Christus, de eersteling
En is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. 1 Cor. 15 : 20b.
Jezus heeft gezegd: Ik ben de Opstanding en het Leven. Later: Ik leef en gij zult leven. Dat is het evangelie der opstanding.
Christus is opgewekt uit de doden. „'t Licht des heils is opgestaan". De dood is verslonden. De Levensvorst „rees met gans ontdekte luister uit der graven sombre kluister". Dat doet de vijand sidderend vluchten. Dat is de troost voor allen, die tot Hem leren zuchten. De grote Herder der schapen zoekt de Zijnen op, droogt hun tranen, verscheurt de banden van 't ongeloof en maakt hen verbreiders van Zijn eer.
Als een jubeltoon klinkt het ons tegen: Christus is opgewekt uit de doden. De dag van de opstanding is Inderdaad een dag van overwinning, een dag van glorie. En omdat Christus is opgestaan, volgt ook de dag waarop allen, die in Christus ontslapen zijn, zullen opstaan tot heerlijkheid.
Maar nu . . . . Christus is opgewekt uit de doden. De zegezang over dood en graf kan worden gezongen. Dood, waar is uw prikkel; hel, waar is uw overwinning. Het feit der opstanding is waar. Het handschrift dat tegen ons was, is uitgewist. Pelgrims naar het Jeruzalem dat boven is, zingt vrij uw optochtslied.
Christus is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn.
De Heilige Geest wijst ons terug naar het paasfeest van Israël. Op de tweede dag van dit feest moest de eerste garve in de tempel voor de HEERE bewogen worden. Israël moest bekennen geen recht te hebben op Gods weldaden en zijn verdorven afkomst belijden. In de eersteling werd de oogst erkend. Alles gave GodsVrucht van het plaatsbekledend bloed. Pasen is verschoning, voorbijgang, openbaring van Gods gunst, zegen.
Christus is de Eersteling. Hij is het geslachte Lam, de grote Plaatsbekleder. Hij is de Eersteling dergenen die ontslapen zijn. Hij is gesteld voor de Heere. In die Eersteling gaf God de volle oogst. De opstanding van deze Eersteling is profetie van het rijpen van de volle oogst. De volle oogst der verlosten uit heidenen en joden rijpt. Ook de volheid der verkorenen uit Israël zal zalig worden. Israël viert dezer dagen zijn Paasfeest. Maar recht paasfeest zal het Pas kunnen vieren wanneer het de Eersteling erkent.
De Eersteling.
Wij moeten maar niet alleen denken aan tijd en orde. De Eersteling is het Hoofd van Zijn Kerk. Hij is de mensen in alles gelijk geworden en heeft verworven het rijp worden van de volle oogst der Zijnen. Zonder Hem is er geen oogst mogelijk en zonder Hem is er ook geen rijp worden van de oogst denkbaar.
De Eersteling dergenen die ontslapen zijn. Die ontslapen zijn zullen worden opgewekt. Alle kinderen Gods mogen zich daarin verheugen. Jezus geeft Zijn volk de vrede en door Zijn Geest en Woord troost Hij hen; Hij verzekert hen dat dit geen ijdele waan is, omdat Hij is opgestaan.
Christus is opgewekt. Hij is gestorven voor onze zonden en vernederd tot in het stof des doods. Die dood is ook de meest ontzettende werkelijkheid. De bezoldiging der zonde is de dood.
Die dood is in Adam gekomen over ons allen. De dood is door een mens; op mens valt de nadruk. Die mens was de eerste, die gehoorzaamheid weigerde en dus zondigde.
Maar ook de opstanding uit de doden is door een Mens. Het tenietdoen van de dood, de zegepraal over de dood, de opstanding uit de dood, is door de Eersteling, de Mens Christus Jezus, Die ook de waarachtige God is en het eeuwige Leven. En in Hem is de opstandingsoogst gewaarborgd. De Middelaar Gods en der mensen heeft alles volbracht. In de menselijke natuur heeft Hij geleden. Het recht en de waarheid Gods eisten dit.
