Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderdoop in geding (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderdoop in geding (5)

De grond van de kinderdoop

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze belijdenis geeft op de vraag: Zal men ook de jonge kinderen dopen? een ondubbelzinnig antwoord: Ja; want mitsdien zij zowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt, zo moeten zij ook door de doop, als door het teken des verbonds, de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het oude verbond of testament door de besnijdenis geschied is, voor welke in het nieuwe verbond de doop ingezet is.

Het genadeverbond.
De belijdenis beroept zich allereerst op Gen. 17:7.
Wij lezen daar van Gods verbondsbeschikking: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
Het verbond der genade blijft niet beperkt tot de enkeling, maar werkt door in de geslachten, en de beloften en eisen van de God des verbonds gelden niet alleen voor de gelovige ouders, maar ook voor hun kinderen.
Gods belofte is zo overweldigend rijk, dat het een nietig en zondig mensenkind te groot kan zijn om te geloven, dat het ook voor hem is. In die belofte geeft de Heere Zichzelf, want Hij verklaart: Ik richt Mijn verbond met u op om u te zijn tot een God.
En om ons te verzekeren, dat Hij meent, wat Hij zegt, en dat Hij ook ons persoonlijk bedoelt met de beloften en eisen van Zijn verbond, heeft Hij het met een teken en zegel willen bevestigen.
Dat teken was onder de oude bedeling de besnijdenis, die de bondelingen behoorden te ontvangen. Onder de nieuwe bedeling is het de doop.
Men kan de kinderdoop dan ook niet verwerpen zonder aan de eenheid van O. en N.T. afbreuk te doen. Maar het valt niet te ontkennen, dat het genadeverbond onder de beide bedelingen in wezen één is.
Het is dezelfde God, Die Abrahams God wilde zijn en ook onze God.
Het is dezelfde Middelaar, de Heere Jezus Christus, naar Wiens komst ook Abraham uitzag en op Wiens heil ook Jakob wachtte.
Het is dezelfde weg des heils, de weg van geloof en bekering.
En zouden de kinderen, die onder de oude bedeling als bondgenoten meegerekend werden, onder de nieuwe bedeling buiten het verbond gesloten worden?
Dan zou door de komst van Christus de genade in dit opzicht verminderd zijn....
Dat zou een smaad voor Christus zijn!

Doop en besnijdenis.
Terecht wordt verwezen naar Col. 2:11,12.
De doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen, zoals ook Barth erkent.
Er waren in Colosse dwaalleraars, die de gemeente trachtten wijs te maken, dat men wat voor had op anderen, als men christen was en bovendien besneden.
Paulus wijst er dan op, dat de besnijdenis geen extra voorrecht geeft. Zij heeft haar vervulling gevonden in de doop en kan daarom voortaan gevoegelijk achterwege blijven.
In dit verband noemt de apostel de doop de „besnijdenis van Christus". Dat betekent, dat de vorm van dit verbondsteken door Christus veranderd is. En daar was een reden voor.
Besnijdenis en Pascha, beide door de Heere ingesteld, waren bloedige sacramenten. Maar nu Christus Zijn bloed heeft gestort, behoeft er geen ander bloed meer te vloeien. Daarom heeft Hij vlak voor Zijn dood het Pascha veranderd in het Avondmaal, en kort na Zijn opstanding de besnijdenis in de doop. „De besnijdenis ging met Christus in het graf, en werd door Zijn opstanding doop".
En zoals de besnijdenis diende om aan de kinderen de verbondsbelofte te bezegelen, zo ook de „christelijke besnijdenis", d.i. de doop.

Hand. 2:39.
Petrus zegt op de Pinksterdag: Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.
Welke belofte wordt hier bedoeld?
Wij kunnen denken aan de belofte, die Petrus uit de profetie van Joel aanhaalde (Hand. 2:17 v.v.). Maar deze staat niet op zichzelf. Zij behoort tot het geheel van de beloften Gods. De vergeving van zonden, en de gave van de Geest, waarover de apostel spreekt, liggen al opgesloten in de verbondsbelofte: om u te zijn tot een God en uw zaad na u.
Eigenlijk is het een oude waarheid, die Petrus hier verkondigt.
Maar het is een nieuwe tijd! Het is Pinksteren geworden, en Pinksteren opent wijde perspectieven! De kerk zal niet meer een volkskerk zijn, maar wereldkerk. En in deze bedeling blijft van kracht: U komt de belofte toe èn uw kinderen.
Wat daarop volgt: „en allen, die daar verre zijn", betekent, dat de kring des verbonds nu veel ruimer zal zijn dan onder de oude bedeling, waarbij de bepaling „zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal" natuurlijk niet bedoeld is als een beperking.
De kerk van het N.T. heeft dus evenals de kerk van het O.T. de belofte Gods voor haar kinderen. De Heilige Geest blijft met het „u en uw kinderen" in de lijn van het „u en uw zaad" van Gen. 17:7.

1 Cor. 7:14.
Deze Schriftplaats verdient nog afzonderlijke vermelding.
Hier zegt de apostel Paulus, dat een vrouw, die christin geworden is, maar wier man nog ongelovig is, niet van hem mag scheiden vanwege zijn ongeloof. „Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door de man. Want anders waren uw kinderen onrein; maar nu zijn zij heilig".
Zo'n gezin telt voor God en voor de kerk mee als een christelijk gezin.
De kinderen zijn „heilig" omdat ze van de kinderen der ongelovigen afgezonderd en toegewijd aan de dienst van God. God heeft ze apart gezet.
Met Calvijn, de Kanttekeningen en vele anderen moeten wij hier denken aan een heiligheid krachtens het verbond.
Deze heiligheid, dit „geheiligd zijn in Christus" kan dan ook in de eerste doopvraag van ons formulier de grond van de doop genoemd worden: „of gij niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen?"

Van Genderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1958

De Wekker | 4 Pagina's

De kinderdoop in geding (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1958

De Wekker | 4 Pagina's