Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. J.J  v d  Schuit als dogmaticus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. J.J v d Schuit als dogmaticus

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu Prof. van der Schuit zijn gouden ambtsjubileum als dienaar des Woords vieren mag, denken wij ook met dankbaarheid terug aan zijn arbeid als hoogleraar.
Ruim dertig jaar gaf hij zijn beste krachten aan onze Theologische School. Meer dan honderd predikanten zijn mede door zijn onderricht gevormd en opgeleid tot het ambt.
Hij doceerde verscheidene vakken, maar hij was toch wel in de eerste plaats dogmaticus. Dat blijkt reeds uit de rede, die hij bij zijn inauguratie op 31 oktober 1922 hield: „Mystiek en dogma". En daarvan sprak ook het afscheidscollege van 16 december 1953 over „De leer der praedestinatie bij Calvijn en Brunner

De dogmatiek moet volgens Prof. van der Schuit een schriftuurlijk en confessioneel karakter dragen.
Alle gereformeerde theologen zullen zich op de Schrift en op de belijdenis beroepen, maar dat bewijst nog niet, dat hun denken echt schriftuurlijk en zuiver confessioneel is. „Bij de uiteenzetting van een leerstuk moet steeds de organische gedachte van Schrift en Confessie aan het woord komen. Niet, wat kunt ge op philosophische wijze van een tekst uit de Bijbel of een uitspraak uit de Confessie maken, maar wat is de doorgaande leer der Heilige Schrift, wat is de voorstelling der waarheid in onze belijdenis".
Schriftuurlijke theologie is een theologie, die zich ten nauwste aansluit bij de H. Schrift, en die dus geen stap verder gaat dan Gods Woord het gedoogt. Een logisch consequente redenering is nog geen schriftuurlijke theologie!
Zo wijst deze dogmaticus ons steeds met nadruk op de H. Schrift als de enige kenbron voor de dogmatiek. En daarom komt hij tevens op voor een onvoorwaardelijke handhaving van de belijdenis, die naar onze overtuiging in alles met Gods Woord overeenstemt. Het is niet voldoende om van gereformeerde beginselen uit te gaan. Men zal zich aan de gereformeerde confessie moeten houden. Gereformeerd is immers alleen datgene, wat door de belijdenis wordt bezegeld
Prof. van der Schuit heeft van de gereformeerde leer gezegd, dat zij het evenwicht wil bewaren tussen voorwerpelijk en onderwerpelijk, tussen belijden en beleven, tussen hoofd en hart. Dit heeft hem steeds voor ogen gestaan.
Hij heeft de subject-object relatie zuiver willen stellen om zowel het objectivisme als het subjectivisme bij de wortel af te snijden. Het komt aan op de harmonie van geloof en weten, van religie en theologie. Het gaat in de dogmatische bezinning om kennis, maar dat is een geheiligd kennen, een kennen met een diepe inslag van waarachtige vroomheid.
Wij denken aan het Schriftwoord: „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt". Dat is het levenscontact met Christus uit Wie alle schatten der wijsheid en der kennis Gods voortvloeien.

Een dogmaticus heeft niet alleen de waarheid Gods te ontvouwen, maar ook de dwaling te weerleggen. Dat laatste heeft Prof. van der Schuit ook niet nagelaten. Menigeen heeft ondervonden, dat hij met een strijdbaar held te doen had!
Ik zou hier in het bijzonder zijn polemiek tegen de theologie van Kuyper en tegen die van Barth en Brunner willen noemen.
Bepaalde speculatieve denkconstructies van Kuyper worden scherp becritiseerd. De potentie-idee heeft heel Kuypers dogmatiek doortrokken. „Gij vindt haar terug in de leer van de Christus als het centrale Hoofd der nieuwe mensheid, waarin de wedergeboorte als in deze centrale Ikheid moet gedacht worden. Gij vindt haar in de leer van Paulus wedergeboren en toch een vijand van Christus en Zijn volk. Gij vindt die in de leer van het eeuwig genadeverbond opgericht met Christus als het Hoofd van dat verbond. Gij vindt die in de bewustzijn-theologie, wanneer gesteld wordt, dat de Heilige Geest niet werkt op het zijn, maar op het bewustzijn".
Ook in het polemisch werk van Prof. van der Schuit treft het ons, dat hij strijdt voor de waarheid, die naar de godzaligheid is. Hij veroordeelt de leer van de sluimerende wedergeboorte ook om deze reden, dat de prediking hier niet aangelegd is op het zijn, maar op het bewustzijn; niet op het hart, maar op het verstand. Zo viert de verstandsrichting hoogtij en raakt het ontdekkende element in de prediking zoek.
Als hij zijn bezwaren inbrengt tegen het supralapsarisme, zijn deze niet alleen van exegetisch-dogmatische, maar ook van practische aard. „Het supra is te begripmatig, staat te ver buiten het heiligdom der Schrift, en metamorphoseert de souvereiniteitsgedachte tot een soort gereformeerd fatalisme. Deze hardheid blijve verre van onze gereformeerde erve
Tegenover Barth en Brunner kiest hij nog weer anders positie dan tegenover Kuyper.
Bij een bespreking van de leer der praedestinatie zegt hij : „Eén van beiden, óf wij. Gereformeerden, hebben ons al de eeuwen vergist, óf zo niet, dan is Barth het grootste gevaar voor deze tijd".
De gereformeerde belijdenis, dat de H. Schrift het Woord van God is, heeft hij tegenover de dialectische theologie met kracht verdedigd.
Ook dan neemt hij geen blad voor de mond. Hier wordt aan de kerk van Christus het fundament van de leer van apostelen en profeten ontroofd, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is. Het Barthianisme is subjectivisme van de ergste soort. Men leeft dan bij momenten, waarin men het spreken Gods hoort, en heeft geen grond onder de voeten, waarop men kan staan.
Het ligt in dezelfde lijn, als hij niet weten wil van gemeenschap met kerken, die het gezag van de Schrift niet beslist handhaven. Vandaar ook zijn felle uitvallen tegen de Wereldraad van Kerken, waarin ook het modernisme alle recht van spreken heeft.
Met de waarheid mogen wij niet transigeren!

