Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is voor u de lente gekomen? II (Hooglied en schepping III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is voor u de lente gekomen? II (Hooglied en schepping III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan. Hooglied 2:11.

De zangtijd genaakt.
De stilte van de winterdag is voorbij.
Het woud begint te ontwaken en het vogelenheir laat wijd en zijd zijn stem horen. En het is niet alleen de rijke zang van de nachtegaal, die het oor boeien kan, noch ook het lied van de al hoger stijgende leeuwerik, die naarmate hij hoger stijgt al schoner en luider zingt. Neen, het is ook de stem van de tortelduif, die schoonheid en klankvolume brengt in het anders zo stille woud.
Ze zingen in de wijngaard bij beurten, maar hoe ook, de Heere heeft geen stomme kinderen! Ze mogen wat zwaar van taal zijn, ze mogen niet allen even gemakkelijk over hun zieldoorleven kunnen spreken, maar ze zijn welsprekend voor Gods oren. Zegt de Heere niet, dat hij hoort het gekir van de duif, en het gepiep van de zwaluw. God let niet allereerst op vele en op schone woorden, maar op de stem der ziel, die waarheid in het binnenste draagt.
Het zijn allemaal geen Petrussen als op de Pinksterdag, die preken en spreken, maar het zijn wel stemmen, die gehoord worden.
Wat was die Pinksterdag des Nieuwen Verbonds een zangtijd van verrukkelijke schoonheid! Heel de hof van 's Heeren Kerk werd doorademd van nieuw leven. Hier waren brandende harten, lenteharten, die van hoger leven en van zielevreugde klopten.
Hoe lang zal het nog duren, eer de Kerk van Christus als weleer in dit heerlijk lentegroen zal prijken?
Of zijn wij als Kerk des Heeren niet heel ver van dit ontwakend lenteleven weg? Stellig, er is nog wel een kind des Heeren te vinden, dat het goed kan hebben, en dat een zangtijd kent, al is het dan slechts de stem van een tortelduif. Daar worden, Gode zij dank, nog zonnige dagen gekend in het leven van Gods vromen. De Heere is niet een land van uiterste duisternis.
Maar de algemene openbaring, de totale indruk is toch zeker niet, dat de kerk des Heeren een gewaterde hof vol uitbottende levenskracht is.
Zeker, wij kunnen wijzen op een bloeiend verenigingsleven, op een Christelijke pers, op onze Christelijke organisaties, zelfs op een Christelijke dansclub en op een Christelijk toneel. We gaan als Christenjeugd rustig naar de bioscoop en wat voor enige tijd aan enquête werd doorgegeven, toen een onderzoek werd ingesteld naar de jeugd in een van onze Christelijke Gereformeerde Kerken heeft ons voldoende gezegd, dat wij geen uitzondering op de regel zijn.
Dwaas, die meent, dat wij tegenwoordig vooruit gaan, omdat wij zoveel organisatorisch leven en zoveel cultuurweelde kennen en volgen.
Wij zijn als kerk des Heeren in menig opzicht van het heilspoor afgegleden. We zien Gods volk onderling verdeeld, in onvrede en oorlog met elkander.
Wij kunnen natuurlijk allerlei oorzaken noemen en wij kunnen tot ons zelf en tot anderen zeggen, dat wij zulke zwakke en zondige mensen zijn. We kunnen wijzen en wij wijzen op kerkmuren en op tijdsomstandigheden, die zo geheel anders zijn, dan in vroeger eeuwen. Zo zijn wij bezig elkander de blinddoek voor te spelden, maar ik vrees, dat wij met dit alles de oorzaak over het hoofd zullen zien. Zou de oorzaak van zulk een schrale tijd op de heilige erve van 'sHeeren Kerk niet veeleer en veel meer gezocht moeten worden in de bondsbreuk tegenover God? Hierom is het dat er zo weinig tederheid des geestelijken levens, zo weinig lenteschoon te ontdekken valt.
Waar blijft toch de lentetijd, als de bloem des geloofs zo heerlijk bloeit, en wij vol zielevreugd lot en leven, kruis en smart, moeite en zorgen, vertrouwelijk aan de Heere kunnen kwijt worden?
