Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen en verstaan (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen en verstaan (VI)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een getrouwe lezer van de Bijbel heeft een kleine vraag over de vertaling van 1 Sam. 30:19a. Het verschil loopt over de vraag of vertaald moet worden: En onder hen werd niet gemist, enz. S. V.; of: zij misten hoegenaamd niets N..V.; of: zo dat van hen niet het geringste vermist werd; Menge. Meer vertalingen zijn te noemen. Het gaat over de vraag of alleen vertaald moet worden: niet gemist; of: hoegenaamd niets gemist? Heeft dat „hoegenaamd" enige grond? Geeft het een geheel andere zin aan de woorden? Goslinga vertaalt in de Korte Verklaring; zij vermisten niets klein noch groot. Vermoedelijk heeft men in de vertaling met „hoegenaamd" willen verwerken: klein noch groot; of letterlijk van de kleinste tot de grootste De S.V. is hier beter dan de N.V. e a. De vertaling: en zij vermisten niets klein noch groot, van de buit, noch iets van wat zij hun ontnomen hadden: alles heeft David teruggebracht (Goslinga) geeft de tekst zuiver weer. Maar een geheel andere zin geeft een andere vertaling niet. Vrouwen en kinderen werden bevrijd. Niemand was omgekomen. Al het vee, alle have, door de Amalekieten geroofd, werd teruggevonden. Dit is we een duidelijk bewijs van Gods gunst (Goslinga).
Een andere vraag werd gesteld over de betekenis van Pred. 7:16, 17. De pericoop, waarin deze verzen voorkomen, loopt van VS 15—22. De tekst luidt; Wees niet al te rechtvaardig en houdt uzelf niet al te wijs: waarom zoudt gij verwoesting over u brengen ? (Het werkwoord „verwoesten" kan ook betekenen „verbijsterd worden", of: staan). Wees niet al te goddeloos en wees"niet (al) te dwaas waarom zoudt gij sterven voor uw tijd? (of: wees geen dwaas, enz.).
Het spreekt wel van zelf dat de Schrift hier nooit kan bedoelen: ge behoeft het niet zo nauw te nemen met de gerechtigheid of met de zonde. Dat zou zeker dwaasheid en zonde zijn. Wij moeten de verklaring niet zoeken in een of andere zin van: wees geen fitter, geen klager, geen gedurige criticaster van uw naaste, enz. enz. Wij zijn niet klaar met te zeggen : geef u niet over aan grove zonden, enz. Zonde is zonde; gerechtigheid is gerechtigheid. Toch schijnen de moeilijkheden in deze verzen groter dan ze werkelijk zijn. In de werkwoordsvormen wordt uitgedrukt: zich als wijs voordoen, zich als wijs aanstellen. In vs. 15 is er op gewezen dat het in de wereld soms heel anders gaat dan men verwachten zou: aan een rechtvaardig mens zou men een lang en gelukkig leven willen toeschrijven, en zie, het gebeurt meer malen dat die door een ontijdige dood getroffen wordt; terwijl men omgekeerd zou denken dat een goddeloze vroegtijdig zou sterven, en zie, menigmaal kan men opmerken dat die lang leeft. Wanneer nu iemand overdreven rechtvaardig wil zijn en in zijn waanwijsheid meent dat alles in de wereld volgens een strikte vergeldingstheorie behoort te geschieden, dan kan van deze geestesgesteldheid in het licht van de nuchtere feiten alleen maar het gevolg zijn dat hij helemaal de kluts kwijt raakt en volslagen verbijsterd komt te staan. (Aalders, K.V.) Vs. 17 verklaart Dr. Aalders dan op de zelfde wijze. Het is geen vaststaande regel dat de goddeloze altijd een lang leven heeft. Hij kan best onverhoeds door God worden neergeworpen in zijn goddeloosheid, Job 22:16.
Zijn nu alle vragen bij deze teksten opgelost? Wij geloven het niet. Maar duidelijk is wel dat men niet moet denken dit ganse leven om te kunnen buigen naar boven, naar de wegen der gerechtigheid. Wie dat wil betrachten loopt zelf te pletter tegen de macht van liet kwaad. God regeert. Gij denkt wel dat het niet goed gaat en wilt de macht van het verderf keren, maar als gij denkt het beter te weten dan God, komt gij om. Wees niet al te goddeloos; doe niet alsof er geen wet Gods is en gij een vrijbrief hebt om in de zonde te leven en het leven er naar in te richten. Gij speelt dan met de macht der zonde om zo in haar netten verstrikt te worden. Die weg naar beneden is niet ongevaarlijk. De zonde kan een macht worden die u verderft. (Van den Born). In deze opmerking zijn goede verklarende gedachten. Terecht merkt Van den Born op dat wij van dit leven geen hemel kunnen maken. Maar wij mogen er ook geen hel van maken wie dat denkt zal door het verderf worden getroffen. Wij moeten rekening houden met de macht der zonde in deze wereld. Ware wijsheid gelooft dat de Heere recht regeert al kunnen wij alles niet verstaan
Wij moeten de Heere laten regeren en niet menen dat wij rechtvaardiger zijn dan Hij. Laten wij onze roeping biddend en gelovig vervullen, maar ons nooit inbeelden dat de rechtvaardige nooit tegenspoed en kruis ondervindt, vs. 15. De feiten in deze wereld schijnen soms in strijd met de gerechtigheid, maar de wijsheid zal de Heere aanbidden en deze wijsheid is sterker dan tien machthebbers, vs. 19. Stel u dus niet aan als iemand, die meent alles heel wijs te kunnen beoordelen; ge zoudt in het midden der nuchtere feiten totaal vastlopen, verbijsterd staan, ondergaan. En vergeten wij niet dat het gericht Gods de roekeloze zondaar treft. De wijsheid zoekt de dingen te zien in de rechte verhouding tot God en dan zal de wijsheid zich er niet aan stoten wanneer God onbegrijpelijk schijnt te regeren.
De verzen 16 en 17 moeten wij dus bezien in het licht van heel de pericoop, 15—22. Ge kunt telkens beluisteren uit de mond der ongelovigen: gelooft gij nu nog — gezien de feiten — dat God regeert? Het schijnt dikwerf totaal dwaas. Die meent wijzer te zijn dan God, wil het roer omgooien, in zijn eigen wijsheid, maar klaagt daarmee God aan en zal zelf te pletter lopen. Anderen spotten: er is geen God en menen vrij te kunnen zondigen: God verdelgt hen soms onverwachts.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

De Wekker | 4 Pagina's

Lezen en verstaan (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

De Wekker | 4 Pagina's