Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wezenlijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wezenlijk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het moet nog altjjd met droefheid geconstateerd, dat er een breuk ligt tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken, en de Gereformeerde Gemeenten. Het is bekend, dat behalve de Gereformeerde Kerken (Synode 1905) ook de Gereformeerde Gemeenten haar verbondsleer in bepaalde formules hebben vastgelegd. Of zulke Synodale uitspraken niet al te veel de weg naar eenheid versperren tussen hen, die toch naar eenheid staan, zal ik hier niet beslissen.
Maar het lijkt mij toch wat al te sectarisch, als de Gereformeerde Gemeenten met een aantijging van de „drie verbondenleer" de vrijheid nemen om de Christelijke Gereformeerde Kerken de rug toe te keren. Dit is te erger en dit wordt een onchristelijke daad, als van de zijde der Christelijke Gereformeerde Kerken al zo menigmaal een poging is gedaan om met de Deputaten der Gereformeerde Gemeenten een samenspreking te houden. Wanneer ooit deze samenspreking zou kunnen en mogen plaats hebben — wat ik persoonlijk van ganser harte toejuich — dan zal deze gedachtenwisseling allereerst moeten gaan over het woord „wezenlijk".
Dit betreft een uitspraak der Gereformeerde Gemeenten, vastgelegd in een Synodaal besluit, dat alleen de uitverkorenen in het verbond der genade wezenlijk begrepen zijn.
Nu is het niet zo algemeen bekend, dat in de Christelijke Gereformeerde Kerk in den jare 1880 ook reeds over deze dingen werd gesproken en geredetwist. Maar niemand heeft daaraan de vrijheid ontleend van kerkscheuring. Niemand dacht eraan, dat hier een confessioneel motief was om als zelfstandige kerkformatie zich te organiseren. Men was veel te bang om het lichaam van Christus te scheuren, omdat men voelde, dat we elkander in de kerk van Christus hebben vast te houden, zolang als het maar kan.
Ik heb hier op het oog de grote strijd tussen Ds. K. Kleinendorst en Ds. A. Littooy. De eerste was het type, van wat wij thans kunnen ontdekken in de boezem der Gereformeerde Gemeenten. De tweede was meer, wat wij de typering zouden kunnen noemen van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Deze beide mannen, elk met hun eigen verbondsbeschouwing, waren toch steeds afgevaardigden op de Generale Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk. Sla bijv. de acta van 1882 op en daar kunt ge lezen in de lijst der afgevaardigden: uit de provincie Gelderland de leeraren J.F. Bulens en K. Kleinendorst, en uit de provincie Zeeland, de leeraren A. Littooy en D. de Pree. Ze dachten er niet aan om een scheuring op te roepen, ook al waren zij het met elkander niet eens, wanneer de vraag moest beantwoord : „met wie heeft God het verbond der genade opgericht".
Ze hebben over deze zeer gewichtvolle vraag broederlijk gedebatteerd en ze hebben ons daarin een voorbeeld nagelaten, wat roeping is en Christenplicht om elkander te ontmoeten, als wij op de basis van Gods Woord met elkander mogen en moeten samenspreken.
Laat ik U eerst het gevoelen van Ds. Kleinendorst geven. Deze beschrijft dit in zijn brochure „wederantwoord" blz. 39 en zegt: wanneer richt (cursivering is van mij v.d. S.) God dat verbond der genade met de zondaar op? Immers als Hij de bekering en het geloof schenkt, in Christus de Middelaar des Verbonds, en hen gewillig maakt den Heere aan te nemen als zijn hoogste goed en tot het enige voorwerp van zijn dienst en verlustiging jer. 24 :21, 24 en zich overgeeft tot een eigendom jes. 54:5. Dan immers wordt God in Christus het eigendom van de Zondaar, en deze wederkerig het eigendom Gods". Was nu Ds. Littooy het met deze zienswijze niet eens. Natuurlijk wel, wanneer het ging om de subjectieve of onderwerpelijke of wezenlijke doorleving van het genadeverbond. Als het woord „wezenlijk" betekent „onderwerpelijk", dat wil zeggen, wanneer het verbond afhankelijk gesteld wordt van onze verhouding tot God, wanneer de positie van de bondeling hier beslist, ja, dan heeft het woord „wezenlijk" in het verbond slechts onderwerpelijke betekenis. Maar Ds. Littooy meende, dat elke bondeling „wezenlijk" in het verbond is en dat dit niet wordt beslist door de subjectieve houding van de bondeling zelf. Immers niet Uw en mijn positie maakt de wezenlijke waarde van het verbond der genade uit, maar God alleen beslist over de wezenlijke betekenis van Zijn verbond. En die wezenlijke betekenis is geen andere, dan de rijke belofte : „Ik ben Uw God". Hoe groot, hoe onbegrijpelijk, hoe bijna onmogelijk deze rijke belofte een aan zichzelf ontdekte zondaar ook moge toespreken, maar dit doet aan de wezenlijke waarde van deze verbondsbelofte niets te kort, en doet er ook niets aan toe.
Dit heeft Ds. Littooy steeds verdedigd in de Christelijke Gereformeerde kerk en toch kon hij met Ds. Kleinendorst aan één avondmaalstafel komen, en in één en dezelfde Kerk dienaar des Woords zijn. Ds. Littooy schreef aan Ds. Kleinendorst in zijn brochure „genadeverbond en Kerk" blz. 43 „Als men zo redeneert en handelt dat men de Heere zeggen laat: Ik richt mijn verbond op met U, en met degenen, die Ik tot zaligheid heb uitverkoren, dan maakt men zich aan inlégkunde schuldig, dan spreekt en doet men vlak tegenover uitspraken Gods, die voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar zijn: (men leze slechts Deut. 29:10 v.v.), dan brengt men een eigenwillige godsdienst in de gemeente, dan houdt men geen plaats over voor het door de ouders zo vaak gebezigde en in de Schrift zo duidelijk uitgesproken woord: Gij zult, zo gij niet gelooft, als verbondsbrekers voor Gods oordeel staan".
Hier zijn twee broeders aan het woord, die elkander konden ontmoeten in één Kerk. Maar de Synode der Gereformeerde Gemeenten weigert elke ontmoeting, maar gaat rustig voort om de Christelijke Gereformeerde kerken te beschuldigen.
In de politiek noemt men zo iets demagogie, d.w.z. het volk ophitsen. In de kerk spreekt men liever van een onchristelijke en onbroederlijke houding.

