Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemene gratie (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemene gratie (15)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Middelaarschap en Gemene Gratie.
Wie over het Middelaarschap denkt, zal zich aanstonds de tekst herinneren: er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus.
Wij kennen het Middelaarschap van Christus meestal niet anders, dan in de breuk der zonde, en wij luisteren zo gaarne naar de juichtoon der overwinnende schare voor de troon van God: „Gij, O lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed".
Wie hieraan iets zou willen afdoen zou de geschiedenis der eeuwen, zou de belijdenis der Kerk, zou bovenal heel het Woord van God tegen zich krijgen.
Dit Middelaarschap der verzoening is zo inhaerent aan de Waarheid, dat wij van een toenadering der kerken, noch van een oecumenische beweging zouden mogen spreken, en nog veel minder daaraan onze krachten zouden mogen geven, als hieraan ook maar iets te kort wordt gedaan.
Deze zoen en kruisverdienste van Christus, deze betaling voor onze zonden, dit Middelaarschap glorieerend in het onkreukbaar recht Gods, is voor mij van zulk een doorslaande betekenis, dat ik zelfs geen "gespreksgemeenschap" begeer met Kerken, die deze fundamentele waarheid laten loochenen.
Maar nu moeten wij ook eens even de andere zijde bezien. Gesteld eens, dat er nooit een breuke in het normale was geschied, dat er geen zonde en geen wonde hun intrede hadden gedaan in deze schepping, zo zouden wij toch op goede gronden van „algemene genade" hebben gesproken. Immers, al wat God onverplicht schenkt en doet in wording en onderhouding van Zijn schepping kan met één woord worden genoemd en bezongen. Dit is „Genade". Daarom vonden wij reeds, dat ook, gelijk de confessie van West Minster laat uitkomen, in het werkverbond nog van „genade" kan worden gerept.
Hoe nu werkt de drieënige God? Wij onderscheiden dan:
de Vader, uit Wien alle dingen zijn;
de Zoon, door Wien alle dingen zijn;
de Heilige Geest, in Wien alle dingen zijn.
Dit woordje „door" is hier van verstrekkende betekenis. Het wijst op een middeloorzaak.
En nu komt de positie van Christus tweevoudig te staan; als Scheppings-Middelaar (Zoon, Logos) als Heils-middelaar (Christus, de Verzoener).
Aanstonds moet worden toegegeven, dat het woord „Scheppingsmiddelaar" in de Heilige Schrift niet is te vinden. Maar wij zullen het wel met elkander eens zijn, dat dit bezwaar niet een reden is om daarom dit woord te schrappen.
Denk eens aan woorden als „Sacrament", Voorzienigheid", „Persoon" en zoveel meer, die ook niet letterlijk uit de Heilige Schrift zijn te noemen, en die wij toch allen zonder enig bezwaar geregeld gebruiken.
Hierom kan er geen enkel bezwaar zijn om het woord „Scheppingsmiddelaar" te gebruiken, als wij daarmede willen uitspreken, dat de tweede Persoon in de Goddelijke Drieënigheid d.i.- de Zoon — de Logos, middeloorzaak der schepping is en blijft.
Wij krijgen dan het Scheppingsmiddelaarsschap en het heilsmiddelaarsschap. Het eerste vindt zijn absolute grond in de wezenseenheid van de Zoon en de Vader. Hier is de Zoon de uitdrukking der gedachten Gods en de voltooier der werken Gods. Dit gaat buiten elk conflict der zonde om. Gemene genade fundeert zich in dit Scheppingsmiddelaarsschap. De mensheid zou, ware zij niet gevallen, een rijke culturele ontplooiing van denken en handelen hebben laten zien, doorlicht en verlicht van al de ideeën Gods, die door de Logos, als de Scheppingsmiddelaar, zijn verwezenlijkt in al de werken Gods.
