Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vreemdelingenverkeer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vreemdelingenverkeer

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Uwe inzettingen zijn mij gezongen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen." Ps. 119 :54

D e V.V.V., vereniging voor vreemdelingenverkeer, is tot in de kleinste plaatsen van ons land bekend. In de prachtige zomermaanden van dit jaar heeft ze de tienduizenden vreemdelingen weer van advies gediend. Gasten en vreemdelingen zijn mensen, die ergens tijdelijk vertoeven of wonen. In de bijbel wordt er gedurig over gesproken. Maar daar hebben de namen gast en vreemdeling, wel een andere betekenis dan we hierboven omschreven. In Hebr. 11 :13 wordt van de aartsvaders gezegd, die uit Gods belofte leefden en van verre het beloofde land zagen in het geloof, dat ze gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Paulus drukt het in de brief aan de Filippenzen zo uit: „Onze wandel is in de hemelen", d.w.z. ons domicilie, ons burgerschap ligt omhoog. Dus daar wil hij mee zeggen, dat deze aarde maar tijdelijke woonplaats is. Eigenlijk staat er in onze tekst „ten huize mijner vreemdelingschappen", en zegt het dit, dat ons aardse leven, of we nu in een paleis of een hut wonen, geheel en al van tijdelijke aard is.
Jacob zeide dat zo mooi tot Farao: „de dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren, weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt" de dagen der jaren mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen". Ook in vers 19 van onze psalm zegt de dichter: „Ik ben een vreemdeling op de aarde; verberg uwe geboden voor mij niet". David zegt in 1 Kron. 29: „Wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor uw aangezicht, gelijk alle onze vaders, onze dagen op aarde zijn als een schaduw". Mozes typeerde in het geven van de naam Gersom aan zijn zoon, wat hij gevoelde: „ik ben hier een vreemdeling".
Gelukkig als we het ook van ons leven op aarde mogen zeggen. Want daarin moeten we het met de aartsvader en de schrijver van onze tekst eens zijn of worden. Zijn we werkelijk gelovigen, dat we geloven de Heere te vrezen, Christus eigendom te zijn, dan kunnen we ons in deze wereld niet thuis voelen, dan hebben we onze schat in de hemel. En waar uw schat is, daar zal uw hart zijn.
Volgens een oude Romeinse wet mocht geen enkele soldaat ook maar enig eigendom hebben in een veroverd land. Daar behoorde hij niet. Het kon zo ligt 't vaderland doen vergeten.
Zo bedoelt het onze tekst, als overal in Gods Woord. Gods volk moet op aarde gast en vreemdeling zijn; ook al ligt het in de toekomst: „en het God geheiligd zaad, zal het gezegend aardrijk erven". Maar dan is deze bedeling der zonde voorbij.
Hoe waarschuwt de profeet dat we de pinnen niet te vast in de aarde zullen slaan.
En wat deze dingen betreft, leven we in een gevaarlijke tijd, en in een gevaarlijk deel van de wereld. De na-oorlogse westerse- wereld leeft in grote weelde.
Moeten we niet met grote droefheid constateren, dat juist in dit door God zo gezegende gebied, zich zo velen van God en Zijn Kerk afkeren! Men wil geen gast en vreemdeling zijn. Men voelt zich hier zo thuis. Onlangs lazen we ergens: „Onze broeders achter het ijzeren gordijn tobben met de vraag of zij in een verborgen kamer van hun hart het verlangen wel mogen koesteren naar de welstand en de vrijheid van het Westen". Moeten we ons niet wegschamen voor deze gedachte? Kunnen onze benen de weelde wel dragen?
Wat een stof tot ernstig zelfonderzoek.
En toch ze zijn er, die, ontdekt aan hun zonde en Gods gemis het belijden zich niet thuis te gevoelen in deze wereld. Dat wil nog niet zeggen, dat we dan maar een kluizenaarsleven zouden moeten leiden, maar wel geeft het de heilige roeping om, waar het maar mogelijk is Gods Woord als een licht in de donkere wereld uit te dragen. Dan is het geworden: „We hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende". Abraham begeerde hier in tenten te wonen, maar verwachtte de stad met fundamenten in de toekomende eeuw. Het is niet zo goed als we ons hier zo thuis gevoelen en met alles mee kunnen doen. Paulus achtte alle dingen schade en drek om de uitnemendheid der kennis van Christus.
Is men zo weinig vreemdeling, dan moet dat anders worden. De Heere roept ons op tot een heilige wandel.
Dat is dan ook voor de heilige schrijver de aanleiding de inzettingen des Heeren als leidraad voor zijn leven te noemen. Ps. 119 is wel bij uitstek een leerpsalm waar telkens de nadruk wordt gelegd op het leven in de praktijk, en dat leven moet overeenstemmen met Gods Woord, wetten, onderwijzingen, geboden, bevelen en inzettingen. Al deze woorden zijn variaties om Gods geopenbaarde wil uit te drukken.
De onbekeerde mens vindt al deze dingen maar erg lastig. Het komt hem zo ongelegen. Maar de wedergeboren mens krijgt er lust in. En die inzettingen strijden zo met de wetten der zonde en der wereld, dat ze daardoor juist vreemdelingen in de wereld worden, want ze krijgen Gods geboden lief, omdat ze de God van het gebod lief krijgen. En alleen in de weg van Gods inzettingen schenkt God Zijn zalige genietingen en de vrede.
Wie kan tot God komen om vrede en tegelijkertijd Zijn Woord verachten? De van de slangen gebetene Israëlieten konden genezen worden als ze naar Gods bevel door 't geloof zagen op de koperen slang, door Mozes opgericht.
Dat is Gods weg. Neen, dat is niet zo, alsof de Heere door of om 't gaan in 's Heeren wegen Zijn genade geeft. Daar ligt geen verdienste in. Christus alleen is ten volle de weg van Gods inzettingen gegaan in 't vervullen van Gods wet en Hij heeft ten volle ook gedragen de straf op de zonde. Maar God wil Zijn genade schenken in de weg van de door Hem geopenbaarde ordinantiën.
Die inzettingen des Heeren beschijnen als een felle schijnwerper hart, gedachten en leven, zodat alle zondigheid wordt ontdekt. En ondanks dat heeft men die inzettingen zo lief, dat gebeden wordt: „ontdek toch mijn ogen dat ik aanschouw de wonderen uwer wet", en „doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijne gedachten; en zie, of bij mij een schadelijke weg zij, en leid mij op de eeuwige weg".
Al worden ze er door geoordeeld, ze zeggen toch, „Heere vervul er mij maar mee, want Gij zijt het zo waardig geëerd en gediend te worden. Het smart zo, te ervaren tegen een heilig en goeddoend God te zondigen. Het wekt de droefheid over de zonde en naar God, die de onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Wat worden Gods Woord en Wet dan heerlijk en zoet; dan worden ze biddend betracht. Zo zelfs, dat de dichter zegt, dat de inzettingen Gods hem gezangen zijn. De dichter is een God-lover, hij zingt van de goedertierenheden des Heeren.
Ondanks het land der vreemdelingschappen, hoewel hier alles tegen is, ook van zichzelf, toch zingt hij. Dat komt omdat hij leerde leven uit het wonder. Het wonder van Gods genade, dat buiten hem in Christus vast ligt. Christus, Die zelfs de lofzangen Gods zong in 't aangezicht des doods. Christus' leven en lust was Zijn God en Vader te verheerlijken. En dat wordt het van die mens, die door de Geest Gods geleid wordt.
Over het algemeen geloof ik, dat er onder de christenen niet veel gezongen wordt. Daar is meer klacht dan zang. In de wereld wordt veel meer gezongen. En 't moest omgekeerd zijn. De wereld, ja elk onbekeerd mens zingt, omdat hij er geen besef van heeft hoe diep ongelukkig hij is. Men zingt en lacht en danst de eeuwige nacht tegemoet, net als in de dagen voor de zondvloed.
Wanneer achter de mens de Heere leert vrezen, dan mag het zijn dat hij in de weg der ontdekking nog niet durft te jubelen: „'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên", hij zingt wel gaarne 't gebed, „leer mij naar uw wil te handelen, 'k zal dan in,uw waarheid wandelen". De psalmen van ontdekking worden zo Zijn beleving, dat hij zijn leven er in terugvindt. Dat worden zijn gezangen reeds. Als echter Gods beloftewoord al meer door 't geloof wordt omhelsd, dan zegt een andere psalm: „Gij omringt me met vrolijke gezangen van bevrijding". Als zo 't geloofsleven uitgroeit in de volle vastheid en rijkdom van Jezus Christus' borggerechtigheid, dan mag de ziel zingen van de grootheid Gods. Dan is er de lust der harten om in 's Heeren wegen te gaan. Dan zingt hij:
„Wien heb ik nevens U omhoog.
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
op aarde nevens U toch lusten?"

