Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde 221

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde 221

Kerkorde 221

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen in ons vorige artikel, dat men in de oude Christelijke Kerk de regel stelde, dat er ieder jaar synode moest worden gehouden. Ook het Convent van Wezel, 1568, stond op dit standpunt. De Emdense synode, 1571, sprak echter van twee jaren en de daaropvolgende synoden bepaalden, dat er om de drie jaren een nationale synode moest worden bijeengeroepen, waaraan echter, zoals we zagen, door de tegenwerking der Overheid slechts eenmaal kon worden voldaan. Alleen de kerken uit de Afscheiding voortgekomen hielden zich, generaal genomen, weer aan de oude regel van drie jaren. Op de vraag nu, waarom de kerken in Nederland eerst van twee jaren en daarna van drie jaren spraken en niet zoals de oude Kerk van één jaar, is het antwoord, dat hier geen principiële overwegingen doch practische bezwaren golden, bijv. reisgelegenheden, oorlog,' enz. In onze tijd zijn de bezwaren van reisgelegenheid enz. weggevallen. Moeten we dan nu terugkeren tot de practijk van de oude Kerk en tot de regel, door Wezel, 1568, gegeven? In de eerste jaren na 1892 heeft de Chr. Geref. Kerk zich aan de oude regel van jaarlijkse synoden gehouden. De eerste synode na 1892 werd gehouden op 3 en 4 januari 1893. In datzelfde jaar kwam ook reeds de tweede synode samen, en wel op 25, 26 en 27 juli. Daarna kwam de synode elk jaar bijeen tot en met het jaar 1919, met uitzondering van 1917.
Maar men bedenke, dat de Chr. Geref. Kerk toen nog niet verdeeld was in particulier-synodale ressorten. De synode van 1918 besloot deze, in overeenstemming met de Dordtse Kerkorde, in te voeren. De gestadige uitbreiding van de Kerk maakte dit noodzakelijk. Sindsdien wordt de regel gevolgd: alle drie jaren generale synode, behalve wanneer omstandigheden het noodzakelijk maken eerder samen te komen. Maar moeten we thans niet terugkeren tot het houden van jaarlijkse generale synoden? In de Gereformeerde Kerken is deze kwestie ook aan de orde geweest en daar is men nu overgegaan tot het houden van een generale synode om de twee jaren. Het is niet gemakkelijk te zeggen, wat werkelijk het beste is voor het kerkelijke leven. De Here geeft ons in de Heilige Schrift geen bindende voorschriften hoe vaak er synode moet worden gehouden. Ware dat het geval, dan zouden we niets anders hebben te doen dan het bevel des Heren gehoorzaam te zijn.
Maar nu het in de vrijheid der kerken staat de frequentie van de synoden te bepalen, nu is het moeilijk, want zowel voor een kortere als voor een langere tijdsduur is wat te zeggen. Bouwman Geref. Kerkrecht, II, 201, wijst op de volgende argumenten voor een synode om de drie jaren: „Het spaart tijd en geld. Immers een jaarlijksche synode zou licht binnen twee weken gereed zijn. De onkosten voor de synode zelve, voor de vergaderingen van deputaten ter voorbereiding van allerlei rapporten, voor drukwerk, enz. zou (den) uiteraard voor een jaarlijksche synode geringer zijn, maar wanneer men de reiskosten en andere kosten bijeentelt, zou het telken jare houden eener synode aanmerkelijk duurder uitkomen dan een synode om de drie jaren. En wat de tijd aangaat zou een jaarlijksche synode, die een of twee weken bijeen was, ongetwijfeld — over drie achtereenvolgende jaren berekend — meer tijd kosten dan ééne synode in drie jaren. En het derde voordeel is, dat het rust geeft en de kerkelijke processen intoomt.
Wanneer bijzonder ingrijpende kwesties aan de orde zijn, is het leven der kerk in het laatste jaar voor de eene synode wel eens zeer bewogen. Wanneer echter de synode vergaderd heeft en eene beslissing heeft genomen, komt er eene periode, waarin de besluiten bezinken kunnen, en treedt een nieuwe toestand in, overmits men voorloopig toch niets aan het besluit veranderen kan. Hierbij komt dat bij het jaarlijksch houden eener synode licht allerlei zaken in appèl ter tafel gebracht worden, die niet tot de synode gebracht worden, wanneer eerst over twee of drie jaren zulk een kerkelijk proces tot eene beslissing kan gebracht worden. De tijd doet menige veete of geschil uitslijten, zoodat de klager het niet noodig of wenschelijk acht zijn bezwaar zoo lang vol te houden. Voorts is het geen denkbeeldig voordeel, dat bij een drie jaarlijksche synode de particuliere synoden van meer beteekenis zijn."
Maar voor het houden van jaarlijkse synoden pleit volgens Bouwman:
„1e het voorbeeld van de meeste kerken;
2e De inniger werking van het kerkverband, als de kerken elkander geregeld telken jaren ontmoeten door hare afgevaardigden. In allerlei kwesties, die den tijd bewegen, en die ook in het leven der kerk inwerken, kunnen de kerken zelve zich uitspreken, terwijl in vele gevallen dé kerken geen mond hebben om haar oordeel in onderscheidene zaken te bepalen;
3e Het gevaar wordt vermeden dat de synodale deputaten te veel macht verkrijgen, daar zij in vele gevallen bij een synode om de drie jaren een zelfstandige beslissing moeten nemen;
4e Het voorkomen, dat- om de drie jaren allerlei quaesties zich ophoopen, en daardoor bewerkt wordt, dat onderscheidene kwesties in overhaasting worden afgedaan ;
5e Het bevorderen van een betere rechtsbedeeling. In alle dassen en provinciën zal bij het houden van een jaarlijksche synode een meer gelijke wijze van behandeling en toepassing van het recht plaats grijpen, terwijl moeilijke gevallen spoediger en beter tot een oplossing kunnen gebracht worden;
6e Meerdere zekerheid voor de uitvoering der synodale besluiten;
7e Meerdere vastheid van gang voor wat de gezamenlijke kerken verrichten inzake de zending en het theologisch onderwijs;
8e Een betere vertegenwoordiging bij de buitenlandsche kerken. Thans moet al te veel worden overgelaten aan de synodale deputaten, die licht of teveel naar eigen inzicht handelen of wegens het ontbreken van een bepaald mandaat niet handelend kunnen optreden."
Tot zover prof. Bouwman. Naar het mij voorkomt zullen ook onze kerken zich in de toekomst op deze dingen hebben te beraden. Het vóór en tegen van jaarlijkse, twee-jaarlijkse en drie-jaarlijkse synoden moet nauwkeurig tegen elkander worden afgewogen.

A., H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde 221

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1959

De Wekker | 4 Pagina's