U. [Utrecht}, S.

P.S. OPHITSEN
Ik lees zo juist „ De Saambinder" van 23 Augustus. Onder het opschrift „HOEVEEL VERBONDEN" durft de Hoofdredacteur Ds. Rijksen te Middelburg het te bestaan het volgende te schrijven o.m. ook aan het adres van Ds. Jongeleen:
„Deze nieuwe verbondsbeschouwing stelt, dat het genadeverbond kan verbroken worden, en dus de bondeling er weder uitvallen kan, wijl het genadeverbond slechts zou zijn een aanleiding van de zaligheid, welke zaligheid het verbond deelachtig maakt, als dit gelovig wordt aanvaard.
Hoe verderfelijk is zulk een leer, hoe misleidend de zielen, reizende naar een alles beslissende eeuwigheid. Zegt Gods Woord niet duidelijk: „En indien gij in Christus zijt, zo zijt gij Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen (Gal. 4:28) ?" Hoe duidelijk laat de Heere het onderscheid, dat er is uitkomen, als Hij tot Abraham, die van Ismael sprak, zegt: Maar mijn verbond zal Ik met Izak oprichten (Gen. 17:21)."
„Nieuwe Verbondsbeschouwing".
„Verderfelijk".
„Misleidend".
O Vader Brakel, die ook al drie verbonden leerde en die schreef in het 16e hoofdstuk, dat handelt over „het verbond der genade" (zie Redelijke godsdienst blz. 367, uitgave Donner 1893):
„Het verbond der genade is gegrond op het verbond der verlossing en de Raad des Vredes, 't welk onverbrekelijk is."
O Vader Brakel, gewogen op de schalen van „De Saambinder"! Gewogen! gewogen, maar „te licht" bevonden.
Er zijn, Gode zij dank, nog andere schalen dan die in de hand van de Hoofdredacteur van „De Saambinder" worden gehouden. Het zijn de schalen van Recht en Gerechtigheid, van Waarheid en Trouw!
Laten allen die hierin belangstellen toch eens lezen dat pracht zevende hoofdstuk van Brakels Boek „Redelijke Godsdienst" dat handelt over „Het verbond der Verlossing".
Ik weerhoud mij van aanhalingen. Het zou te veel ruimte vragen.
Maar ik vraag aan ieder oprecht Christenhart, hoe te oordelen over zulke aantijgingen:
„Nieuwe Verbondsbeschouwing"!
„Verderfelijk"!
„Misleidend"!
Sommigen noemen dit: SCHANDELIJKE OPHITSERIJ.
Ik zou hier liever willen denken aan een woord uit de Schrift: O, Gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd?

U. [Utrecht], S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1956

De Wekker | 4 Pagina's

Wezenlijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1956

De Wekker | 4 Pagina's