wat de Heere voor het geloof wil zijn. Ook kan er geen juist verstaan zijn van de manier waarop het geloof functioneert. Er kan soms ook naar andere gronden waarop men zou mogen geloven uitgezien worden dan die welke de Heere zelf gegeven heeft. Ook daar waar zonden het leven verderven zal het geloof klein blijven in zijn functionering.
Hoe men er van genezen kan worden? Niet op deze wijze dat men er zich mee zoekt te troosten dat kleingeloof toch ook wel geloof is. Dan kweekt men een soort geloof in zijn geloof en komt men al minder tot de eigenlijke gronden waarop het geloof zich mag richten. Op deze wijze kan het kleingeloof een chronische kwaal worden.
Naarmate er meer geloof geoefend mag worden zal het kleingeloof wijken. Er is eigenlijk maar ene wijze waarop het kleingeloof wijkt, dat is wanneer er levendig geloofd mag worden.
De tweede vraag luidt: is kleingeloof ongeloof?
Ongeloof als de absolute tegenstelling van het geloof is er in het kleingeloof niet. Het kleingeloof moge dan klein geloven, het gelooft toch en dat kan geen ongeloof heten. Achter ongeloof ligt het niet willen geloven. Achter ongeloof steekt de vijandschap, de zelfhandhaving tegenover de Heere en Zijn waarheid. Ongeloof en kleingeloof kunnen daarom niet in ene lijn gezien worden. Zij liggen elk op een eigen vlak.
De laatste vraag uit deze kring luidt: Is twijfel een vorm van kleingeloof of van ongeloof?
Een vorm van kleingeloof is de twijfel zeker niet. We kunnen moeilijk zeggen dat de parasiet, die op een plant woekert een vorm van deze plant is, al kan zij daarzonder ook niet bestaan. In het woord twijfel zit het woord: twee. Het gaat bij de twijfel dus altijd om het of-of. Deze strijd der twijfelingen is er zeer zeker in de gelovige. In de gelovige zeg ik met nadruk, nooit in het geloof. Het geloof is naar zijn aard zekerheid en geen tweeslachtigheid. Maar in de gelovige is er krachtens de inblijvende zondige aard nog altijd een vijandschapsbeginsel waarin allerlei schuddingen een bodem vinden en waaruit allerlei tegenwerkingen opkomen. In de twijfel speelt het vijandschapsbeginsel altijd een grote rol. Gods kinderen zijn daardoor niet altijd rustig van gemoed, gelijk Calvijn terecht opgemerkt heeft, en hij wijst daarbij op de psalmen.
Twijfel een rechtstreekse vorm van ongeloof te noemen is niet juist meen ik. De twijfel is een vorm van strijd tussen het nieuwe en het oude leven. Twijfel is de gesteldheid, waarin er twee met elkaar worstelen soms op leven en dood. Twijfel een vorm van ongeloof te noemen is dan ook niet juist al staat hij er mee in het allernauwste verband.
Laten we tenslotte niet vergeten dat deze scherpe en nauwkeurige onderscheidingen ons in de strijd zelf weinig verder brengen. Zij behoren tot de beschouwing van het leven en zijn het leven zelf niet. Staan wij midden in de strijd of worstelen we om licht, dan hebben we aan deze ontledingen weinig of niets.
Gelukkig wie dan beoefenen mag het kinderlijk luisteren naar de Heere en Hem zoeken opdat onze ziel zou uitgaan op Gods spreken. Uit de strijd mag dan opklinken: Heere ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp! Deze mens begeerde alleen maar gelovig te mogen zijn. Dan zijn we kleingeloof, twijfel en ongeloof te boven.

W. Kremer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1954

De Wekker | 4 Pagina's

Vraag en antwoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1954

De Wekker | 4 Pagina's