Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten dis geleid (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten dis geleid (VI)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zou Christus Zelf avondmaal hebben gevierd?
Het is natuurlijk voor allen duidelijk, dat de Heiland het Pascha heeft genoten. In het Evangelie van Lukas lezen we (22:15) „Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met U te eten, eer dat ik lijde."
Grotelijks begeerd!
Ik kan U niet diep genoeg laten aanvoelen, wat dit ontroerend woord van Jezus wel inhoudt, nu hij staat aan de grenzen, waar satan en hellemachten zich aangorden om dit Lam te verslinden.
Meermalen heeft Jezus pascha gevierd, maar nooit als in deze ure.
De schrijver in de brief aan de Hebreeën heeft dit gevoeld, toen hij er op wees, dat Jezus ingegaan is in het binnenste heiligdom om daar te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons.
Hier staat Jezus op de drempel van dit binnenste heiligdom. Hij ziet de schaduwen der Oude Bedeling verdwijnen en staart op zijn discipelen, die de heilsherauten van deze nieuwe morgen zullen zijn.
Lofzang en hallel klinken omhoog, als de beker der dankzegging rondgaat. En bijna geruisloos gaat de Oude in de Nieuwe Bedeling over, toen brood en wijn den discipelen werden gereikt met de woorden: „doet dit tot mijn gedachtenis".
Het lijkt mij vreemd, en het zou voor de discipelen dunkt mij nog vreemder geweest zijn, wanneer de Heiland wel het Pascha, maar niet met hen het Avondmaal zou genuttigd hebben.
De Kerkvaders hebben meestal dit punt niet aangeroerd. Alleen Hieronymus is in deze duidelijk, wanneer hij zegt „Jezus was hier zelf gast en gastmaal, hij zelf heeft gegeten, en hij werd gegeten".
De Lutherse theologen werden door hun avondmaalsleer (consubstantiatie) gedrongen afwijzend antwoord te geven. Voor hen was teken en betekende zaak ongeveer gelijk.
De Gereformeerden daarentegen namen voor het merendeel aan, dat Jezus zelf brood en wijn met zijn discipelen heeft genuttigd.
Ik zou hier een lange rij van theologen kunnen noemen, zoals Van Mastricht, Witsius, Joh. à Marck, van der Kemp en vele anderen. Maar toch wens ik bijzonder op een tweetal uitspraken van onze Gereformeerde Vaderen de aandacht te vestigen.
De eerste is die van onze Kanttekening, waaruit wij kunnen lezen, wat in de 17e eeuw de algemene gedachte was onder de Gereformeerden. Ik bedoel de aantekening in het Hooglied.
Ik denk niet, dat vele Wekkerlezers hieraan veel, of misschien ooit enige aandacht hebben gegeven.
Leest eens Hooglied 8:1, waar staat: „Och, dat gij mij als een broeder waart, zuigend de borsten mijner moeder".
„Geestelijkerwijs" zegt onze Kanttekening is hier een beeld der algemene kerk, die „moeder" wordt genoemd met een heenwijzing naar het hemelse Jeruzalem, dat ons aller moeder heet (Gal. 4:26), en gaat dan voort „Christus heeft dezelfde borsten (der moeder, t.w. de Kerk) gezogen, die wij gezogen hebben, als Hij de Sacramenten des Ouden en des Nieuwen Testament heeft genoten, de besnijdenis, het Paaslam, de doop en het Heilig Avondmaal om alzo alle gerechtigheid te volbrengen." Matth. 3:15.
Vooral de heenwijzing naar Matth. 3:15 is hier van grote betekenis, want, waarom zou Jezus wel de doop als behorend tot zijn Middelaarswerk hebben ondergaan, en het avondmaal hebben genegeerd of althans gepasseerd? Behoren niet, zowel de Oud als de Nieuw Testamentische sacramenten, tot hetzelfde verbond der genade, waarvan wij belijden, wij hopen op geen andere wijze zalig te worden, dan ook zij, die Abrahams zaad werden genoemd?
Het is de Gereformeerde geloofsbelijdenis, die in onderscheiding van de Roomse en Lutherse steeds gestreden heeft voor de wezenlijke eenheid van het Verbond der genade. En wie daarvan uitgaat, vindt dezelfde gerechtigheid, die Christus betracht, als hij brood en beker aan de Avondsmaalstafel neemt, als wanneer hij het water des doops over zich voelt henengaan. Of ook, wanneer hij besnijdenis en pascha aanvaardt.
Zo gezien viert Christus aan de avondmaalstafel zijn overwinningsfeest nog vóór de strijd is volstreden. Daarom kon Hij in het Hogepriesterlijk gebed zeggen: Vader, Ik heb voleind het werk, dat Gij mij gegeven hebt om te doen.
De avondmaalstafel heeft Christus hiervan verzekerd, en daarom viert Christus met zijn discipelen het avondmaal. Christus was de knecht des Hoeren en heeft gehoorzaamheid geleerd, uit hetgeen Hij heeft geleden. Hebr. 5:8.
