Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het A.B.C. voor leiders en leidsters,
adres Z. Zwiep, Lange Nieuwstraat 105, Schiedam. Prijs ƒ 1,50.
Wanneer U de titel van dit boekje leest moet U niet menen, dat het geschikt is voor hen, die geen A voor een B kennen, laat staan C.
Het gaat hier niet over ons alphabet, want dat zou nu niet zo vleiend zijn voor Leiders en Leidsters, die hier worden bedoeld.
De letters zijn de initialen van drie namen. Het zijn de Heren Van den A(kker) te Bussum, B(outerse) te Schagen en C(oppoolse) te Kornhorn.
Deze broeders hebben, gesteund ook door anderen, het initiatief genomen een boekje samen te stellen dat als „Handleiding voor het werk van Vereniging „Afdeling en Bond" zich presenteert.
Ik meen inderdaad, dat deze broeders een zeer nuttig werk hiermede hebben verricht.
Vragen als: Hoe zullen wij een vereniging oprichten, hoe onze vergaderingen inrichten, hoe de financiën regelen, hoe het kampwerk laten functionneren, hoe moet een reglement er uit zien, en meer dergelijke vragen worden hier op zeer instruerende wijze besproken.
Het is een uitgave, die geschiedt door de Bonden van Chr. Geref. Knapen en Jonge Meisjes verenigingen in Nederland. Een handig boekje, een dankbare vraagbaak, die voor deze geringe prijs ongetwijfeld de weg zal vinden in en voor de structuur van ons verenigingsleven.
Ik onderschrijf na inzage van deze Handleiding gaarne, wat in het „voorwoord" te lezen staat: „De beide Bonden menen, dat zij met de uitgave van deze handleiding aan alle verenigingen, kringen en afdelingen, een goede dienst hebben bewezen."
Hier is geen woord te veel gezegd.
Koop deze handleiding, lees haar, betracht haar inhoud, en gij zult er geen spijt van hebben.

Apeldoorn, J.J. v.d. Schuit.


De vreugde uws heils,
door prof. G. Wisse, uitgave van J.P. van den Tol te Dordrecht, prijs ing. ƒ 1,10.
Deze practicale verhandeling is een overdenking naar Psalm 51. Het is de psalm door velen gelezen, door weinigen gekend, de psalm van de bioscoop en van het heiligdom, de psalm, die de spotter Voltaire eens deed beven, toen hij bij vers 12 kwam, en het is dezelfde psalm, die Gods kinderen de vreugde des heils leert smaken.
Met een fijne distinctie, de pen van Wisse eigen, gaat hij in op de diepste zielsonderscheidingen en hij laat het eenzijdig werk van Gods genade als een edelsteen glanzen. Gods volk wordt zalig, maar het wordt zalig, omdat de God der Zaligheid het wil - ziedaar de totale indruk, die elke lezer ontvangt, die het practicale woord kan en mag overdenken.
Wisse, die zo keurig heeft geschreven over het zevende gebod, leidt ons hier langs nog wat intiemer paden der godzaligheid.
De zaken, die hier verhandeld worden, moeten doorklinken in de bediening des Woords, of anders zullen onze kerken verschrompelen, gelijk een bloem, die wegkwijnt op de velden, omdat er wat hapert aan haar wortel.
Ik hoop, dat ook dit geschrift van Wisse deze weerklank heeft.
Zo late dit geschrift wat na voor de lezer(es), die het al mediterend overdenkt, en voor de kerk, die hier haar practicale godgeleerdheid kan indenken. Ook onze kerken hebben te onderkennen het gevaar der vervlakking, die al meer een droef kenmerk wordt van deze tijd. Een gezonde Schriftuurlijke practicale verhandeling als hier geboden wordt is het beste recept tegen deze kwaal.
Hartelijk aanbevolen.

Apeldoorn, J.J. v.d. Schuit.


