Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde

Kerkorde (179)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de instituering van een plaatselijke kerk komt nog één vraag ter sprake, die niet van practische betekenis ontbloot is. Het is deze vraag: blijven de personen, die vóór de instituering reeds ambtsdrager waren in een genabuurde kerk (waartoe de leden van de te institueren kerk of „wijk" behoorden), bij de instituering ambtsdrager van de nieuwe plaatselijke kerk? Gesteld, dat er uit een bepaalde wijk of plaats reeds 4 ambtsdragers waren, 2 ouderlingen en 2 diakenen bijvoorbeeld, zouden die dan automatisch de nieuwe kerkeraad vormen? Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Prof. H.H. Kuyper schreef dienaangaande in ,,De Heraut" van 27 Febr. 1938, no. 3136: „Zodra de instituering geschied is, houdt van zelf hun ambt, dat zij aan de genabuurdt kerkeraad te danken hadden, op. Wel kunnen de gemeenteleden hen dan opnieuw voor deze ambten kiezen, maar recht daarop hebben ze niet", (nieuwe spelling in dit citaat van mij, H.).
Het tweede gedeelte van artikel 38 der Kerkorde luidt aldus: „Indien het aantal ouderlingen zeer klein is, kunnen de diakenen volgens plaatselijke regeling mede deel uitmaken van de Kerkeraad, hetgeen altijd geschieden zal, wanneer er minder dan drie ouderlingen zijn". We zullen hier de kwestie, of de diakenen tot de kerkeraad behoren, niet gaan bespreken. Zoals reeds eerder werd opgemerkt heeft de generale synode van 1953 deze zaak in studie gegeven aan de hoogleraren der Theologische School die aan de volgende synode moeten rapporteren. We willen thans natuurlijk niet op dit rapport vooruit lopen. Volgens de bestaande bepaling van de Kerkorde kunnen in plaatsen, waar het aantal ouderlingen klein is, de diakenen tot de kerkeraad worden gerekend. Het is dus geen dwingend voorschrift. Men is vrij het te doen of niet te doen. Alleen, wanneer het getal ouderlingen minder dan drie is, dan moeten ze er bij worden genomen. Zeg, dat er ergens 2 ouderlingen zijn, dan moeten de diakenen tot de kerkeraad worden gerekend, maar het behoeft niet, waar het getal ouderlingen 3 of meer bedraagt. Worden de diakenen er bij gerekend, dan doen zij in de kerkeraad enigszins dienst als hulp-ouderIingen. Dat wil zeggen, dan beslissen zij mede in zaken van kerkregering en tucht.
Omgekeerd beslissen de ouderlingen dan mede in diaconale zaken. Voor het huisbezoek bijv. kunnen dan ook de diakenen worden ingeschakeld, waarbij het dan vanzelfsprekend wenselijk is, dat niet 2 diakenen op stap gaan en 2 ouderlingen, maar dat telkens een ouderling en een diaken samen gaan. Worden de diakenen bij de kerkeraad gerekend, dan kunnen ze in noodgevallen ook afgevaardigd worden naar de classicale vergadering, waar zij dan beslissende stem ontvangen. Overigens geldt volkomen wat ds. J. Jansen opmerkt in zijn Korte Verklaring van de Kerkorde, Kampen, 1952, 3e dr., blz. 177: „Toch is het ook dan (hij bedoelt de gevallen, waarin de diakenen bij de kerkeraad worden genomen, H,) wenselijk, dat de ouderlingen en diakenen elk in eigen zaken overwegende invloed hebben. Wanneer bijv. een censuur met één ouderling in vier diakenen vóór, en één dienaar en drie ouderlingen tegen, zou doorgedreven worden, deugt de verhouding niet en is het beter de beslissing uit te stellen, totdat er overeenstemming verkregen.
De Synoden van 1901 en 1947 hebben nog een synodale bepaling aan dit artikel van de Kerkorde toegevoegd. Ze hebben namelijk bepaald: Een Kerkeraad met diakenen moet uit minstens drie personen bestaan. Het getal der ouderlingen zal niet kleiner mogen zijn dan dat der diakenen.
Deze bepaling spreekt voor zich zelf. Bij de Romeinen gold reeds de regel: Tres faciunt collegium, d.w.z. drie personen maken een college uit. Als er een kerkeraad van 2 personen bestaat, kunnen er toch bij verschil van mening, geen beslissingen worden genomen! En bovendien, wanneer de regering der kerk bij slechts 2 personen bestaat, dan is men volkomen in strijd met wat onze vaderen op grond van de Heilige Schrift hebben gezegd, nl., dat er gemakkelijk tyrannie en menselijke heerschappij kan ontstaan, wanneer de regering der kerk bij één alleen of bij zeer weinigen staat zie Form, bevest. ouderlingen en diakenen. Een kerkeraad mag dus niet uit slechts twee personen bestaan. Er moeten minstens drie ambtsdragers in een gemeente zijn. En, zeggen onze Synoden het getal ouderlingen mag nimmer kleiner zijn dan het getal der diakenen. Dit is eigenlijk vanzelfsprekend. In bijzondere gevallen moet men wel eens tijdelijk toelaten, dat een kerkeraad uit slechts 2 personen bestaat of dat het getal diakenen groter is dan het getal ouderlingen. Zoiets kan immers voorkomen in tijden van oorlog of van epidemieën, waarbij soms velen sterven, of in andere buitengewone omstandigheden. Maar steeds zal er dan naar gestreefd moeten worden de vacatures zo snel mogelijk te vervullen.
Nog één synodale bepaling bij artikel 38 vraagt de aandacht. Zij luidt: De grenzen van de plaatselijke gemeenten zullen in onderling overleg en onder leiding van de Classis vastgesteld worden. Beroep op een meerdere vergadering blijft mogelijk.
De grensregeling moet dus onder leiding van de classis geschieden. Maar niet in deze zin, dat het de schijn kan krijgen alsof alles „van boven af" opgelegd is, doch zo, dat het onderling overleg tot zijn recht kome. Blijft er verschil van mening bestaan, dan kan men in hoger beroep bij een meerdere vergadering gaan. Dit kunnen zowel de leden, wien het aangaat, als de kerkeraden, die er bij betrokken zijn, doen. In de geschiedenis van de kerk hebben de grensregelingskwesties een zekere beuchtheid gekregen. Maar het wil mij voorkomen, dat met overleg en geduld veel te bereiken is.

A. (Apeldoorn), H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1956

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1956

De Wekker | 4 Pagina's