Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een alles overwinnend begin I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een alles overwinnend begin I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. Genesis 3 : 15

Er bestaat een oud schilderstuk, waarop is afgemaaid, hoe onze eerste voorouders, Adam en Eva, in diepe smart het paradijs verlaten. De hemel boven hen is zwart, en donkere wolkgevaarten worden door een stormwind voortgejaagd, waardoor nog sterker het droevig beeld van ach en wee, van zondeval en zondeschuld ons aangrijpt. Maar als ge wat nauwkeuriger dit schilderij gadeslaat, dan ziet ge, hoe een klein kruis door die donkere wolken een pad van licht wil wijzen.
Welnu dit is een beeldschrift van het zo bekende woord uit Genesis, hierboven afgeschreven.
Let er dan op, dat God dit woord niet gesproken heeft aan het einde van het strafgericht, maar midden in het oordeel, dat Hij velt. Nadat God de vierschaar heeft gespannen, en het vonnis heeft geveld over de duivel, stijgt opeens een jubelstem der overwinning omhoog, en laat God het sidderend mensenpaar horen, dat het laatste en het alles overwinnende woord in het werelddrama toch aan God zal zijn.
Hier brengt de Heere de paradijsbelofte, dat is de boodschap van genade en vrede in Christus, niet na de straf, maar vóór dat de straf wordt uitgedeeld en vóór dat de mens onder het oordeel bukken moet en voelen zal, dat het zwaar is tegen God gezondigd te hebben.
Merkt ge wel, dat de hand, die slaat, reeds vooraf de balsem gereed heeft om te helen ? Hoe schoon heeft onze Gereformeerde belijdenis dit uitgedrukt in art, 17, waar we lezen — en het is de moeite wel waard om het eens af te schrijven — wij geloven, dat onze goede God door zijn wonderlijke wijsheid en goedheid, ziende, dat zich de mens alzo in de lichamelijke en geestelijke dood geworpen en geheel ellendig gemaakt had, zich zelf begeven heeft om hem te zoeken, toen hij al bevende voor Hem vlood en heeft hem getroost, belovende hem zijn Zoon te geven, die worden zou uit een vrouw om de kop der slang te vermorzelen. Gen, 3 :15 en hem gelukzalig te maken,"
Als we zulke troostvolle woorden uit onze Gereformeerde confessie lezen, hoe is het dan toch mogelijk, dat er nog mensen zijn, die het ons euvel duiden, dat wij met de belofte van het Evangelie tot de verloren zondaar komen, mensen, die alleen maar zitten te puzzelen, of het wel in overeenstemming is met het stuk der uitverkiezing? Als God zelf ons hier voorgaat om een rijke bladzijde van het nog rijker Evangelie ons te laten lezen, als onze Gereformeerde belijdenis hier gewaagt van de geestelijk dode zondaar, die deze troostvolle blaan in de hand wordt gelegd, zullen wij dan eerst gaan tasten naar de verborgen diepte van Gods onnaspeurlijk denken, of zullen wij liever luisteren naar de woorden van onze belijdenis „en heeft hem getroost". Ja waarlijk, hier is de beker der vertroosting voor alles verbeurd hebbende schepselen, die niet naar God vragen, maar van God wegvluchten.
Reeds deze eerste bladzijde van de Bijbel zingt ons toe:
Barmhartig is de Heer,
ja zeer genadig
Schoon zwaar getergd,
lankmoedig en weldadig.
De Heer is groot van
goedertierenheid.

