Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde CLII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde CLII

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de bespreking van de door artikel 33 van de Kerkorde geëiste geloofsbrieven dient nog een enkele zaak naar voren te komen. De vraag kan gesteld worden, of er een kerkelijk vastgestelde tekst voor de geloofsbrieven naar de meerdere vergaderingen bestaat. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Er zijn wel gedrukte formulieren in de handel, bijv. voor de afvaardiging naar de classicale vergaderingen, maar de tekst daarvan is niet kerkelijk vastgesteld. Het is ook niet nodig. Prof. dr. H. Bouman schrijft in zijn Geref. Kerkrecht, II, blz. 61 V.: „Een bepaalde en vaste vorm is er voor een lastbrief niet noodig. De lastgever moet zelf weten, op welke wijze en in welken vorm hij binden wil. Echter moeten wel op den lastbrief vermeld staan de namen van de afgevaardigden en de lastgeving. Voorts is noodig, dat duidelijk wordt uitgedrukt, dat men de afgevaardigden zendt volgens accoord der kerkelijke gemeenschap, dat zij namelijk gebonden zijn aan Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening. Het is wel niet noodzakelijk, dat dit met zoovele woorden is uitgedrukt, omdat dit in Art. 81 is vermeld, maar wel is beslist noodig, dat de afgevaardigden gezonden worden om namens de zendende kerk deel te nemen aan de beraadslagingen en besluiten der meerdere vergadering volgens de bestaande kerkenordening".
In vroeger eeuwen werd meermalen nadrukkelijk geëist, dat de lastbrieven ook zouden bevatten de belofte van onderwerping aan de besluiten der meerdere vergaderingen. Vanwege het belang van deze zaak geven we hier enkele voorbeelden.
Op de vergaderingen van de Hollandse Synode te Haarlem, 1582, werd de geloofsbrief van de afgevaardigden van de classis Haarlem becritiseerd. Daarin stond o.a., dat de classis „de saecken, van haren gecommitteerden geapprobeert, getrouwelick wilde achtervolgen". Dit gaf de Synode aanleiding om de afgevaardigden van de classis Haarlem over deze zaak te horen, want hier stond ontzaglijk veel op het spel. De indruk toch werd gevestigd, dat de Haarlemse classis alleen die besluiten van de Synode zou erkennen, waarmede de afgevaardigden van de classis hun instemming hadden betuigd. Indien dit de bedoeling van de classis was, zou dit niets meer of minder betekenen dan de ontbinding van het kerkelijke leven. De bespreking met de afgevaardigden der classis liep bevredigend af. De Synode sprak uit, dat „in den synoden om ordeninge te houden na den meesten stemmen (als de saecke overwogen is) besloten wort, ende soe yemant hem daerinne beswaert vindt, dien is toegelaaten de saecke tot meerder vergaderinge te brengen". De afgevaardigden van de Haarlemse classis verklaarden, dat dit ook hun mening was!, Reitsma en v. Veen, Acta der prov. en part. Synoden, I. 91.
In de Acta van de Synode van Leiden, 1592, lezen we: „De dienaeren ende ouderlingen der kercken ende classen deses synodi zyn gecompareert ter vergaderingen ende hebben hare credentiebrieven overgegeven, dewelcke gelesen ende goet gekendt zyn, alleenelyck dat in somige nyet gesteldt en was, dat de classen, die haer gesonden hadden, oock wilden approberen ende voor goet houden tgene in synodo conform den woorde Godts ende kerckelycke ordre soude geresolveerd worden, twelck de gedeputeerden der classen, dien het aenghinck, verclaerden zonder achterdencken geschiet te zyn, ende dat oversulcx by heuren classibus geen swaricheyt en soude gemaeckt werden", Reitsma en Van Veen, a.w. II, blz. 423. Er school dus geen kwade bedoeling achter de nalatigheid van de classes, die de belofte van onderwerping, submissie, op de lastbrieven niet hadden vermeld, maar de Synode liet het toch niet stilzwijgend passeren. En het was volkomen terecht, dat de Synode er de aandacht op vestigde.
De Drentse Synode van 1618 bepaalde, dat in de credentiebrieven voortaan moet staan, dat de classen „tevreden sijn hetgeene voer vast ende bundich it holden, wat de sijnodus off il pluraliteijt (meerderheid, H.) off het overwegen ende gewichtigheijt der stemmen sal resolveeren, met verbintenisse dat si haer daernae sullen reguleeren", Reitsma en Van Veen, a.w., VIII, blz. 222.
De Gelderse Synode bepaalde in 1630: „Alle Classen sullen in het stellen van de Credentien, exprimeren (uitdrukken, H.) de beloften, van sig te sullen onderwerpen de Synodale Resolutien, die genomen sullen werden, om alle uytvlugten voor te komen, die hier uyt mogten genomen worden".
De classis Nijmegen sprak in 1632 uit, „dat in de credentien in 't toekomende nagekomen worde, dat ... . ook zoude uitgedrukt worden, dat de kerken, die hun credentien zenden, mede verklaren, dat zij zich (aan) al hetgene conform Gods heilig woord en de kerkelijke orde zak beraamd worden, onderwerpen alsof zij zelf tegenwoordig waren". Bos, De orde der kerk, blz. 132.
De classis Nederveluwe besloot te Elburg in 1633: „In de Credents-brieven van de respective Kerken hujus (van deze) Classis zal uytgedrukt werden de stipulatie van te willen aannemen en nakomen, wat in zulke vergaderingen conform Godts Woordt, ende de gearresteerde Kerken-ordre besloten wordt, anders zullen die niet valideren (rechtsgeldig zijn), Classicaal Hand-boekjen, door Petrus Wynstok, blz. 28.
En om niet meer te noemen herinneren we tenslotte nog aan de critiek van de Synode van Dordrecht, 1637, op de credentiebrief van de classis Den Haag, waarin ook vergeten was op te nemen de clausule van submissie. De Synode vermaande de classis er op te letten, „dat sulx niet meer en geschiede". Knuttel, Acta Zuid-Holland, II, blz. 116.
Bovenstaande uitspraken laten ons zien, dat onze vaderen het gezag der meerdere vergaderingen beklemtoonden. Zij wilden dit gezag door de mindere vergaderingen geëerbiedigd zien. En dat moest zelfs uitkomen in de geloofsbrieven van de afgevaardigden der mindere vergaderingen.

Apeldoorn, J. Hovius.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1954

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde CLII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1954

De Wekker | 4 Pagina's