Waar ademt onder onze jeugd de gezonde frisse levensstijl der godzaligheid, die meer let, op wat de Heere van ons vraagt in de dagen onzer jeugd, dan dat we acht geven op de moderne zwaai van het tegenwoordig jeugdleven.
De bloemen worden gezien, maar is het niet veelszins namaak, die het leven nabij komt, maar waaraan toch tenslotte alle leven ontbreekt?
Het leven kent zijn geur en fleur en trekt de levenssappen uit een wortel, die dat leven draagt en voedt.
Als het ons nu maar gaat om de wortel, d.i. om het leven, dat in Christus is en dat uit Christus is.
Gelijk het in het Hooglied gaat om de Bruidegom, zo zullen wij eerst dan dit lied vol van het innig zoekend liefdeleven verstaan, als wij niets anders kennen in ons zoekend streven, dan Jezus Christus en dien gekruist.
In Christus ontsluit zich voor Uw en mijn ziel de tegenwoordigheid Gods, en wij mogen leren opzien tot een verzoend God en Vader. God is voor zulk een niet een verterend vuur, niet gelijk aan de beul, die met 't zwaard des rechts klaar staat, maar Hij toont zich veeleer aan ons als een Vader, die met de arm zijner liefde ons wil dragen en behouden.
O stellig, dan blijven er nog wel raadselen over, want geloven is geen tovermiddel om dadelijk alle raadselen weg te nemen, maar dan mogen we, en dan kunnen we midden in de levenszorgen, midden in die vele onbeantwoorde vragen, die hoofd en hart zo zeer kunnen vermoeien, toch nog van een zangtijd gewagen.
Zegt de dichter niet:
In de grootste smarten,
Blijven onze harten
In den Heere gerust.
Zo zullen wij leren, dat lentetijd en zomerschoon niet kan opwellen uit ons zelf, maar uit God, die het leven heeft in Zich zelf, en het laat opwellen uit Zijnen Christus. Zo zal de moed worden verlevendigd, de krachten worden gesterkt, de weg geopend worden, zelfs, als het moet, door leeuwenkuil en vurige oven. Hier zullen wij kunnen lezen, wat de dichter zegt „God zal Zelf hun leidsman wezen, leeren hoe we wandelen moeten".
De zangtijd genaakt.
De schoonste tijd komt nog.
Eens is de winter voor goed voorbij.
Ik weet het, daar is nog een laatste strijd te strijden. Het geweld des doods is altijd staande aan onze levenspoort.
Maar gelijk dit woord uit het Hooglied van een omzetting spreekt, die ons tekent, hoe uit de sombere winternacht de schoonheid van de lente opspringt, zo zal het eens zijn voor allen, die den Heere mogen verwachten.
Het doodsdal wordt het voorportaal.
De laatste snik de voorslag van een zangstuk, dat de hemel der hemelen doet weergalmen.
O wanneer eens al het tijdelijke zal zijn voorbijgegaan, wanneer wij niet meer tasten zullen in raadselen, en wij in het zonnelicht ons zullen baden, dat nooit, nooit meer door wolken zal worden verdonkerd, dan zullen wij pas verstaan, wat het inhoudt: uit de winter de lente, uit de stormnacht de stilte, uit de klaagtoon de eeuwige jubel der overwinning.
Wanneer eens op al die voorhoofden, hier zo gerimpeld door smart, en soms zo gebogen onder lijden, de naam des Heeren als in goud zal blinken, wanneer eens al die voeten, die hier zo dikwerf op doornen traden, wandelen aan de stranden van de glazen zee, kristal gelijk, en wanneer eens in al die handen die hier het kruishout achter Jezus hebben gedragen, de palmtak der overwinning zal worden gelegd en wanneer alle tranen die hier in droefheid naar God zijn geschreid voor altijd van de ogen zijn afgewist, dan zult gij en ik pas weten, wat een lentezang is, aangeheven door de koren, die kennen het nieuwe lied.
Waarlijk, De zangtijd genaakt.

U. (Utrecht) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Is voor u de lente gekomen? II (Hooglied en schepping III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1958

De Wekker | 4 Pagina's