Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde

Kerkorde (206)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorig artikel hebben we gezien, dat er geen principieel bezwaar is tegen het benoemen van ouderlingen tot kerkvisitator. Maar de Kerkorde laat het in artikel 44 niet toe, zodat het in onze kerken momenteel niet mag.
Er mogen alleen predikanten worden aangewezen voor het belangrijke werk der visitatie. Nu zegt de Kerkorde, dat de classis „ten minste twee van haar meest ervaren en bekwame dienaren des Woords" zal machtigen. In de oude redactie was het: „twee van de oudste, ervarenste en geschiktste". Hier geeft de Kerkorde een bindend voorschrift, dat van grote wijsheid getuigt, want het is zoals Voetius zegt, dat men niet gerust de zware last van de kerkvisitatie kan opleggen aan nieuwelingen en ongeoefenden, of aan hen, die wel door leeftijd en dienstjaren genoeg gevorderd zijn, maar die minder bekwaam zijn voor de kerkelijke practijk en de kerkelijke handelingen. In de dagen van Voetius was het wel gewoonte, om een classis in twee of drie afdelingen te splitsen, bestaande uit de oudste en de jongste helft, of oudste, middelste en jongste derde deel, waarna men dan uit elk der afdelingen een visitator koos of aanwees, om te voorkomen, dat de jongsten en mindergeoefenden niet steeds werden voorbijgegaan. Maar prof. dr. H. Bouwman, Geref. Kerkrecht, II, 177, tekent hierbij aan: „Nu is er ongetwijfeld veel voor te zeggen, dat de jongere predikanten niet steeds voorbijgegaan worden voor de visitatie, wijl deze de practijk van het kerkelijke leven hebben te leeren. Maar men vergete niet, dat de visitatie niet is ingesteld om jonge predikanten in te leiden in de kerkelijke practijk, maar om toezicht te houden op het kerkelijke leven. Het is dan ook niet in overeenstemming met de K.O., dat een classis, zooals wel is geschied, uit hare jongste predikanten de kerkvisitatoren koos, omdat deze het minst tegen het reizen opzagen, onderweg wat lering en ervaring zouden opdoen, en kennis konden maken met de verschillende kerkeraden. Deze handelwijze leidt ertoe om van de visitatie eene bespottting te maken. De visitatie moet ernstig opgevat worden. Het moet er om te doen zijn om het recht, de ordeningen en de heiligheden des Heeren te handhaven, opdat het geestelijke leven en de bloei van de gemeente bevorderd worde. Daarom is de uitdrukking van Art. 44 „van de oudste, ervarenste en geschiktste" zoo goed gekozen." Met deze woorden van prof. Bouwman ben ik het hartelijk eens. Het is bij ons in vele dassen zo, dat alle predikanten benoemd of aangewezen zijn tot kerkvisitator. Dit is geheel tegen de letter en de geest van de Kerkorde. Het is een zeer dwaze maatregel om alle predikanten, ouderen en jongeren, van een classen tot visitator te benoemen. Men kan wel menen, dat er vele dingen voor pleiten om zo te doen, maar het is alleen maar dom en eigenwijs. Hoe eerder dergelijke dingen verdwijnen hoe beter het is. Want de kerkvisitatie is geen spelletje, maar door dergelijke dingen wordt ze wel bijna tot een spelletje verlaagd, of misschien iets minder scherp gezegd, tot een blote formaliteit verlaagd. Ik vdl hier nog gaarne herhalen, wat ik schreef in Het toezicht op de Dienaren des Woords door de kerkelijke vergaderingen, Sneek, 1954, blz. 21: „Voor dit hoogst gewichtige en verantwoordelijke werk zijn mannen nodig, die aan de nodige mensenkennis, rijpheid van oordeel, kennis van kerkelijke zaken en een beleidvol optreden paren. Waar dit uit het oog wordt verloren, zoals, helaas, geschiedt, daar wordt de facto de visitatie voor een belangrijk deel krachteloos gemaakt."
Vervolgens wijzen we er op, dat het reglement op de kerkvisitatie een handleiding is, welk reglement men achter de uitgave van de Kerkorde vindt. Prof. Bouwman zegt terecht: „Al de vragen daarin gesteld moeten met ernst en nauwkeurigheid gevraagd. Maar een visitator mag naar bevind van zaken, naar aanleiding van de gestelde vragen andere vragen stellen, opdat de bedoeling van de vragen bereikt worde", a.w. blz. 173, Hier willen we twee opmerkingen aan toevoegen. Ten eerste: de visitatoren hebben het recht te onderzoeken, of de andere leden van de kerkeraad zich kunnen verenigen met de antwoorden gegeven door hem, die met antwoorden belast is.
Het is mogelijk, dat hij die antwoordt een andere kijk heeft op vele dingen dan de overige ambtsdragers. Het is eveneens mogelijk, dat hiJ door zijn antwoord iets tracht te bedekken. Welnu, de visitatoren hebben het recht om ook de andere ambtsdragers te horen en dezen hebben het recht en de plicht om zich uit te spreken. Het is dan ook beslist fout, indien een kerkeraad vóór dat de visitatie gehouden wordt, alle vragen eens nagaat en bij meerderheid van stemmen het antwoord vaststelt dat op de vragen zal worden gegeven. Zulk een handelwijze is volkomen in strijd met de bedoeling van de kerkvisitatie. Ten tweede: De visitatoren hebben het recht om de predikanten te gaan horen. In vroegere eeuwen werd dit nadrukkelijk voorgeschreven en het gebeurde dan ook metterdaad. Het ware te wensen, dat men het in onze dagen ook eens deed!
Ik onderschrijf van harte wat ds. J. v.d. Sluis opmerkt in zijn De Kerkvisitatie, Kampen, 1903, blz, 32: „Er zijn soms predikanten, wier prediking door hun eigen schuld heel wat te wenschen overlaat. Toch wordt er door den kerkeraad bij de kerkvisitatie over gezwegen. En de kerkvisitatoren, hoewel zij misschien jaren lang uit betrouwbare bron ervan hebben gehoord, doen als of zij van niets weten. In dergelijke gevallen kan het nodig zijn, dat de kerkvisitatoren door het onverwacht horen van zulke predikanten zich op de hoogte stellen om een zelfstandig oordeel te kunnen vellen. Een zacht maar ernstig woord van broederlijk vermaan kan dan soms verbetering brengen en veel kwaad voorkomen."

A.(Apeldoorn), H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1957

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1957

De Wekker | 4 Pagina's