Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Levensverwachting bij het graf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levensverwachting bij het graf

Gij zult mij het pad des levens bekend maken. Ps. 16:11a. Zo heeft hij dit voorziende gesproken van de opstanding van Christus. Hand. 2:31a.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn op weg naar ons eeuwig huis. De polsslag van het eeuwige leven slaat in ons, indien wij met Christus zijn opgewekt, Zijn wij nog in het graf van de dood, dan missen wij het leven. Dan kunnen wij nog geen paaszang aanheffen in geloof. Weten wij goed of wij zijn op de levensweg? Of gaan wij nog gedachteloos, zorgeloos voort op de weg van de dood? De ware gelovigen zullen begeren de polsslag van het leven levendig te gevoelen.
In Psalm 16 hebben wij de paaszang van David over Christus. Dit staat vast volgens de Pinksterpreek van Petrus. Zonder Pasen zou er geen Pinksterfeest kunnen zijn en zonder de Geest van Pinksteren kunnen wij Pasen niet verstaan.
De HEERE maakt David het pad des levens bekend.
Gij zult het doen.
Wij werken ons niet op tot de ware kennis van de HEERE. Die ware kennis, die geloofskennis, is van boven. Zalig worden geschiedt uit genade. Wij kennen van nature die weg des levens niet; wij willen die ook niet gaan. Het bekend maken van dat pad des levens is het werk van God de Vader, in Christus, door Zijn Woord en Geest. Dit GIJ handhaaft de eer van de Vader; het laat sterk uitkomen dat alle heil is in Jezus Christus; het verheft de lof van Gods Geest en bezingt de triumf der genade. De natuurlijke mens ergert zich hieraan, maar genade leert: Alle heil is door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.
De HEERE maakt het pad des levens bekend.
Er is een weg Gods op de aarde, Ps. 67:3. Er is een staat des levens; er is een levensweg, een levenswerkelijkheid, een levensheerlijkheid. Het woord leven wordt hier gebruikt om de volheid van het leven aan te duiden. Het woord leven doet denken aan een, die genezen is en dus blijft voortleven. Hij sterft niet aan zijn ziekte of in zijn nood. Wanneer de vijand hem bedreigt kan hij zingen: Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, maar leven! Het Woord betekent ook opleven. Toen Jakob hoorde dat Jozef leefde en de wagens zag, welke gezonden waren om hem te halen, leefde hij op. Gen. 45:27. Maar bijzonder wijst het woord op het volle, rijke leven, dat de dood achter zich heeft en eeuwig is.
Er is een weg des levens. De HEERE maakt zondaren levend; Hij verzoent hen met Zich; Hij verlost van de dood en heelt de breuk der zonde. Hij brengt hen op die levensweg en voert hen tot de levensheerlijkheid. Hij doet Zijn aangezicht in gunst aanschouwen op dat pad. Dat aanschouwen van het aangezicht van een verzoend God is de gelovigen zoeter dan honig en het missen er van is voor hen bitterder dan de dood. De HEERE onderhoudt dat leven, leert steeds meer het geheim van dat leven kennen en voert de zijnen tot de eeuwige levensheerlijkheid.
David werd door de dood bedreigd. Hij wist goed dat zijn graf gereed lag; het wachtte op zijn stoffelijk overschot. Hij zag zijn eigen graf; hij zag dat graf open en wist dat het niet gesloten zou worden voordat ook hij begraven was. Maar met het oog op eigen graf kon hij zingen van het pad des levens.
Dat pad maakte de HEERE hem bekend. De kennis van die weg gaat van de HEERE uit. Die bekendmaking geschiedt door Gods bijzondere openbaring. Wat de weg des levens is werd aan David en in hem, door Woord en Geest, bekend gemaakt. Hij ontving ervaringskennis van die weg, Ps. 73:24.
Wanneer David zingt: „Gij zult mij . . . . bekend maken", is zijn woord vol levensverwachting. David bezingt bij zijn eigen graf de verwachting van het eeuwige leven. Hij bezingt de opstanding van zijn lichaam. Zijn levenszang is dus wel bijzonder rijk. Dat volle leven glanst hem tegen; de polsslag er van voelt hij slaan. Geen doodsdiepte doet hem vrezen en geen grafverderf verschrikt hem.
Maar hoe kon David zo zingen? Hij is toch maar gestorven. Hand. 2:29 en hij lag al 1000 jaar begraven toen Petrus zijn Pinksterpreek hield. Is hij dan beschaamd uitgekomen in zijn geloof? Triumfeerde het slangenzaad? Niets er van.
David sprak als profeet. Hand. 2:30, 31. Hij zong van de hoogste Profeet, Jezus Christus en zo van het leven in de Levensvorst. Hij heeft die Profeet door het geloof omhelsd en de inhoud van het leven heeft hij bij ervaring leren kennen. Hij heeft de moederbelofte verstaan en geloofd en zijn adventszangen, paaszangen en pinksterhymnen gezongen. David zong van Christus. Sterker: Christus zong van zijn opwekking uit het graf; Hij zong door David; Hij deed David er van zingen en David heeft dat door het geloof verstaan en daarom kon hij in geloof zo zingen bij zijn eigen graf.
Davids levensverwachting bij zijn eigen graf is gefundeerd op het open graf van Christus. Dat graf spreekt van de doodsoverwinning. Christus is in het graf gegaan beladen met de ongerechtigheid der zijnen. Die ongerechtigheid heeft Hij in dat graf begraven. Hij is opgestaan tot heerlijkheid Gods. De grond voor Davids levensverwachting is dus vast. En de kerk onder het Nieuwe Testament kan de paaszangen aanheffen, omdat Jezus overwonnen heeft. Zij leert dat door de Geest van Pinksteren. Door die Geest wordt Pasen recht verstaan en kan worden gezongen: Dood, waar is uw prikkel; hel, waar is uw overwinning!
Hebben wij dit geheim ook leren verstaan ?
Heeft de HEERE ons het pad des levens bekend gemaakt, of beelden wij ons in dat wij op die levensweg zijn? Wie op de weg des levens gaat, leert roemen in God en in vrije genade. Die leert verstaan wat de doodsweg betekent en zijn eigen dood inhoudt. Die komt door Gods Geest tot ware bekering. Gods kinderen gaan niet altijd jubelend hun weg. De vrees voor de dood en de vrees, welke doodsvrucht is, vervult hen vaak, Hebr. 2:15. Dood en leven, droefheid en vreugde, diepte en hoogte des levens, worden goed onderscheiden op hun weg.
Maar soms mogen zij toch zingen van het blij vooruitzicht.
Op hechte gronden.
Velen zingen ook van dit eeuwig leven, maar zullen allen daarom tot de eeuwige levensheerlijkheid ingaan? Ontzettend te moeten horen: Ga weg van Mij, Ik heb u nooit gekend.
Wie met een verlicht oog zijn eigen graf ziet en verstaat waarom dat graf er is, zal leren huiveren en bedelaar worden om genade.
Wie met een oog des geloofs zijn graf geheiligd ziet door het graf van Jezus en weet waarom Jezus begraven werd, zal door de Geest van Pinksteren leren zingen van de opstanding des levens.
Zalig een ieder, die bij zijn eigen graf kan zingen: Maar na de dood is 't leven mij bereid. God neemt mij op in Zijne heerlijkheid.
Gods Geest legge dit lied van de koninklijke zanger ook in het hart en op de lippen van onze beminde Vorstin op haar a.s. verjaardag.

v.d. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1956

De Wekker | 4 Pagina's

Levensverwachting bij het graf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1956

De Wekker | 4 Pagina's