De dienst aan de kerkjeugd.
De dienst aan de Kerkjeugd is de titel van een nieuw boek, geschreven door de bekende prof, dr K. D|jk, de hoogleraar, die de ambtelijke vakken doceert aan de Theol. Hogeschool te Kampen. Het boek is uitgegeven door de overbekende N.V. J.H. Kok, te Kampen. Over schrijver en uitgever behoeven wij dus niets te zeggen.
Het rapport van de deputaten voor het catechetisch onderwijs, uitgebracht op de Gen. Synode van 1952, is indirect aanleiding geweest tot het schrijven van het hier genoemde boek. Het boek bedoelt te zijn een „min-of-meer" uitgewerkte methodiek voor de catechese, een proeve van leerplan. Die proeve wordt voorafgegaan door een korte uiteenzetting van het karakter en het doel der catechese. In de samenstelling van het leerplan heeft de schrijver voor ogen gehouden het aantal van 30 catechisatieweken per jaar. De schrijver hoopt dat predikanten iets aan dit boek mogen hebben.
Het meest belangrijke hoofdstuk in dit boek is voor ons niet dat, wat het eigenlijke leerplan biedt, maar het inleidende hoofdstuk over het doel en het karakter der catechese. Op de vraag: Wat is catechese? antwoordt de schrijver: „Wij zullen de catechese altijd zien als de aan de ambtsdragers opgelegde taak om, voorzover mensen dit kunnen doen, het jonge, nog rijpende geloofsleven tot ontplooiing te brengen, en door het onderwijs in te werken op heel het leven van dit zaad des verbonds." Verder worden ook nog waardevolle zinnen geboden. Van het gegeven citaat hebben wij enkele woorden onderstreept. Wij kunnen geen andere verklaring geven van deze woorden dan: dus het zaad bezit het geloofsleven; dit bezittende geloofsleven moet tot ontplooiing worden gebracht, voor zover mensen dit kunnen. In dat licht moeten wij dan vanzelf verstaan dat de objecten der catechese zijn de nog niet tot belijdenis des geloofs gekomen kerkleden: het zaad des verbonds. De jongeren zijn „de lammeren van Jezus' kudde", (blz. 10-12). Duidelijk is dus wel dat iedere catecheet van een bepaalde verbondsbeschouwing uitgaat en de verbondsbeschouwing van Dr Dijk spreekt voor zichzelf.
Voor ons is het karakter der catechese: de kerk geeft aan haar gedoopte leden ambtelijk en met gezag onderricht, opdat die leden uit genade komen mogen tot inwilliging van het genadeverbond, belijdenis des geloofs en viering van het heilig Avondmaal. Het geestelijke leven moet door Gods Geest worden gewerkt en het openbaart zich in het geluid des Geestes. De verbondsbeschouwing heeft in elk opzicht invloed op het catechetisch onderwijs.
Dr Dijk citeert een uitspraak van het Convent van Wezel, welke wij heel gaarne doorgeven: „dat alle ijver worde aangewend, opdat de kinderen, wier leeftijd dit veroorlooft, niet alleen leren de woorden van de Catechismus letterlijk op te zeggen, maar ook de inhoud zelf leren verstaan en deze niet alleen in hun geheugen, maar ook in het diepst van hun hart opnemen." Van betekenis is ook de waarschuwing van Dr Dijk tegen het sacramentalisme van de nieuwe tijd. Veel meer is te noemen, dat wij gaarne onderschrijven. Herlezen moeten onze jongeren: Wat onderscheidt de Catechese van andere geestelijke arbeid onder de jeugd? Heel belangrijk is ook wat de schrijver zegt over de wenselijkheid en de mogelijkheid over „coëducatie, de gemengde catechisatie. Deze wordt door hem aanbevolen. Hij verwacht er goede vruchten van voor de kerk. Voor kleine catechisaties hebben wij dat altijd wel geaccepteerd; voor de catechisaties met vele leerlingen, zijn er wel moeilijkheden. Dr Dijk werkt verder een verdelingsprinciep uit. Een rooster voor de werkzaamheden van de predikant is waard ernstig overdacht te worden. Geheel zijn wij het met onze collega eens als hij schrijft dat de predikant, wat zijn werk betreft, er maar niet wat op los moet leven zonder plan voor de arbeid. Hoofdstuk III behandelt hoe de leerstof moet worden verdeeld. Hoofdstuk IV bespreekt de methode der catechese. Hoofdstuk V wordt gewijd aan de hulpmiddelen bij de catechese. Veel literatuur wordt door de kenner van dit ambtelijk vak met talent besproken. Over sommige gedeelten kan verschillend worden gedacht, maar heel belangrijk is van alles kennis te nemen. Ook over de orde op de catechisatie worden waardevolle opmerkingen gemaakt.
Het tweede deel van het boek handelt over methode en leergang. Wat hier geboden wordt is inderdaad van betekenis voor de catecheet. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat elke definitie voldoet en elke voorstelling van zaken bevredigt. Wij geven maar één voorbeeld: bij de Doop wordt „bezegeld vergeving, vernieuwing, saamhorigheid met de gemeente van Christus", (139) En dan deze zin: „De gronden voor de kinderdoop moeten wij zoeken in de beschouwing, die de Schrift van de kinderen der gemeente heeft; zij rekent ze bij Gods volk; bij de kudde; tot hen, die in de Heere zijn, Ps. 8; Hand. 2:39; Efez. 6:1; dit doet de Schrift, omdat God Zijn genade uitwerkt in de lijn der geslachten, enz. (140) Voor iedere lezer zal wel duidelijk zijn dat wij deze omschrijvingen niet voor onze rekening nemen. Wij beklemtonen gaarne wat de Heidelbergse Catechismus zegt van de sacramenten: de beloften van het Evangelie des te beter te verstaan geven en verzegelen, enz. (antw. 66). Over de exegese van de geciteerde teksten is ook nog wel wat op te merken in dit verband.
Al hebben wij dus bezwaren, en wel bijzonder wat de beschrijving van het karakter der catechese betreft, in verband met het doel, en de beschouwing der objecten, der catechese, wij hebben veel lof voor wat dit boek verder biedt. Voor de methode en de leergang der catechese is dit boek een uitnemende handleiding. Niet om slaafs te volgen, maar om er winst mee te doen. Er moet veel meer werk gemaakt worden van de catechese. Eveneens van het huisbezoek, ook in verband met de jeugd der gemeente.

