Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde

Kerkorde (212)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beloofden nog enkele opmerkingen over de particuliere of provinciale synode te zullen maken. De woorden: particulier en provinciaal worden in dit verband nog al eens door elkander gebruikt. Dat kwam vroeger door het feit, dat de grenzen van de particuliere synoden meestal samenvielen met de grenzen van de provincies. Dit was in vorige eeuwen overal het geval behalve in Holland. Deze provincie was in een noorder- en een zuiderkwartier verdeeld en telde dienovereenkomstig twee synoden. In ons tegenwoordige kerkelijke leven vallen de grenzen van de synoden niet meer samen met onze provinciale grenzen, zodat wij thans moeilijk van provinciale synoden kunnen spreken. Wij spreken nu van particuliere synoden.
De particuliere synode is, zoals de Kerkorde zegt, een vergadering van enige classes. Wij hebben momenteel vier particuliere synoden, waarvan 3 uit ieder 3 classen bestaan, terwijl 1 synodaal ressort 4 classen omvat. Elke classis vaardigt naar de vergadering van de particuliere synode 3 predikanten en 3 ouderlingen af. Deze afgevaardigden moeten, zoals bij alle meerdere vergaderingen, voorzien zijn van behoorlijke geloofsbrieven, zoals art. 33 van de Kerkorde zegt. Op deze vergadering hebben zij alleen stemrecht, maar dan natuurlijk niet in zaken, die hun personen of kerken in het bijzonder betreffen, aldus artikel 33. Aangezien deze zaken behandeld zijn bij het genoemde artikel, laten we ze hier verder rusten.
De vraag is meermalen gesteld, of het geen aanbeveling zou verdienen de afvaardiging van predikanten naar toerbeurt te doen geschieden.
Hoewel het in vorige eeuwen hier en daar gewoonte was, dat een classis predikanten naar toerbeurt afvaardigde, hebben onze vaderen zich toch over het algemeen sterk tegen zulk een afvaardiging verklaard. Zo sprak de Zeeuwse synode van Tholen, in het jaar 1602, uit: De classes sullen hare vrijheyt hebben om tot den synodum af te veerdighen, die se achten sullen de bequaamste te zyn, sonder dat nootsaeckelick soude moeten tusschen den dienaren keer gehouden werden. Nadrukkelijk wordt dus gezegd, dat de classen de bekwaamsten zullen afvaardigen en dat het niet noodzakelijk is, dat zij naar toerbeurt zenden. De Zuid-Hollandse synode van Dordrecht, 1590, bepaalde zelfs, dat op elke synode door de classen zouden gedeputeerd worden „een ofte twee van dengenen, die in de voorighe synode gheweest syn". Dit werd gemotiveerd met het feit, dat de ervaring leerde, „datter in de synodale vergaderinghe wel can questie vallen van het verstandt van eenige besluyten des voorigen synode". Alleen in Friesland kende men de bepaling, dat niet tweemaal achtereen dezelfde persoon mocht worden afgevaardigd, synode van Leeuwarden, 1598, hetgeen nog iets anders is dan afvaardiging naar toerbeurt. Vanouds heeft men dus in ons land het systeem gevolgd van vrije verkiezing door de classicale vergaderingen en dat is o.i. ook het enig juiste systeem. Prof. Dr. F.L. Rutgers bespreekt deze kwestie ook in zijn Kerkelijke Adviezen I. Hij keurt afvaardiging naar toerbeurt ten sterkste af. Ze zou wel niet formeel, zegt hij, in strijd zijn met het geref. kerkrecht, maar het zou er toch wel metterdaad mee in strijd komen, omdat het bij algemene toepassing verderfelijk zou zijn voor de Geref. kerkinrichting en kerkregering, en ook in strijd zou zijn met Gods Woord, dat ons spreekt van verscheidenheid van gaven, die God verleent. En hij voegt er aan toe: „Wat zou er in de 16e eeuw van onze kerken wel geworden zijn, en hoe zou het gegaan zijn in den Arminiaanschen strijd, wanneer destijds de Synoden (ook de Dordtsche van 1618—19) enz. waren saamgesteld geweest, niet uit speciaal gekozen bekwame en ervarene en als zoodanig van God aangewezen mannen, maar uit hen, die volgens toerbeurt waren aangewezen, en dus vaak, met uitsluiting van alle bekwamen (daar bij toerbeurt niemand meer dan eens aan de beurt kan zijn) en van alle ervarenen, enkel en alleen uit homines novi (nieuwelingen, H.), misschien zeer geschikt voor hun ambtelijk werk, maar ongeschikt voor de quaesties van kerkregeering en ook geheel zonder ervaring van Synodale werkzaamheid". Rutgers zegt ook nog: „Voor de degelijke en tevens vlugge behandeling van zaken (die in de Synodale vergaderingen absoluut noodig is) en voor het opstellen en formuleeren van zakelijke rapporten en goed geformuleerde conclusies zijn nu eenmaal alle predikanten niet even geschikt (gelijk bij het systeem van toerbeurt wel moet ondersteld worden) en ook lang niet alle ouderlingen even bekwaam en ervaren, om door hunne adviezen in de commissies of sectievergaderingen daarbij inderdaad goed mede te werken.... Er is verscheidenheid van gaven; en kerken, die dit in de praktijk miskenden, zouden daardoor Gods bestel verloochenen, en dat tot hare eigene groote schade. Dat was zoo in alle vroegere eeuwen; en dat is iets, dat nooit verouderen kan", Kerkel. Adv. I, 258,259.
We zijn het hiermede geheel eens. Bovendien zou het practisch al zeer moeilijk uitvoerbaar zijn om alle predikanten naar toerbeurt af te vaardigen! En als dit zou moeten geschieden met predikanten, dan moest het eveneens gebeuren met alle ouderlingen, die in het ressort van de classen wonen, en dat zou eerst recht praktisch onuitvoerbaar blijken te zijn! Daarom wijke men nimmer af van de aloude regel, dat de verkiezing door de classicale vergaderingen van afgevaardigden naar de particuliere synoden en van deze naar de generale synode geheel vrij zij. Natuurlijk kunnen ook bij zulk een vrije verkiezing minder gewenste toestanden heersen, maar dat is dan een zaak van gebrekkige en met zonden bevlekte uitvoering van een beginsel, dat Schriftuurlijk en dus goed is.

A. (Apeldoorn), H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1958

De Wekker | 4 Pagina's