Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Bereërs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Bereërs

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 84:4 baart wat moeilijkheden bij de vertaling en de verklaring. Vandaar verschillende mogelijkheden.
Wij lezen eerste de tekst volgens de S.V.:
Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning en mijn God.
Dit wekt de indruk dat de vogeltjes een nest bouwden in Gods voorhof, vlak bij het altaar.
De Kanttekening op de S.V. wekt deze gedachte niet, want wij lezen: Alsof hij zeide: Uw altaren zijn het huis en nest, waar ik naar verlang, enz.
Wij zien dat de S.V. achter „haar jongen legt" een komma plaatst.
Anderen willen een punt-komma, of een punt of een dubbele punt plaatsen.
In elk geval wil men de twee delen van dit vers scheiden. Het tweede gedeelte is dan een uitroep van de dichter. De praepositie voor het voorzetsel „bij" (eth) kan ook voorkomen in uitroepen, schrijft Calvijn. Hij twijfelt er niet aan of de dichter bedoelt — zijn zin afbrekende — uit te spreken zijn groot en sterk verlangen naar de nabijheid van God in Zijn Huis.
In de berijming heeft de bekende Marnix van St.-Aldegonde, deze gedachte ook laten uitkomen:
Een musch of swaelw' heeft in 't gemeyn
Een huysken oft nestken cleyn,
Daer sij haer jongskens legt ter rusten."
(Let op die punt in deze regel).
Dan vervolgt de dichter:
„Mijn God, mijn Coninck, dyn altaer
Is mijnen troost; och mocht ik daer
In dijnen Tempel my verlusten."
Wat Aldegonde bedoelt is duidelijk: Mus en zwaluw hebben een nest. Mijn God en Koning, Uw altaar is mijn troost; mocht ik daar in Uw tempel mij verlustigen. Die gedachte is goed verklaarbaar. Bij Gods altaar weet hij zich dicht bij de HEERE. Eén dag in Gods voorhof is hem beter dan duizend elders.
Wij kunnen dus lezen:
Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt -
bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning en mijn God!
Die laatste zin is een uitroep der ziel, waardoor de vorige zin wordt afgebroken. In die zin, welke is als een uitroep, spreekt de dichter zijn heimwee naar God uit. De vogels vinden rust in heur nesten; de dichter vindt alleen rust bij het altaar van Jahwe, want dit altaar spreekt van de verzoening door het bloed van het Lam Gods.
Die uitroep: Bij Uw altaren....! spreekt van een bewogen ziel, vol geestelijk verlangen naar de gemeenschap des HEEREN.
De vergelijking: de mus heeft een nest bij Uw altaar.... laat mij er ook zijn, drukt niet uit wat leeft in de ziel van de dichter. Die gedachte geeft niet weer het heimwee naar God, laat niet uitkomen wat in vers drie staat: Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des HEEREN, mijn hart en mijn vlees roepen uit tot de levende God.
Een dichter, een ziel, die zó roept, denkt niet zonder meer aan het nestje van een mus, hoe dicht dan ook bij Gods huis gebouwd.
Nu moeten wij dadelijk toestemmen dat de moeilijkheden met bovenstaande niet zijn opgelost. Wij weten ook dat er tal van verklaringen zijn. Ook is ons bekend dat verschillende leringen uit een en ander zijn te trekken.
Terecht is er op gewezen dat wij in de uitdrukking: „Uw altaren" een uitroep hebben van een ziel, welke sterk bewogen is. „Er is in het oorspronkelijke een aandoenlijke, heftige, afgebrokene uitdrukking in die woorden: Uw altaren. Het is waar (zegt David), Gij zijt hier in de woestijn, en ik kan U hier aanschouwen en dienen, maar O! Uwe altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning en mijn God! (John Donne).
Laten wij over een en ander niet twisten, maar ons afvragen of wij dit heimwee naar de gemeenschap met God met bevinding der ziel kennen. Dan weten wij met ons hart te roepen tot de levende God.
Er is zeer zeker verder uit „de mus en de zwaluw" nog wel iets te leren. Daarover in een ander artikel.

v.d.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Voor de Bereërs

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1958

De Wekker | 4 Pagina's