L.H. v.d. Meiden


Maandagse catechisatie,
door B. Smytegelt. Uitgave van W.H. den Hertog te Utrecht. Prijs geb. ƒ 15.-
Smytegelt behoort tot één van de meest bekende oude schrijvers. Wie heeft nooit gehoord van de 145 predikatiën over het gekrookte riet?
In dit werk behandelt Smytegelt naar aanleiding van de Heidelbergse Catechismus de Gereformeerde Leer.
Men moet even aan taal en stijl wennen, als dit boek U zal toespreken.
Men vindt hier een beeld van het Gereformeerd piëtisme uit zijn bloeitijd.
Wanneer men steeds een schrijver moet zien in het raam van zijn tijd, zo kan ik begrijpen, dat Smytegelt een schoon gedeelte schrijft over de Raad des Vredes, blz. 272, waarin hij wèl gedocumenteerde dingen zegt aan het adres van allen, die van dit Verbond des Vredes, of van dit verbond der verlossing niet willen weten. Hij noemt deze Raad des Vredes terecht: de grondslag, langs welke de drieënige God Zich verheerlijkt om zondaars zalig te maken, blz. 274.
Alleen heeft hij niet voldoende het onderscheid vastgehouden, dat er altijd blijft tussen het verbond der verlossing en het verbond der genade. Van daar dat hij enerzijds een te enge verbondsbeschouwing opbouwt, alsof het sacrament alleen de uitverkorene betrof, blz. 289, en dan weer een breder standpunt zoekt, als hij van alle kinderen schrijft, dat ze mede behoren tot het verbond, blz. 296, en dat „de kinderen van het O.T. werden besneden en die van het N.T. moesten niet ongelukkiger, maar gelukkiger zijn", blz. 296.
Al behoort Smytegelt niet tot hen, die pleiten voor de „vroegdoop" toch zegt hij op blz. 292: „Het kind moet hoe eerder hoe beter gedoopt worden. Gij moet U verbeelden, dat Uw kind vol gebreken is en daarom ten spoedigste aan de drieënige Verbondsgod moet opgedragen worden, opdat Hij zich over hetzelve ontferme. Gij moet hier doen, evenals wanneer uw kind vol lichamelijke gebreken was, dan zoudt gij niet verzuimen om het te laten genezen", blz. 292.
Het is geen wonder, dat bij zulk een beschrijving het wel noodzakelijk is om uitdrukkelijk te zeggen, dat het kind door de doop geen genade krijgt.
De uitgever wil het ons gemakkelijk maken en U kunt in twee-maandelijkse termijnen en zelfs in vijf-maandelijkse termijnen betalen.
Hoe veel schoons en goeds Smytegelt en met hem de na-reformatorische tijd ook heeft, de Reformatorische tijd zelf geeft klaarder geluid, en is in de verbondsleer meer Schriftuurlijk-confessioneel gefundeerd.
Dat zegt niets ten nadele van Smytegelt, maar dat zegt wel, dat ook hij was een kind van zijn tijd.
Hoe dichter bij de bron der Reformatie, hoe klaarder de stroom.
Daarom wint Calvijns verbondsleer het van Smytegelt, ook al zeg ik hiermede niet dat deze twee elkander niet zouden kunnen vinden.
Misschien zegt dat ook nog iets aan het adres van Ds. H. Ligtenberg, die een „voorwoord bij de derde druk" schreef.