Behalve de Kanttekening wil ik nog wijzen op Vader Brakel. Deze schrijft in zijn boek ,,Redelijke Godsdienst" blz. 213 (uitgave Donner) „Dat Christus de sacramenten, zo besnijdenis als pascha, en ook de heilige doop gebruikt heeft, is zeker, maar van het Avondmaal is het zo klaar niet."
Maar nu is het opmerkelijk, dat Brakel hier ter sprake brengt niet alleen het Verbond der genade, maar ook het verbond der verlossing. Die Brakel was ook al zo'n man van de drie verbondenleer, waartegen de Gereformeerde gemeenten zo toornen. Brakel zegt dan, dat de sacramenten verzegelden Christus alle de beloften van het Verbond der verlossing, want sacramenten zijn zegelen van een verbond. Den gelovigen verzegelen zij het verbond der genade door Christus, maar aan Christus verzegelden zij het Verbond der verlossing en verzekerden Hem, dat Hij op zijn volkomene gehoorzaamheid en voldoening verwerven zou alle de beloofde goederen voor Zich Zelven, en voor zijn kinderen. Christus werd daardoor verzegeld, dat zijn offerande aangenaam, zijn voldoening krachtdadig tot wegneming van de zonden der uitverkorenen, die Hij op Zich genomen had, en zijne volmaakte gerechtigheid krachtig was tot verkrijging van het recht tot het eeuwige leven voor de uitverkorenen."
Waarom ik deze uitspraak van Brakel hier aanhaal?
Allereerst, omdat ik altijd hoop, dat wij als kerken met de Gereformeerde Gemeenten over die „drie verbondenleer" nog eens kunnen spreken. Ik hoop van harte, dat onze Deputaten weer eens aankloppen aan de deur der Gereformeerde Gemeenten. Mij dunkt niet alleen Christelijke bescheidenheid, maar ook broederzin zullen de deur niet kunnen gesloten houden. Wij kunnen dan ook eens praten over Vader Brakel en zijn zienswijze van deze drie verbonden. Vervolgens, omdat wij bij Brakel altijd vinden een nauwe eenheid tussen Oud en Nieuw Testament.
Wie deze wezenlijke eenheid van het Verbond bij alle onderscheid van bedeling des verbonds vasthoudt, zal geen enkele reden vinden, waarom de Heiland niet zou gebruikt hebben de sacramenten van het Nieuw Testament, doop en avondmaal.
Natuurlijk wie voorbijziet de geestelijke strekking, en wie aan de letterlijke en lichamelijke tegenwoordigheid van Christus hij en onder en in het Avondmaal gelooft, kan niet anders, dan afwijzend staan tegenover dit eten en drinken van Jezus aan de Avondmaalsdis, maar komt ook in moeilijkheden bij de Paasdis.
Maar wie het Oude Testament ziet als een rijk tekenschrift van de Christus Gods, wie met Augustinus heeft verstaan, dat het Nieuwe Testament in het Oude ligt verscholen, en dat het Oude Testament door het Nieuwe wordt verklaard, ziet overal in figuratie en illustratie, in wet en in eredienst, in rotssteen en vrij stad, in besnijdenis en Pascha, de twee grote zuilen oprijzen, die heel het godsdienstig leven van Israël dragen.
Die twee zuilen zijn gerechtigheid en vrijheid. Geen vrijheid zonder gerechtigheid, en geen gerechtigheid zonder vrijheid zegt heel het Oude Testament en psalmt heel het Nieuwe Testament.
Daarom bezingen de sacramenten de vrijheid, die met een kus van het recht wordt gegroet.
Daarom betaamde het ook Christus aan de Avondmaalstafel alle gerechtigheid te vervullen. Dat hebben onze Gereformeerde Vaderen wel heel goed gezien, toen zij bij Hooglied 8 hun opmerking stelden.
Geen wonder dat de Apostel schreef: Ook ons Pascha is voor ons geslacht namelijk Christus. Hier is de wezenlijke eenheid van Oud en Nieuw Testament gebundeld.
Ik voel er nooit veel voor om te spreken van een „Nationaal verbond", als gedacht wordt aan het volk Israël. Maar wel wil ik spreken van het genadeverbond in nationale gestalte onder Israël.
Die benaming „nationaal verbond" riekt mij te veel naar Coccejus, die de heilsgoederen onder het Oude Testament te veel veruitwendigde door ze te begrenzen in de historische nationale sfeer.
Maar wie de wezenlijke eenheid van het genadeverbond handhaaft, ziet overal in het Oude Testament de goudader, die de heilsbelofte in Christus laat zien. Het bloedige moge in het onbloedige, het nationale in het internationale, het aardse in het hemelse, het Jodendom in het Christendom, Israël in de Kerk overgaan, maar het wezen der dingen blijft gelijk.
En dat wezen der dingen, zowel in Oud als Nieuw Testament, in besnijdenis en doop, in Pascha en avondmaal, in tijd en in eeuwigheid is: Ik ben de Heere, Uw God.
Wie dit verstaat, verstaat uit de gemeenschap van den Heiligen Geest, zal worden ten dis geleid, en — wie God zoekt zal Hem prijzen.
Maar nu is er nog een aan de Avondmaalstafel, die onze aandacht trekt!
Wie?

U. [Utrecht], S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Ten dis geleid (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1959

De Wekker | 4 Pagina's