Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Reformatie en het Kerkrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie en het Kerkrecht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat bij iedere ware reformatie der Kerk altijd ten diepste om de heerschappij van het Woord van God in heel het leven der Kerk. Stellen wij, dat dit leven der Kerk in drie werkingssferen functioneert, namelijk in haar leer, in haar dienst en in haar rechtsorde, dan is het duidelijk, dat elke ware reformatie van betekenis is voor de belijdenis, de liturgie en het recht der Kerk, al zullen, naar gelang van tijd en omstandigheden, de accenten verschillend worden gelegd. Welnu, de grote Reformatie der 16e eeuw, waaraan de namen van mannen als Luther, Zwingli, Calvijn en vele anderen verbonden zijn, was maar niet een poging om „geestelijkheid" en „leken" te verbeteren en zedelijk te verheffen en om allerlei excessen weg te nemen, zoals dit beoogd werd door verschillende reformatorische bewegingen in vroegere tijden, maar bedoelde juist de absolute heerschappij van het Woord van God in de Kerk te proclameren en zo veel als mogelijk was te herstellen. Dit betekende, dat ten aanzien van de leer der Kerk de belijdenis van de vrije en souvereine genade Gods weer centraal werd gesteld, dat ten aanzien van de dienst der Kerk o.a. aan de prediking van Gods Woord weer de plaats werd gegeven, die haar toekwam, en dat ten aanzien van de rechtsorde in de kerkelijke samenleving diepe ernst werd gemaakt met de belijdenis: De HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning, Jes. 33:22, of anders gezegd, met de Christocratie.
Het is hier niet de plaats om in den brede de noodzakelijkheid van een hervorming van het Kerkrecht uiteen te zetten; Slechts het volgende zij opgemerkt. In de loop der eeuwen was het Kerkrecht geheel verbasterd en verworden. Het was anti-Schriftuurlijk en daardoor in wezen anti-goddelijk geworden. Het absolute Koningschap van Christus over Zijn Kerk was opzij gezet en daarvoor in de plaats had men de menselijke heerschappij binnengehaald, zij het dan onder de schone leus, dat de Paus van Rome de plaatsvervanger, de stedehouder, van Christus was, als zijnde de opvolger van Petrus. Geheel tegen de Schrift in had men de Kerk verdeeld in geestelijken en leken. Deze laatsten hadden de eersten nodig om zalig te worden en waren tot absolute gehoorzaamheid verplicht. De geestelijken waren, op echt heidense wijze, de middelaars tussen God en het volk. De organisatie der geestelijken was hiërarchisch opgebouwd, en aan de top van deze hiërarchische piramide stond de Paus, die de opperste Leraar, de opperste Wetgever en de opperste Rechter was. Van het recht der gelovigen, die naar de Schrift, zelf profeten, priesters en koningen zijn, en van het recht der plaatselijke kerken was niets, maar dan ook totaal niets, overgebleven, en de Schriftuurlijke ambten waren gedenatureerd. De rechtsorde der Kerk, in haar organisatievorm wellicht geïnspireerd door het voorbeeld van de organisatievorm van het Romeinse rijk, was een caricatuur geworden van die der Apostolische Kerk. Om kort te gaan het Woord van God had wat het recht der Kerk betrof zijn gezag verloren, en daarmee was Christus als Koning der Kerk onttroond en in de plaats daarvan was de mens ten troon verheven.
Luther ontving de genade om met heel dit anti-Schriftuurlijke en antichristelijke kerkrecht van Rome te breken. Op de 10e December 1520 wierp hij buiten de Elsterpoort te Wittenberg de pauselijke bul van 15 Juni 1520, waarin zijn leer veroordeeld werd (de eigenlijke ban-bul is gedateerd 3 Jan. 1521) in de vlammen. Tegelijkertijd verbrandde hij de pauselijke decretalen, oftewel het kerkelijke of kanonieke recht, benevens een aantal scholastieke boeken. Hiermede verwierp de Hervormer heel het Roomse Kerkrecht en doemde het ten vure. Dit was een reformatorische daad van de eerste orde: verwerping van alle menselijke heerschappij in Christus' Kerk. Het was zéker niet, zoals wel beweerd is, een verwerping van àlle kerkrecht, van het kerkrecht als zodanig, neen, het was een radicaal breken met het anti-christelijke kerkrecht van Rome, en hield in beginsel in een terugkeer tot het Schriftuurlijke kerkrecht. Te betreuren is, dat Luthers reformatorische daad ten aanzien van het kerkrecht en de kerkregering niet die kracht heeft gehad, die met het oog op de ere van Christus als Koning der Kerk en met het oog op het welzijn der Kerk nodig was. Luther is, jammer genoeg, niet gekomen tot een positieve ontwikkeling van de Schriftuurlijke beginselen inzake de inrichting en regering der Kerk. Dit lag misschien eensdeels aan het feit, dat hij door de reformatorische worsteling op andere fronten te zeer in beslag werd genomen, maar anderdeels moet de oorzaak hiervan ongetwijfeld gezocht worden in zijn persoonlijke kwaliteiten en ervaringen en in zijn, hiermee verband houdend, theologisch uitgangspunt.