Apeldoorn, J.J. v.d. Schuit.


De openbaring Gods in het Nieuwe Testament,
door Dr F.W. Grosheide, uitgave van J.H. Kok te Kampen, geb. ƒ 7,90.
Al is de titel van dit boek niet naar de zin van de schrijver zelf, gelijk uit het „woord vooraf" blijkt, hij schijnt geen kortere en geen duidelijker te hebben kunnen vinden, dan die, waaronder hij thans dit boek aanbiedt. Het boek wil een ontwikkeling der Godsopenbaring in het Nieuwe Testament laten zien, en bespreekt de inhoud en het karakter der Bijbelboeken, die wij tot het Nieuwe Testament rekenen.
De schrijver onderscheidt drie perioden. De eerste geldt het werk en de prediking van Jezus. De tweede raakt de Christelijke Kerk in haar wording. De derde beschrijft de gevestigde Christelijke Kerk, waarin de dwaling werd bestreden.
Een boek, dat voor de kennis van het Nieuwe Testament van betekenis kan geacht.
Hoe meer de Schrift in haar organische grootheid wordt verstaan, hoe meer zij haar plaats in het organisrne der theologie kan bevestigen. Het is deze organische grootheid, die in het Nieuwe Testament is en in dit boek wordt belicht.
Daarom is dit werk voor de kennis van het Nieuwe Testament een aanwinst, zowel rakende de canoniek als de exegese.
Als de studie van de uitlegging der Schrift gepaard gaat met de ontwikkeling der openbaring (historia revelationis) zal zowel exegese als canoniek hiervan de vruchten plukken.
Daarom worden hier de lijnen getrokken, die door het Nieuwe Testament lopen om te beter de resultaten der Schriftuitlegging te waarderen.
Een boek van grote waarde voor elke Bijbelonderzoeker.

Apeldoorn, J.J. v.d. Schuit.


