Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overheidssteun bij kerkbouw (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overheidssteun bij kerkbouw (VI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na in enkele artikelen een summier overzicht gegeven te hebben van wat de geschiedenis ons leert aangaande de houding, door de kerken der Afscheiding in de vorige en deze eeuw tegenover toelagen uit 's Rijks schatkist voor kerkelijke arbeid aangenomen, willen we nu vervolgens iets zeggen over het bekende rapport-Sassen, zo genoemd naar Mr. E.M.J.A. Sassen, lid van de 1e Kamer der Staten-Generaal, die als voorzitter optrad van de Staatscommissie, belast met het uitbrengen van een rapport betreffende een regeling inzake het verstrekken van bijdragen aan kerkgenootschappen terzake van de stichting van kerkgebouwen.
Het mag als bekend worden verondersteld, dat in vele gemeenten de gewoonte bestaat om kerkbouw uit de gemeentekas te subsidiëren, hetzij door goedkoop grond beschikbaar te stellen, hetzij door een bepaald percentage in de bouwkosten bij te dragen.
Dit geschiedt sinds vele jaren voornamelijk in gemeenten beneden de grote rivieren, dus in overwegend Rooms-Katholieke gemeenten in Noord-Brabant en Limburg. Door deze gemeenten worden niet slechts Rooms-Katholieke parochies gesubsidieerd, ook Protestantse kerken ontvangen steun. Zo werd b.v. reeds in 1936 een bijdrage uit de gemeentekas van Eindhoven ontvangen voor de bouw van de Chr. Geref. Kerk in die stad. Ook de provincie Limburg verleent subsidie voor kerkbouw. Maar toen men in Nijmegen een voorstel aannam om de bouw van een R.K. kerk te subsidiëren werd dit besluit door de Gedeputeerde Staten van Gelderland vernietigd. De Kroon echter stelde de gemeente Nijmegen in het gelijk. Het was te voorzien, dat onze Regering zich vroeg of laat met dit vraagstuk van subsidiëring van de kerkbouw zou gaan bemoeien, omdat het ontbreken van een algemeen geldende rijksregeling een grote ongelijkheid tussen de burgers schiep. Immers de ene gemeente subsidieerde, de andere gemeente deed het niet. Bovendien was het gevaar lang niet denkbeeldig, dat subsidie aan kerken een twistappel tussen de politieke partijen zou worden, hetgeen het aanzien der kerken zeker niet ten goede zou komen. De Regering benoemde dan ook een Staatscommissie om een rapport over het vraagstuk van het al of niet verstrekken van bijdragen van rijkswege voor de bouw van kerken uit te brengen. De commissie, waarin o.a. zitting had Prof. Dr. K. Dijk, werd op 25 Januari 1956 geïnstalleerd. Ze bracht 29 April 1957 rapport uit aan de Minister. In hoofdzaak komt dit rapport op het volgende neer: de overheid verleent bij elke kerkbouw, die is aanbesteed na 1 Januari 1956 en vóór 1 Januari 1968, een bijdrage in de kosten van de bouw, indien namelijk de betrokken kerk dit aanvraagt. Wil een kerk geen bijdrage ontvangen, dan vraagt ze niets aan. Het rapport onderscheidt dan tussen werkelijke kosten en wettelijke kosten Wat werkelijke kosten zijn is zonder meer duidelijk.
Wettelijke kosten zijn die kosten, die overeenkomen met de kosten volgens een bijgevoegde tabel. Het spreekt vanzelf, dat er verschillen kunnen en zullen zijn tussen de werkelijke en de wettelijke kosten. Zijn de werkelijke kosten lager dan de wettelijke, dan wordt de bijdrage verleend naar de werkelijke kosten. Zijn de laatste hoger dan de wettelijke kosten, dan wordt gerekend haar de wettelijke kosten. Men zou dus de wettelijke kosten de maxima kunnen noemen. Het voorstel van de commissie Sassen is nu om een vierde gedeelte van de wettelijke kosten bij te dragen. Maar, zo wil het rapport, als het Rijk zulk een bijdrage van 25% in de wettelijke bouwkosten verleent, dan mogen provincies en gemeenten geen steun meer geven. Zij mogen slechts dan nog een bijdrage verlenen, boven de rijksbijdrage, indien en voor zover de stichtingskosten veroorzaakt worden door bijzondere eisen of verlangens door of vanwege de provincie of gemeente stelt of geuit en zij bij de vaststelling van de wettelijke stichtingskosten en de bijdrage niet reeds in aanmerking zijn genomen. Willekeurige gemeentelijke en provinciale regelingen worden zo door een algemene rijksregeling voorkomen.
We gaan op de argumenten, die de commissie aanvoert, om tot zulk een voorstel te komen, niet in. Voor ons doel achten we dit niet nodig. Genoeg zij op te merken, dat voorop wordt gesteld, de in brede lagen van het Nederlandse volk bestaande overtuiging, dat een krachtig kerkelijk leven van groot openbaar belang is, terwijl verder gewezen wordt op de gebouwennood met een sterke stijging van de bouwkosten, op de verzwakking van het financiële draagvlak der kerken, op het feit, dat het grondbezit, nodig voor de bouw van kerken, in overwegende mate in handen van de overheid is, enz.
Het zou ons veel te ver voeren indien we al de overwegingen, die de commissie tot het doen van haar voorstel brachten, gingen bespreken en toetsen. We willen het voorstel van de commissie, zoals het in haar rapport is neergelegd, op een paar essentiële punten bezien. Maar dat moet wachten tot een volgende keer.

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Overheidssteun bij kerkbouw (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1958

De Wekker | 4 Pagina's