De reformatie, door Luther aangevangen, werd door Calvijn voortgezet en verdiept, ook ten opzichte van het kerkrecht. Men heeft hem wel de vader van het gereformeerde kerkrecht genoemd. Hij heeft de beginselen van dit kerkrecht ontwikkeld en in toepassing gebracht, al moet onmiddellijk worden toegegeven, dat dit laatste hem niet ten volle gelukt is. Hij was genoodzaakt allerlei concessies aan de Overheid te doen. En vanuit Genève hebben de beginselen van het naar de Schrift gereformeerde kerkrecht zich verbreid over Frankrijk, Nederland, Schotland, enz.
Het ligt buiten het bestek van dit artikel om verder op de beginselen van dit kerkrecht, dat uitgaat van het Koningschap van Christus, en dat in het Woord van God de grondwet van de Kerk erkent, dieper in te gaan of ze uitvoerig te schetsen. Alleen zij herinnerd aan het vijftal waarborgen, dat het gereformeerde kerkrecht kent tegen het altoos dreigende gevaar van menselijke heerschappij in en over de Kerk. Het is met name Karl Rieker geweest, die op deze waarborgen de aandacht heeft gevestigd. We geven ze in de volgorde, door hem aangegeven.
1. De dragers van de kerkelijke ambten zijn niet anders dan dienaren van Christus. Als zodanig moeten zij zich zelf beschouwen en als zodanig hebben anderen hen te erkennen. Ze zijn dus geen heren en meesters in de Kerk en geen plaatsvervangers van Christus. De kerkelijke ambtsdragers hebben geen imperium of dominium, waarover zij heerschappij voeren: zij hebben slechts dienende macht. Het is alleen Christus, die heerst in Zijn Kerk, de ambtsdragers hebben te dienen, niet als dienaren der gemeente maar als dienaren van Christus.
Dit zo te zien zal de ambtsdragers bewaren voor zelfverheffing en neiging tot heerschappijvoering over het erfdeel des Heeren, terwijl het anderen bewaart voor overschatting en onderschatting van de betekenis van ambt en ambtdragers.
2. Alle kerkelijke amtsdragers zijn aan elkander gelijk in deze zin, dat niemand van hen zich heerschappij over de anderen mag aanmatigen. Hieruit volgt:
a. Zijn in een gemeente meer predikanten, dan nemen zij naar toerbeurt het presidium van de kerkeraad waar.
b. De meerdere vergaderingen kiezen telkenmale een voorzitter. Zij hebben geen geboren doch een gekozen presidium. De voorzitter is de eerste onder zijns gelijken en zijn ambt eindigt bij het uiteengaan van de vergadering.
c. Niemand wordt met een blijvend ambt van toezicht boven de anderen gesteld.
Alle plaatselijke kerken worden eveneens, zonder het ledental in aanmerking te nemen, gelijkgesteld en als gelijkberechtigd in het kerkverband erkend.
3. Alle gewichtige beslissingen in de Kerk worden door een college genomen, niet door één persoon.
4. Naast de predikanten staan de ouderlingen in de kerkregering, zodat van een domino-cratie, heerschappij van de predikant, geen sprake kan zijn. Om eventuele tirannie van de ouderlingen te voorkomen, heeft de gemeente bij vele gewichtige aangelegenheden een controle-recht, bijv. in de approbatie, en in andere regelingen en bepalingen.
5. De vergaderingen van kerkeraden, classen en synoden dragen een godsdienstig karakter: ze beginnen en eindigen met gebed. Hierdoor wordt Christus als Koning erkend en wordt uitgesproken, dat men niet in eigen naam maar in Zijn Naam beraadslaagt en besluit.
Met diepe ernst heeft het reformatorische kerkrecht, met name zoals het door Calvijn is ontwikkeld, door deze en andere regelingen getracht alle menselijke heerschappij uit de Kerk te weren en de belijdenis van Christus' Koningschap over de Kerk te honoreren.
Dit is één van de kostelijke erfgoederen der Reformatie.
Aan ons de taak dit erfgoed te bewaren!

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

De Wekker | 4 Pagina's

De Reformatie en het Kerkrecht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

De Wekker | 4 Pagina's