Om de eenheid en vrede der kerk,
door Johannes Calvijn, uitgave van H.A. van Bottenburg's Boekhandel Amsterdam, prijs geb. ƒ 7,90.
Dit boek is een vertaling van één der weinig bekende werken van Calvijn. De vertaling is verzorgd door Dr. D.J. de Groot, en wij mogen de Vertaler dankbaar zijn voor deze arbeid.
Het boek is én om zijn historische én om zijn dogmatische inhoud van zeer grote betekenis. Wie de tijd der Reformatie en de verbondsleer van Calvijn nader wil leren kennen, leze dit boek.
Historisch verplaatst het ons in de tijd van het bekende „interim", toen door een soort pacificatie de toenadering werd gezocht tussen Roomsen en Protestanten. Het was dit stuk, dat op de 15de Mei 1548 door de Keizer aan de Rijksdag te Worms werd aangeboden. Het Interim of voorlopige regeling bepaalde, dat in afwachting van de besluiten van een algemeen concilie er vrede zou zijn tussen Roomsen en Protestanten, en dat de eenheid ker kerk zou moeten worden hersteld.
Het was Calvijn, die dit Interim aan zeer scherpe critiek onderwierp. Calvijn liet op het titelblad van zijn boek afdrukken: wacht U voor de zuurdesem der Farizeeën.
Van meer betekenis is nog de dogmatische inhoud van dit boek.
Allereerst volgt hieruit een oecumenische positie.
Alle oecumeniciteit moet een dogmatische Schriftuurlijke basis bezitten. Men mag bij oecumeniciteit niet een exclusivisme huldigen om alleen eigen kerk te zien in de glorie van haar bestaan. Men mag evenmin 'n inclusivisme aanvaarden om interim, of een soort pacificatie op te roepen, die de Reformatorische waarheden tot antiquiteit maakt.
Dr. De Groot zegt ervan op blz. 11-12:
En ten slotte leven wij in een tijd, waarin de roep om eenheid der kerk en om vrede onder de christenen zeker niet minder luid wordt gehoord, dan toen deze bladzijden door de grote hervormer werden geschreven.
De verhoudingen liggen tegenwoordig wat de oecumenische vragen betreft anders, dan in de dagen van het Interim. Dit neemt echter niet weg, dat de grote waarheid, die door Calvijn centraal gesteld werd, ook heden voor elk werkelijk oecumenisch streven normatief behoort te zijn. Wanneer hij er zware nadruk op legt, dat de ware eenheid en vrede der kerk alleen mogelijk zijn door de band van het ware geloof en onvoorwaardelijke onderwerping aan het ganse Woord der Schriften, die van Christus getuigen, wijst hij daarmede ook nu aan kerk en Christenheid het enige kompas aan, waarop zij bij haar oecumenisch streven veilig kunnen varen".
Zulke woorden zijn van betekenis, als men thans moet denken aan die halfslachtige figuren in het Gereformeerde Kamp, die liefst zagen, dat wij als Gereformeerde groepen met pak en zak overliepen naar de Wereldraad van Kerken.
Wanneer Dr. De Groot in een negental hoofdstukken de positie van Calvijn heeft laten zien in deze pacificatie stroming, geeft hij in Hoofdstuk 10 een „Naschrift", of „Aanhangsel".
Het is dit „Naschrift" dat in zijn scherpe formulering ons de Hervormer van zijn meest dogmatische zijde laat zien vooral ten opzichte van de verbondsleer. Als ooit duidelijk is geworden, wat Calvijn onder verbondsheiligheid verstaat, zo kan dit gedeelte het ons in het kort leren.
Op blz. 195 lezen wij, dat Calvijn schrijft:
„In mijn commentaar op het zevende hoofdstuk van de eerste brief aan de Corinthiërs zeg ik immers: „Hoe is deze uitspraak, dat de kinderen van godvruchtige mensen heilig zijn, te rijmen met die, welke hij op een andere plaats meedeelt, dat zij van nature allen kinderen des toorns zijn? En eveneens met de verklaring van David: ik ben in zonde ontvangen? Mijn antwoord is, dat de verbreiding van de zonde en der verdoemenis in het zaad van Adam algemeen is, en dat daarom allen tot de laatste toe, hetzij zij van de gelovigen of van de goddelozen afstammen, onder deze vloed besloten zijn. De gelovigen immers verwekken hun kinderen niet door de Geest, maar door het vlees. Daarom is de toestand der natuur in allen gelijk, zodat zij zowel aan de zonde, als aan de eeuwige dood onderworpen zijn. Wat echter het feit betreft, dat de Apostel een bijzonder voorrecht toekent aan de kinderen der gelovigen, dit vloeit voort uit de weldaad van het verbond, wanneer deze er bijkomt wordt door haar de vervloeking der natuur weggenomen en worden zij, die van nature onheiligen waren, door de genade van God geheiligd".
En wat Calvijn onder deze verbondsheiligheid verstaat zegt hij in deze zelfde commentaar, wat te lezen is op blz. 184:
„Hierop heeft ook betrekking, dat Paulus hen om hun eer te bewijzen heiligen noemt (1 Cor. 7:14) daarmee immers geeft hij te kennen, dat zij door het recht des verbonds van het gewone zaad der mensen worden afgezonderd".
Behalve deze verbondsleer is ook van groot belang, wat Calvijn hier schrijft over de vrouw en het ambt, blz. 196-197.
Niet minder wat Calvijn schrijft over successie, het vraagstuk, dat tegenwoordig aan de orde wordt gesteld, nu er een grote anglikaanse stroming door de liturgie vaart. Calvijn ziet de successie in de leer en schrijft:
„Ja, ik ga zover, dat ik zeg: Laat de paus gerust opvolger van Petrus zijn, als hij ook maar de dienst van een apostel verricht. Waarin echter bestaat de opvolging anders, dan hierin, dat de leer voortdurend wordt gehandhaafd".
Dit boek kan ons leren, dat wij altijd hebben na te speuren, in welke zin bedoelt Calvijn de „heiligheid", als hij het heeft over het verbond.
Ik heb tevergeefs gezocht naar Calvijns zienswijze om de bondelingen te houden voor levende leden van Christus' lichaam, ook al noemt Calvijn de bondelingen „kinderen Gods" en „erfgenamen van het Koninkrijk".
De kinderen liggen volgens Calvijn wel onder de belofte der wedergeboorte, maar daarom houdt hij ze nog niet voor wedergeboren.
Hoe meer Calvijn bestudeerd wordt, hoe meer de Reformatorische verbondsleer haar plaats zal ontvangen in de kerken van Gereformeerd belijden.
Ook dit boek kan aan deze positie meewerken.
En ik meen, dat Dr. De Groot dan niet weinig dankbaar zal zijn.

Apeldoorn, J.J. v.d. Schuit.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1954

De Wekker | 4 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1954

De Wekker | 4 Pagina's