Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van Gods beloften geschrapt (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van Gods beloften geschrapt (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De prediking van het Evangelie is de prediking van Gods beloften, het dierbare aanbod van Zijn genade, en die zaken zijn niet te scheiden. Wie dat scheidt, schendt het Evangelie en maakt Gods beloften krachteloos. Onze Catechismus zegt, dat God zelf eerst in het Paradijs het Evangelie geopenbaard heeft en wel in Gen. 3:15, de bekende moederbelofte, de belofte waaruit alle andere beloften zijn voortgekomen. In de prediking van deze eerste en heerlijke belofte heeft God aan een gevallen mens het Evangelie geopenbaard. En als God Abraham het Evangelie verkondigt, dan verkondigt Hij hem de belofte, zeggende: „In U zullen al de volken gezegend worden. Gal. 3:8. Deze belofte is niet alleen tot zegen voor Abraham en zijn zaad, maar ook voor de heidenen tot aan het einde der eeuwen. Met deze belofte werd hem tegelijkertijd betuigd dat hij en alle mensen vloekwaardig zijn, dat hij niet buiten, maar alleen in Christus gezegend kon worden.
Deze prediking van het Evangelie is niet een zalvende prediking van een zoetsappige godsdienst, waarin het fundament ontbreekt. Altijd hebben wij de gemeenten gewaarschuwd voor de bloemhoven van een godsdienstige beschouwing met wat vrome gemoedsaandoeningen. In de prediking van 't Evangelie hebben wij te doen met het woord van God, dat levend en krachtig is en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard; het treft den mens niet alleen tot veroordeling van zijn ongerechtigheid, maar het raakt hem ook in de wortel van zijn eigengerechtigheid. Het gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten. Het Evangelie zet geen lap ongevold laken op een oud kleed, want dat scheurt. Het doet geen nieuwe wijn in oude lederen zakken, want die bersten en dan gaat de kostelijke wijn, die God en mens vrolijk maakt, verloren.
Door de prediking van het Evangelie wordt de zondaar opgeroepen en aangespoord, om tot Gods genade zijn toevlucht te nemen, en dat tot bevrijding van het oordeel, dat hij zich heeft waardig gemaakt. Adam en Eva, die stom van schrik zich verborgen in den hof en zich bedekten met vijgenboombladeren, zaten daar echt niet te bidden om ontferming, want daar was geen pleitgrond des gebeds. God heeft hen door de openbaring van het Evangelie de troon der genade geopend. Daarna bouwden zij het altaar, brachten zij het offer, om door het geloof in Jezus Christus Gods naam aan te roepen.
Als Hosea het oordeel ziet naderen voor het wederspannige Israël, dan wekt hij dat volk door de prediking van het Evangelie, waarin de enige mogelijkheid der waarachtige bekering is, ernstig op tot het gebed. Hij leert het zorgeloze volk, dat het bidden verleerd heeft, een kort gebed, zeggende: „Neemt deze woorden met u, en bekeert u tot den Heere; zegt tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen".
„Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het wérk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden." Hosea 14. De profeet maakt het volk niet bang voor God, hij spreekt goed van God, hij wijst op Zijn ontferming en dat doet hij, daar hij gebogen gaat onder het oordeel Gods, dat gaat over de dienst der zonde. En zo hebben de profeten van uit de rijkdom van Gods genade de bekering gepredikt. De kerk is niet te zuiveren van hypocrieten, niet te brengen tot de praktijk der godzaligheid, door de verkiezing op de voorgrond te stellen. Dat kan alleen door de oefeningen en beproevingen des geloofs. Amos zegt: „Wee de gerusten te Zion en de zekeren op de berg van Samaria." Want in het hart van deze mensen werden de oefeningen en beproevingen des geloofs gemist. Daar Abraham wandelde op den weg der gehoorzaamheid werd hij beproefd op den berg des Heeren tot bevestiging in de staat der genade. En daar Lot naar Sodom afdwaalde, was hij arm aan geloofsbeproevingen tot grote schande voor hem en zijn huis.
Daar de Joden op het voetstuk van hun verkiezing bleven staan als zonen van Abraham, hebben zij niet alleen de onderwijzingen van Christus, maar ook Christus zelf verworpen. Zij wilden niet tot Christus komen om als arme zondaren door Hem gezaligd te worden. Van neutraliteit is hier geen sprake, het is voor of tegen, vergaderen of verstrooien, het is de beslissing van de grote crisis, die in het hart van elk mens plaats heeft ten dode of ten leven. Zeker, Gods kind moet staan naar het zalig en Godeverheerlijkend drinken uit de heerlijke troostbron van Gods verkiezende liefde in Christus. Maar eerst hebben wij dan onze roeping en daarna onze verkiezing vast te maken. De Heere roept ons door het Evangelie tot het geloof in Jezus Christus en dat is de bron van de waarachtige bekering. Door Hem te kussen als een geschenk van den Vader — want Hij heeft gezegd: „Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat" — wordt Christus aangenomen in het binnenste des harten. Dat is het vastmaken van de goddelijke roeping waarmede wij geroepen worden, het is een amen zeggen op Zijn Woord, want die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld dat God waarachtig is. Wij hebben het van node, steeds meer gefundeerd te worden in het Goddelijk roepen, om Hem gehoorzaam te zijn, „want Hij die u roept is getrouw, die het ook doen zal". En zo bekomt het hart in het smaken van Gods vergevende liefde de genietingen van het eeuwige leven.
In de heiligmaking, en dat is het kinderlijk leven met den Heere, maken wij onze verkiezing vast. Door te wandelen in Christus, gelijk wij Hem hebben aangenomen, vinden wij in Hem met steeds meer klaarheid Gods verkiezende liefde. En dan zegt het hart: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst lief gehad heeft". Het kan, niet anders of in de praktijk der Godzaligheid wordt de verkiezing vast gemaakt, en dan zegt het hart: het is geheel en alleen van God uitgegaan. Hier wordt het verstaan, dat de heiligmaking het doel van Gods verkiezende liefde in Christus is. „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde," zegt Paulus.
Het vastmaken van roeping en verkiezing is voor het wandelen op de weg van heiligmaking onmisbaar. „Want dat doende", zegt Petrus, „zult ge nimmermeer struikelen". Door een innig gebruik te maken van de beloften des Evangelies, is het alleen mogelijk als een kind des lichts te wandelen op de weg van heiligmaking. Maar weet, dat ge in al die geloofswerkzaamheden afhankelijk zijt van de dierbare werkingen des Heiligen Geestes, die U zijn beloofd.

Ds. R. Kok.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1956

De Wekker | 4 Pagina's

De prediking van Gods beloften geschrapt (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1956

De Wekker | 4 Pagina's