Het loont de moeite om na te gaan, bij wie Prof. van der Schuit zich hei meest en het liefst aansluit
Gaarne citeert hij de gereformeerde dogmaticus Bavinck, al kan hij hem niet over de gehele linie volgen.
Verder beroept hij zich dikwijls op Lindeboom en diens geestverwanten, die de beste tradities van de kerk der Afscheiding vertegenwoordigen.
Maar ik meen mij niet te vergissen, als ik zeg, dat hij vooral bij Calvijn ter schole wilde gaan. Dat zal ons niet verwonderen. Het is immers deze grootmeester der gereformeerde theologie, die ons heeft geleerd om ons in ons denken en formuleren door niets anders te laten leiden dan door het Woord van God. Wie heeft de waarheid Gods zo alzijdig in het licht gesteld als hij ?
Het is voor onze kerken van grote betekenis geweest, dat Prof. van der Schuit deze lijnen heeft doorgetrokken. Laten wij dan ook in dat spoor verder gaan!
Dat is niet alleen de plicht der dankbaarheid jegens hem, die ons deze weg heeft gewezen, maar gelet op onze kerkelijke positie is dat ook onze roeping in deze tijd.
Eens is tot Prof. van der Schuit gezegd, dat het zijn opdracht was om te „strijden voor het geloof, dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is". Met een predikatie over dat woord uit de Brief van Judas is hij geïnstalleerd. En in dat teken heeft zijn dogmatische arbeid al deze jaren gestaan. Men pleegt te spreken van iemands verdiensten als theoloog. Het zou echter niet in de geest van Prof. van der Schuit zijn, als ik dat deed. Want hij heeft alleen maar dienend werk willen verrichten. Dienen — dat was het levensideaal van zijn leermeesters Van Lingen en Wisse.
En zo was het ook in het leven van deze jubilerende dienaar des Woords.
Hij heeft het mogen doen op velerlei wijze, en niet het minst als dogmaticus.
Een brandpunt van het dogmatisch denken van Prof. van der Schuit is de verbondsleer. Zijn laatste rectorale rede over het verbond der verlossing sprak ervan, hoe na deze leer hem aan het hart lag.
Liever dan dat ik een overzicht geef van wat hij over andere carlinale leerstukken — als uitverkiezing, heilsorde, Kerk en sacramenten — heeft voorgedragen, wil ik dan ook attenderen op de verbondsleer, die hij zowel thetisch als antithetisch uit Schrift en belijdenis heeft ontwikkeld.
Het kan de lezers van „De Wekker" uit tal van artikelen bekend zijn, hoe hij over het genadeverbond denkt. Er wordt uitgegaan van de wezenlijke eenheid van Oud- en Nieuw-Testament, en er wordt een duidelijk onderscheid genaakt tussen de oprichting en de inwilliging van het verbond, de belofte en de vervulling van de belofte, de schenking en de deelachtigmaking van het heil.
En ook hier heeft de door Schrift en confessie bepaalde leer verstrekkende practische consequenties.
Een gezonde schriftuurlijke verbondsleer, zo schreef hij jaren geleden al, zet de mens, de zondaar, niet neer op de rustbank van een veronderstelde wedergeboorte, maar wijst hem op de knielbank, waar hij met de profeet leert roepen: „Heere, bekeer mij en dan zal ik bekeerd zijn".
De God des verbonds zoekt het kind des toorns midden in zijn verlorenheid op, om hem te zeggen en te verzegelen, dat genade op Gods lippen ook voor hem persoonlijk is uitgestort, en dat Gods Geest hem wil deelachtig maken al wat in Christus is , wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing.
En de laatste grond van onze zaligheid is niet datgene, wat wij persoonlijk ervaren hebben, maar wat God in Zijn Woord als rijkdom der belofte voor het verloren zondaarshart gegeven heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1957

De Wekker | 4 Pagina's

Prof. J.J  v d  Schuit als dogmaticus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1957

De Wekker | 4 Pagina's