Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus en de rijke jongeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus en de rijke jongeling

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester! wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?Lucas 18:18

Wij moeten altijd weer de aanbiddelijke wijsheid van de Heere Jezus bewonderen.
De wijsheid, die ons toont, hoe Hij de mensen behandelde, Hij wist alle mensen te antwoorden en te behandelen op een wijze, die de ere Gods bedoelde, maar ook hun eigen zaligheid. Met hoeveel wijsheid trad de Heere Jezus de Samaritaanse vrouw, Nicodemus en de Kananese vrouw tegemoet.
Hoe wonderschoon en diep is Zijn woord tot de rijke jongeling, die een geheel verkeerde voorstelling had van zalig worden. Misschien heeft het ons ook iets te zeggen.
Wanneer wij vergelijken hetgeen de evangelisten van deze jonge man getuigen, dan blijkt het duidelijk, dat hij een belangwekkende persoonlijkheid is geweest.
Lucas noemt hem een overste. Dat was geen kwestie van geld alleen.
Hij was een jonge man met kennis, wijsheid en aanleg. Op jeugdige leeftijd schoof men hem al vooruit.
Daarbij was hij zeer godsdienstig.
Het blijkt uit alles, dat hij zich bij tijden omtrent zijn eeuwige toekomst, zeer bezorgd maakte.
Naar zijn woorden geoordeeld, heeft hij het er waarlijk op gezet om 't eeuwige leven te beërven.
Het brandend verlangen om de Heere Jezus te ontmoeten, wordt vervuld.
Hij komt niet gelijk Nicodemus des nachts tot Jezus.
Hij schaamt zich voor niemand. Het doet er niet toe, wat mensen van hem denken.
Hij wil, hij zal zijn diep gevoelde eerbied voor Jezus, de grote Leraar in Israël, openbaren.
Zie, daar valt hij voor de Heere Jezus neer.
Is dat niet prachtig? Niemand onzer moet daar gering over denken.
Onze gewoonte is toch te zeggen, dat niemand aan de voeten van de Heere omkomt.
Gelet op de uitslag, die wij allen kennen, is voorzichtigheid van het gebruik van deze uitdrukking misschien geboden. Toch moeten we er niet gering over denken.
Een man van stand, van eer en aanzien aan de voeten van de Heiland der wereld.
Hier is een houding, die ons haast zou doen vermoeden, dat in dit hart de vreze Gods verborgen ligt.
Wat een gunstig onderscheid bij vele jonge mensen van onze dagen. Ik ben er niet zeker van dat alle jonge mensen van de huisgezinnen, waar ons kerkelijk orgaan „De Wekker", wordt gelezen elke week de inhoud lezen.
Maar ik doe hier toch de vraag aan onze jeugd: „Hebt u uw knieën wel eens voor de Heere gebogen?"
Misschien is de vraag niet misplaatst aan het adres van veel ouderen.
Wij moeten goed begrijpen, dat indien we erfgenamen willen worden van het heilgoed, door Christus verworven, dat dit niet zal gaan zonder te knielen voor de Heere Jezus.
De rijke jongeling knielt voor de Heere Jezus.
Aandoenlijk schouwspel.
Werkelijk hij is een rijke jongeling.
Rijk aan zedelijke deugden.
Rijk aan Godsdienstig leven.
Is het niet rijk als iemand wil weten, wat hij doen moet om na de dood het eeuwige leven te beërven?
Nu wist deze jongeling ook zeer goed, dat het eeuwig leven niet vanzelf wordt verkregen.
Dat daar iets voor gedaan moest worden.
U vraagt misschien: Maar deed deze jonge man er tot nu toe niet veel voor?
Ja, natuurlijk.
Maar, je kan het nooit weten, misschien moet hij er nog veel meer voor doen, dan hij er tot nu toe voor deed. En daarom komt hij met brandend verlangen in de ziel tot de Heere Jezus.
Goede Meester, zegt hij, wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve.
Werkelijk, men zou zo zeggen, dat hij op de rechte weg is. En toch is hij helemaal niet op de rechte weg.
Kijk u maar eens rustig toe.
Goede meester, zegt hij.
Hij ziet dus in Christus een voortreffelijk Leraar.
Hier treedt zijn armoede al direct aan het licht.
Hij ziet in Christus niet de beloofde Messias.
Hij ziet in Christus niet de Zaligmaker van verloren zondaren.
Hij ziet in Christus niet de Zone Gods.
Hij vraagt ook niet naar de weg der zaligheid.
Mogelijk had Christus dan wel terstond gezegd: Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Die weg tot de zaligheid weet hij wel. Het is voor hem de vraag, wat moet ik op die weg zijnde, nu doen.
Hij was wel zeker van zijn zaak.
Het komt niet in hem op om te denken: Zou ik het ook mis hebben, zou die weg ook anders kunnen liggen dan dat ik het mij voorstel?
Hij zal door de weg van het doen tot de zaligheid komen, dat staat voor hem vast.
In zekere zin zouden wij de rijke jongeling heel zwaar kunnen noemen en tevens heel licht.
Zwaar, want 't was in zijn leven gebod op gebod en regel op regel.
Licht, want hij meende, als hij er zich voor inspande, dat hij er in zal slagen de zaligheid te verdienen.
Arme rijke-jongeling!
Zijn volstrekte verlorenheid en verdorvenheid kent hij niet.
Hij kende ook niet de heilsweg van Gods loutere genade.
Hij leefde zonder inzicht in Gods wet en zonder inzicht in eigen bestaan.
Dat is van nature ons aller kwaal.
Ja, hoeveel arbeid de Heilige Geest heeft met de levende kerk, om ze aan het doen te doen sterven, het is mij maar ten dele bekend.
Deze rijke jongeling leefde precies gelijk Paulus vóór zijn bekering.
Daarvan zegt de Apostel: „Zonder de wet leefde ik eertijds.
Dat klinkt heel vreemd. Toch was het de waarheid. Alle mensen, die in het doen leven, leven buiten de wet. Ze kennen niet de ontdekkende kracht der wet. Daarom zijn ze, zolang ze in deze zonde leven, ook niet vatbaar voor de genade.
Genade zegt ze niets. Ze lopen alle dagen in de werkkiel. Het doorgaan door de genadepoort is hen totaal vreemd.
Daarom kennen ze ook niet het stamelen: o God wees mij de zondaar genadig. Daarom is er ook geen honger en dorst naar de gerechtigheid van Christus.
De bangheid van David in Psalm 139, kennen ze niet. De bede: „Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten; en zie, of bij mij een schadelijke weg zij, en leid mij op den eeuwige weg", is voor die mensen een onverstaanbaar iets.
Zo leeft nu een mens van nature zonder de wet. Maar als het ontdekkend licht der wet opgaat over de wereld van binnen, dan moeten we uitroepen: „Heere ik verga, terwijl ik een mens ben vol onreinheid.
Wij zijn van nature precies als de rijke jongeling, heel goedkoop met de woorden doen en goed.
Zo laten we, indien de Heere niet tussenbeiden komt, Hem de genade houden.
Daar is immers geen oog om de genade te zien en geen hart om de genade in te roepen — Arme rijke jongeling!

B. (Bussum) Holtrop.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1958

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus en de rijke jongeling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1958

De Wekker | 4 Pagina's