Dit nu zal ons te groter worden, als wij er op letten, dat er zulk een onderscheid is tussen de zondeval in de hemel, en de zondeval op aarde.
Gij weet, hoe eens de oorlogsfakkel ontbrandde in de hemel. Een deel der engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben (Judas 6), vielen van God af. Maar satan en zijn legerscharen waren niet in staat alle engelen mee te slepen in hun val, In de hemel had God nog een gedeelte, zelfs een groot gedeelte, dat trouw bleef aan Zijn kroon en dat Hem eer en hulde bleef brengen.
In de hemel — daar werd wel een opstandskreet gehoord, en daar was ook een val te betreuren, maar duizenden en duizenden van Gods engelen, die hun beginsel wel bewaard hebben, droegen hun bazuinen ter ere Gods, Maar op aarde, waar mensen woonden, was dat zo geheel anders. Toen op aarde de mens viel had God op die aarde niemand, niemand meer, die naar hem vroeg, en die zijn lof bezong. Hier waren geen bazuinen, die Gods lof lieten schallen, hier waren slechts revolutiestemmen; wij willen niet, dat Hij Koning over ons zij, In de paradijsmens, die God ontviel, ontvielen Hem allen, en nu scheen het toch wel, dat satan voor goed de overwinning had behaald. Op aarde was er niemand meer, die naar God vroeg.
Verloren — zo klonk de sombere kreet over het vlak der aarde, die in de doodsnacht wegzonk. En toen nu alles scheen verloren, toen het „woest en ledig" nog ontzettender betekenis kreeg, dan het in de morgen der tijden had, treedt God Zelf tussen beide, en treedt Hij de satan tegen om hem duidelijk te maken, dat het een waan is, wanneer satan meent de mens en de aarde tot zijn bezitting te hebben.
Nu spreekt God van een zaad, van een kracht, van een persoon, die de kop van de heldraak zal vermorzelen.
Want het gaat in deze uitspraak der Heilige Schrift toch zeker wat verder, dan de wederkerige vijandschap tussen slangen en mensen, gelijk een al te oppervlakkige lezing van dit Schriftwoord ons wil diets maken.
Hier is veeleer de grootheid der wonderdaan Gods, die Hij in Christus gewrocht heeft, om het der wereld kond te doen, dat de dood straks weer dood zal zijn en dat het leven weer rijk en fris zich zal ontplooien in Hem, die door zijn dood de dood zal overwinnen. De kop van satan zal vermorzeld worden, ook al zal het gaan ten koste van 't zaad der vrouw.
Wij hebben het in de regel drukker over de kop van de slang, dan over de verzenen. Maar weet goed en leert hier goed, dat er geen overwinning is van satan, van graf en dood en zonde, dan tegen een smartelijke prijs, die zal moeten worden betaald.
De verzenen vermorzelen, dat is het beeld van de zwaarste strijd.
Wij zien hier allereerst Jezus Christus ondergaan in kolken van Gods verlating. De zwaarste strijd wordt door het zaad der vrouw gestreden. Zo predikt dit woord geen sentimentaliteit, geen zoetsappigheid, maar een Evangelie van sterven, van begraven, van oordeel tot in de dood. De verzenen vermorzelen, dat is voelen het strenge oordeel Gods over de zonde, dat is doorvoelen, dat er onzerzijds geen hoop meer overblijft. De verzenen vermorzelen. Dat is Golgotha met al zijn verschrikkingen, en tevens de les voor de ware Christen: ik ben met Christus gekruist. De lijdensweken naderen weer, om ons deze lijdensweg te leren gaan.
Er zijn van die ogenblikken in het geestelijk worstelperk der vromen, dat zij in stilte klagen: hoe zal er ooit iets van terecht komen, nu de val zo diep, en de zonde zo ingekankerd is? Zo voelen wij pas de last der zonde drukken en worden in het stuk der ellende al ellendiger. Als de verzenen worden vermorzeld, als de kracht vergaat, als de pijn zo snijdend is, en wij ons onmachtig tegenover dit alles kennen, als alles schijnt verloren en alle hoop ondergaat, dan blijft er niets en niemand anders over dan de Heere alleen, die zegt „Ik zal vermorzelen, niet de verzenen, maar de kop, niet de kracht van de zonde, maar de zonde zelf, niet de aanval van satan, maar de satan zelf. De hel gaat hier voor altijd dicht, en de hemel staat hier wagenwijd open, want geen wet verdoemt meer, en geen satan belaagt meer, en geen hel verschrikt meer.
De kop van de heldraak vermorzeld — d,i. de totale overwinning is behaald.
Laten de verzenen dan vermorzeld worden, laat de kracht vergaan, wij zullen leven door te sterven.
In de oorlog geldt als opdracht: dood zoveel van uw tegenstanders als ge kunt en dan blijft ge overwinnaar. Maar in de geestelijke oorlog geldt niet: dood uw tegenstander, maar dood U zelf, en gij zult overwinnen.
Dat is nog eens een sneuvelen op 't veld van eer, want hier krijgt God alleen de eer.
Soms kan men horen van een Evangelie, dat het druk, o zo druk heeft over „geloof in den Heere Jezus", dat gaarne gewaagt van de verlossing, die in Jezus Christus is, maar het is een evangelie, waarin men zich zelf spaart. En dat gaat niet, en dat gaat nooit, want het woord bij de bronnen van het kwaad gesproken „de verzenen vermorzelen" blijft het zware en pijnlijke pad, dat betreden wordt tot het laatste snikken toe.
En als gij mij vraagt, hoe het mogelijk is, dat zulk een pad gekozen wordt, dan heb ik maar één antwoord, omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort door den Heiligen Geest.
Alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus onze Heere, wordt geleerd in het wijnhuis der liefde Gods, waar de banier boven tienduizenden wordt gedragen. Over deze geestelijke strijd moet ik in het licht van dit prachtige en machtige Schriftwoord toch nog iets zeggen. Tot de volgende keer dan,

U., S.

P.S, Er stond boven het vorig stuk „Een rechte lijn en toch een genadig begin". Het moest luiden: „Een rechterlijk en toch een genadig begin".

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Een alles overwinnend begin I

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1959

De Wekker | 4 Pagina's