Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn en onze Kerkdienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn en onze Kerkdienst

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorm en karakter van onze kerkdienst, die een eredienst is en daardoor een geheel bijzonder karakter draagt, zijn zonder de invloed van Calvijn niet te verstaan.
Niet dat hij de eerste geweest is die in de tijd van de Reformatie zijn aandacht gegeven heeft aan deze zaak. Luther deed het reeds eerder. Hij deed het echter niet zo belijnd als Calvijn. Calvijn heeft, sterker dan Luther, de lijnen van de Reformatie doorgetrokken ook in de liturgische vormgeving van de protestantse eredienst.
Niet dat voor hem de liturgie een hoofdzaak was. Verre van dat. Evenmin ijverde hij voor een bepaalde eenvormigheid. Herhaaldelijk heeft Calvijn er blijk van gegeven dat hij van mening was dat men immer diende te vermijden dat, gelijk dit bij Rome het geval was, de liturgie een starre vorm werd. Dat toch bracht het gevaar mee dat men ging menen dat wanneer dan maar deze vorm gehandhaafd werd en de dienst daarnaar verliep, men al reeds een goed werk in het dienen van God gedaan had. Nergens was Calvijn meer bevreesd voor dan voor dit. De eredienst moét levend zijn, dat is de hoofdzaak. Maar dit leven heeft een bepaalde vorm nodig en zoekt deze. De correspondentie tussen vorm en leven dient echter juist te functioneren.
Nooit heeft Calvijn gepleit voor starre vormen noch geëist dat in alle kerken en landen de liturgie gelijk zou zijn.
Bediening des Woords en bediening der sacramenten zijn het waarom bij Calvijn, als om twee brandpunten, heel de liturgie zich beweegt. Met dien verstande dat het Woord het voornaamste en de sacramenten het bijkomende zijn. Niet dat de sacramenten een aanhangsel zijn. Zeker niet. Calvijn gaf graag aan de sacramenten een grote plaats. Het is niet dan node geweest dat hij er zich in Genève bij neergelegd heeft dat zijn voorslag om wekelijks het avondmaal te bedienen niet aanvaard werd.
Wat de vormgeving van de eredienst betreft is Calvijn niet origineel geweest. De oudste gereformeerde liturgie die wij kennen is die van Farel, een voorganger van Calvijn in Genève. Wat Calvijn later in Genève deed was wijziging of aanvulling van de liturgie van Farel geven.
Wel heeft Calvijn in Straatsburg, waar hij predikant van de Franse vluchtelingenkerk was in de tijd toen Genève hem uitgewezen had, voor deze kerk een eigen liturgie ontworpen. Deze echter had elementen, die aan de liturgie van Bucer, die in Straatsburg in de Duits sprekende kerk voorganger was, ontleend waren.
Het is deze Straatsburgse liturgie geweest, die als het grondplan van een gereformeerde liturgie heeft gediend, zij het dat zij hier eïi daar wijzigingen onderging, waarbij bepaalde elementen uitvielen.
Waar het Calvijn vooral om te doen was? Om de duidelijkheid en de eenvoud. Daarom geen Latijn in de kerk, geen gemompel en gemurmel van de priester voor het altaar terwijl hij met de rug naar het volk staat. Het moet alles duidelijk, verstaanbaar en doorzichtig wezen.
Waar Calvijn vooral de nadruk op gelegd heeft is de mondigheid der gemeente. Zij komt maar niet om de dienst bij te wonen en aan te horen maar om daaraan deel te hebben en deel te nemen.
Ook moet de bediening der sacramenten niet de indruk wekken van geheimzinnigheid. Het sacrament moet de gemeente verklaard worden; zij moet weten wat er gebeurt en waar het om gaat in de bediening er van. Vandaar dat Calvijn ook een groot voorstander was van de formulieren te gebruiken bij de bediening van de sacramenten. Zij verklaren in de taal der kerk en van het volk wat het sacrament betekent en wat God de Heere daarin geeft en doet maar ook op welke wijze het door de gelovigen mag en moet worden gebruikt.
Het was eigenlijk een diepe pastorale bewogenheid over de gemeente, die Calvijn deed zoeken naar de juiste liturgische vormen en woorden. Het ging hem derhalve niet om de vormen en woorden als zodanig maar om de betekenis die zij hebben om de woorden en daden Gods te beter te doen verstaan en de gemeente op de juiste wijze daarmede te doen bezig zijn tot haar kennis van — en opbouw in het allerheiligst geloof.
Men heeft wel eens geklaagd over' het sterk lerend element van de gereformeerde liturgie. Wie echter verstaat uit welk een bewogenheid over het heil der kerk dit voortkwam zal dit niet als een verwijt durven stellen.
De gemeente wordt door Calvijn gezien als een mondige gemeente. Zij is niet overgeleverd aan haar voorgangers, neen, zij neemt zelf geheel en al deel aan de dienst haars Gods en moet daartoe opgevoed worden.
Als een uiting van deze mondigheid zag Calvijn ook het gezang der gemeente. Zij zelf moet zingen voor God en zijn engelen. Het zingen behoort tot de dienst der gebeden, gebeden dan hier verstaan in de breedste zin van dit woord.
Het is in Straatsburg geweest dat Calvijn daar als een der eersten mede begonnen is, de gemeente in de eredienst te doen zingen. Daar gaf hij in 1539 een eerste bundeltje psalmen, 19 in getal met enige gezangen o.a. de lofzang van Simeon, die de bijzondere liefde van hem had. Zelf noemt hij deze eerste berijming van de psalmen „probeersels". Maar hij wil dan toch liever maar met de probeersels beginnen dan de gemeente te laten zwijgen en haar te laten wachten op dichters van naam, die een schone berijming kunnen geven.
Sommige psalmen had Calvijn zelf berijmd; andere had hij ontleend aan andere dichters.
Heel veel moeite heeft hij zich gegeven om een berijming van alle psalmen te krijgen. Al zoekend en tastend kv/am hij verder. Het zou echter 22 jaar moeten duren eer zijn wens van een compleet psalmboek vervuld werd. Hij zocht onder zijn vrienden en medewerkers naar zulken die sommige psalmen zouden kunnen berijmen. Toen hij Clement Marot, een man van litteraire ontwikkeling aan het Franse hof, ontdekt en aan zich verbonden had, heeft deze de berijming op een hoog peil gebracht. In 1561 had de kerk van Genève haar volledige psalmboek met enige gezangen. Ook de Nederlandse kerken hebben deze psalmen nog gezongen maar in het kreupelend rijm van Petrus Datheen, waarin hij deze mooie psalmen vertaald had.
Calvijn zelf zou niet willen dat wij hem voor een autoriteit op liturgisch gebied verklaarden en achten. Integendeel.
Maar toch mogen wij er buitengewoon dankbaar voor zijn dat hij medegewerkt heeft tot, ja voorgegaan is in het beter verstaan van de eredienst van de mondige gemeente des Heeren.
En om God de Heere geestelijk te dienen is de beste aardse vorm maar net genoeg.

Kremer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Calvijn en onze Kerkdienst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1959

De Wekker | 4 Pagina's