Letten wij daarentegen op het Heilsmiddelaarsschap zo komen de zaken geheel anders te staan. Hier vloeit alles niet voort uit de Logos, uit het wezensbestaan van de Zoon met de Vader, maar hier hebben wij allereerst te denken aan een Raadsbesluit Gods, waarin niet de wezenseenheid, maar de ondergeschiktheid van de Zoon aan de Vader naar voren treedt.
Als wij in de Heilige Schrift telkens er aan herinnerd worden, dat de Zoon ondergeschikt is aan de Vader, waarvan de Schrift zegt: „dat de Zoon zelf zal onderworpen worden aan Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft", zo hebben wij hier te doen met een dienstknechtsgestalte, voortvloeiend uit dit Heilsmiddelaarsschap. Eer de zonde optreedt is God in Zijn eeuwig raadsbesluit de zonde vóór geweest, en heeft de Vader de Zoon gesteld tot Middelaar om de zonde zijns volks te verzoenen. Hier liggen de fundamenten van het „Verbond der Verlossing" of ook wel genoemd, hoewel niet geheel juist „Raad des vredes". Wat heeft een Brakel veel schoons van dit verbond der verlossing gezegd, en wat hebben al Gods vromen, die niet tot de zuigelingen maar tot de vaders in Christus mogen gerekend worden, uit dit verbond der verlossing, uit deze eeuwige vrederaad hun blijde zekerheid opgebouwd om zich te verliezen in dit eeuwig liefdeleven Gods, die uit en door en om Zich Zelf naar een verloren volk omzag om te betuigen: die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons met Hem niet alle dingen schenken.
Uit deze bewogenheid van dit Heilsmiddelaarsschap, uit het wondere weefsel van deze eeuwige heilsbemoeienis moeten wij leren onze lofzang op te bouwen, als eens de zanger in Israël: „'k zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen".
Waarom gaat God de een voorbij, en zoekt Hij de andere ter zaligheid? Ik denk hier aan het woord bij de profeet Maleachi: Was niet Ezau Jakobs broeder? spreekt de Heere. Nochtans heb Ik Jakob lief gehad. Jakob en Ezau uit één bloede? Jakob was niet beter, dan Ezau. Het ligt niet in de persoon, maar buiten de persoon, als het God gaat om de persoon. Het wonder van Gods vrijmachtige verkiezende liefde gaat altijd ons denken en bidden en danken te boven. Er is een volk, dat belijdt even schuldig te zijn als de grootste der zondaren, en dat toch vrij en blij wil, neen, moet roemen bij de stemvork van het bekende woord: waar genade valt, daar valt genade vrij.
Geen wonder, dat dus het heilsmiddelaarsschap van Christus ons veel dichter bij staat, dan wat niet uit het raadsbesluit onzer zaligheid, maar uit de absoluutheid van het wezen Gods voortkomt, dat niet het zondefeit, maar wel het scheppingsfeit tot oorsprong heeft.
Vandaar, dat over dit scheppingsmiddelaarsschap veel minder wordt gedacht. Toch vergete niemand, dat de achtergrond en de doelstelling van al Gods werken steeds blijft zijn Schepping. De zonde moge tijdelijk optreden, moge inbreuk maken en verwoestend inwerken in alle schepsel — het ganse schepsel zucht — maar uiteindelijk zal de zonde het verliezen en God zal in Christus triumferen. Het gaat door de gebrokenheid weer naar de herstelling, door de dood weer naar het leven — door verlossing naar vernieuwing aller dingen door het Heilsmiddelaarsschap, weer naar het scheppingsmiddelaarsschap, waarin God zal zijn allen en in allen.
De bedeling van het Heilsmiddelaarsschap gaat voorbij.
De nieuwe mensheid met haar nieuw Hoofd Jezus Christus beantwoordt weer aan haar eerste scheppingsroeping. De bijzondere genade heeft de gemene genade hersteld, want deze laatste behoort tot het begin der schepping Gods.
Er zijn teksten in de Bijbel, die over deze beide verhoudingen ons wel wat hebben te zeggen en te leren. Tot de volgende keer.

U. (Utrecht) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1958

De Wekker | 4 Pagina's

De gemene gratie (15)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1958

De Wekker | 4 Pagina's