We zijn hier op aarde maar gelogeerd, en verwachten het grote Vaderland der toekomst. Hier is de verwachting nog gemengd met allerlei moeite en verdriet, maar de weg leidt naar boven.
O, wat is Gods Woord vol vertroostingen, wat zijn Gods toezeggingen bemoedigend. Ja, dan zijn Gods inzettingen mijn gezangen in dit aardse leven van mijn vreemdelingschap.
De hoop der toekomst doet dan leven uit de God des heils, Die zelfs psalmen geeft in de nacht.
Hoe groot als we zo leerden gaan, achter Hem aan, hier wel onder 't kruis, maar dan toch naar huis. Buiten mij in Christus ligt het voor eeuwig vast. Al val ik me zelf nog zo tegen, dan zegt de Heere, „Ik doe het niet om uwentwille o huis Israëls, maar om Mijns groten naams wille", en wordt gezongen in 't geloof:

„Die hoop doet al ons leed verzachten:
Komt reisgenoten 't hoofd omhoog!
Voor hen, die 't heil des Heeren wachten.
Zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten!
O vreugd, die alle smart verbant!
Daar is de vreemdelingschap vergeten,
En wij, wij zijn in 't vaderland!"

Rijnsburg, Kampman.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Vreemdelingenverkeer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1959

De Wekker | 4 Pagina's