Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebedsgenezing! (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebedsgenezing! (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het beroep op de Heilige Schrift.
Het is voor elke Christen van het grootste belang, dat hij voor alles wat hij onderneemt zich laat leiden door de Heilige Geest en zich beroept op de Bijbel als het Woord Gods. De voorstanders van de gebedsgenezing doen dan ook graag een beroep op de Heilige Schrift. Hun klassieke tekst is vooral Jacobus 5:14 tot 16. Wij lezen daar: „Is iemand krank onder U? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in de Naam des Heeren en het gebed des geloofs zal de zieke behouden en de Heere zal Hem oprichten en zo hij zonde zal gedaan hebben het zal hem vergeven worden. Belijdt elkander de misdaden en bidt voor elkander opdat gij gezond wordt. Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel".
Nu is het bekend, dat Rome zich beroept op dit woord, als bewijs voor het sacrament van de stervenden. Het is echter heel duidelijk dat hier geen sprake is van mensen die sterven, doch die gezond worden. Dat dat beter (gezond) worden in eigenlijke zin moet worden verstaan, volgt daaruit, dat niet alleen van genezing, maar ook van vergeving van zonden sprake is. Nu gronden de gebedsgenezers vooral hier op hun gevoelens, dat hier sprake is van genezing op het gebed. Geldt dit echter voor elke ziekte? Het verband doet vermoeden dat Jacobus spreekt van ernstige ziekten; voor wie in de gewone weg geen genezing was te verkrijgen. Wellicht geldt het hier zieken, die zich schuldig gemaakt hadden aan zonden die nog niet beleden waren, aan grove ontzettende zonden. Nu is het wel waar dat Jezus duidelijk leert in Luk. 13:1-5 en Joh. 9:3, dat wij niet een oordeel over een bepaalde persoon mogen afleiden uit het feit dat hij zelf of zijn ouders gezondigd hebben. Niet elke ziekte staat in verband met een bepaalde zonde, maar het is even waar dat Paulus leert dat het oordeel Gods over personen kan bestaan in ziekten (1 Cor. 11:30): „Daarom zijn er onder u veel ziekten en kwalen en velen slapen" (het oordeel over het onwaardiglijk eten en drinken bij het H.A.). Jacobus brengt heel zijn betoog van genezen worden in verband met het belijden van zonden. Konsekwent was één der gebedsgenezers, dat hij niet eerder wilde bidden met iemand vóór hij zijn zonden had beleden. De apostel verbindt dus het gebed met de zieke. Goed, wie heeft hier iets tegen? Dat doen wij toch ook? Doch er komt meer. De ouderlingen moeten geroepen worden. Lees dit vooral en onthoud het. Het gebeurt nog al eens dat wij in dagen van ziekte wel de dokter laten roepen, maar de dominee, laat staan de ouderlingen, krijgen geen bericht. Men vertrouwt dus schijnbaar meer op de geneesmiddelen (dokter) dan op de kracht van het gebed (ouderling). Dus de ouderlingen roepen, „Wat moeten de ambtsdragers doen?" Bidden. Dat komt voor bij het wonder van gezondmaking en doden opwekken (Joh. 11:41 Hand. 9:40). Daar komt bij het zalven met olie in de naam des Heeren (Dat komt ook voor in Markus 6:13). Van de discipelen wordt gezegd: en zij wierpen vele duivelen uit en zalfden vele kranken met olie en maakten hen gezond. Van handenoplegging is sprake in Luk. 13 waar Jezus een achttienjarige zieke gezond maakt. Het zalven met olie kan een zinnebeeldige voorstelling zijn van de mededeling van de kracht des Geestes, die in dit geval de genezing tot stand brengt. Toch was die zalving niet in eigenlijke zin de mededeling van genezende kracht. Zij is er slechts het zinnebeeld van. In vers 15 staat duidelijk: „dat het gelovig gebed de zieke behoudt, en de Heere hem zal oprichten". Niet de olie doet het, maar de Heere. Hij is 'de uitdeler aller gaven. Christus geneest, doch Hij wil er om gebeden zijn. Het gelovig gebed is het middel tot behoud. Dat hij zo begere in het geloof niet twijfelende (Joh. 1:6). Dus in het gebed om genezing mag er van geen enkele twijfel sprake zijn. Wie durft bidden om herstel en beweert dat hij genezen wordt op het gebed, mag, ja moet in de overtuiging leven dat hij bidt naar de wil Gods. Het bidden voor elkander staat, naar het ons voorkomt, in verband met onbeleden zonden. Genezing op het gebed wordt hier dus duidelijk geleerd. Dat kwam toen veel voor. Gewoonlijk verklaart men dit zo, dat dit één der wondergaven des Geestes Gods zou zijn. Paulus spreekt ook over de gaven der gezondmaking (1 Cor. 12). De gaven zouden aan de eerste Christenen zijn gegeven, echter allengs hielden zij op en verdwenen toen de kerk de kanon van het N.T. had ontvangen en het Christendom diepe wortels in het volk geschoten had. Toch is dit een tamelijk goedkope redenering.
Nee, wij beweren niet dat alle zieken op het gebed genezen worden. Dat leert de H.S. ons nergens.
Maar toch moeten wij de kracht van het gebed als gave des Geestes niet onderschatten.
Elke geroepen bedienaar des Woords zal in zijn ambtelijke bediening wel eens meemaken, dat hij in bepaalde gevallen bij een ziekbed een drang des Geestes gevoelde om te bidden om herstel, zelfs zodanig dat wanneer hij het amen uitspreekt, de overtuiging ontvangt dat zijn gebed om genezing verhoord is.
Gebedsgenezers beroepen zich op de H.S. Toch leert de Bijbel ons duidelijk dat niet elk gebed om genezing der ziekte wordt verhoord. Denk hier alleen maar aan de doom in het vlees bij Paulus. Hoe stak de doorn hem! Hoe vurig wenste Paulus ervan verlost te worden! Hoe meer arbeid kon hij dan verrichten. „Hierover heb ik de Heere drie malen gebeden opdat hij van mij weggenomen zou worden". Paulus was vurig biddend en toch bleef de doorn. Paulus ontving wel antwoord: „Mijn genade is u genoeg. Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht". Het ziekbed kan ook zijn tot verheerlijking des Heeren. Menig ziekbed werd een preekstoel om de deugden des Heeren te vermelden. Daarbij is het een vraag: „Kan elke zieke het geloof oefenen dat hij genezen wordt?" Is het niet wreed van gebedsgenezers wanneer zij moeten zeggen tegen een zieke die niet genas op het gebed: „U hebt geen geloof". Elk gebed moet tot basis hebben: „Doch niet mijn wil, maar de Uwe geschiedde". Dan wordt het goed. Trouwens wanneer elk gebed om genezing verhoord zou worden, dan zou geen gelovig kind des Heeren meer behoeven te sterven. En voorts wanneer de genezing der ziekten een blijvend werk des Geestes zou zijn, dan moet men dit ook aanvaarden van alle gaven des Geestes die in 1 Cor. 12:4-11 worden genoemd. Dat is zuiver konsekwent.

O. (Ouderkerk aan de Amstel) v.D.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Gebedsgenezing! (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1958

De Wekker | 4 Pagina's