In de verzen 22 en 23 lezen wij: want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn in Zijn toekomst.
De nauwe betrekking van ons met Adam wordt eerst aangewezen. Wij allen zijn in Adam gevallen en verdoemelijk voor God. Met dit in Adam wordt diep op de val ingegaan. Door dit in-Adam-zijn, is de dood over ons allen gekomen. De dood komt ook in de zin van sterven, van scheiden van ziel en lichaam. Allen sterven. De rouwadvertenties bewijzen het. Het kerkhof is er een getuigenis van. In diepe smart wordt dit alles doorleefd. Dat sterven gaat door. Vergeten wij het maar niet. Wij komen met de dood in onze leden in de wereld en dragen het oordeel over ons, met ons mee. Wij zijn aan ziekten en zwakheden onderworpen. Ons aardse huis wordt afgebroken. De dood woelt in ons van het uur van onze ontvangenis af. Zalig, die hier leert sterven, zijn leven leert verliezen en met Christus is levendgemaakt.
Al de Zijnen worden in Christus levendgemaakt. Zij staan in de nauwste gemeenschap met Hem. Levendgemaakt wijst hier op de opstanding des vleses ten jongsten dage; wijst op de opstanding van het lichaam tot eeuwige heerlijkheid.
Allen, die in Christus zijn, mogen zich met dit heil troosten. Het volle heil is immers door die Ene Mens, die tweede Adam, Jezus. Zó wordt de mens, de diep gevallen mens, weer mens Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.
Een iegelijk in zijn orde. Orde wijst op de plaats, die een ieder inneemt naar hoger bevel. Eerste orde: Christus. Hij kan die plaats alleen innemen. Er is onder de hemel geen andere, die dit kan doen. Hij is de plaatsbekledende Borg.
De tweede orde: die van Christus zijn; die door Hem zijn gekocht, met Hem zijn opgestaan; die behoren tot de wondere oogst. In Zijn toekomst, bij Zijn wederkomst.
Die van Christus zijn; die in Hem zijn.
Velen leven en sterven buiten Christus. Zij staan op en worden gesteld aan de linkerzijde van Christus. Hun lichamen staan op tot eeuwige afgrijzing. Bedenke een ieder dit. De Bijbel leert geen algemene verzoening. Niemand bedriege zich. Wij zijn allen in Adam gevallen; allen, die in Christus bevonden worden zullen met Hem delen in de eeuwige heerlijkheid.
Daarom is het evangelie der opstanding allesomvattend.
Die buiten Christus leven en sterven zijn de meest beklagenswaardige mensen.
Die Christus worden ingelijfd en in Christus ontslapen, zijn de meest beweldadigste onder de mensen. Zij hebben niets te vrezen.
Kinderen Gods, die paasfeest achter u hebt, trekt op met vreugde naar de stad van de levende God. Wanneer ge sterft, zal uw vlees rusten in hope.
Ja, hoor ik zuchten, dit alles is groot, maar is het voor mij?
De oogst rijpt. Wanneer een zaadje in mij ontkiemd is, wortel schiet, dan zal het vruchtdragen. En dit wordt boven de aarde gezien. Dan zijn wij mogelijk nog geen aar vol korrels aan de rijzende halm, maar dan zijn er toch wel de groeiende korrels: droefheid naar God, liefde tot de broeders, aankleven geloof, bukken onder God, schuldbelijden naast een tollenaar, liefde tot Jezus, strijd tegen de zonde. Dan is er een zaaien met tranen. Maar straks een juichen bij het maaien en het binnendragen der schoven.
Dan kan „de dood ons een brief schrijven" . . . . maar wij kunnen dan (dan alleen) antwoorden: schrikbare koning, Jezus is opgestaan, de Eersteling, en ik ben één van de rijpende aren.
Staan we toch naar die klaarheid.
v.d. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1959
De Wekker | 4 Pagina's