De Rotterdamse Synode Ao Di 1959
De derde week
Woensdagmorgen 30 September begon de derde synode-week. Om ruim 10 uur liet de praeses de hamer vallen. We zongen de altijd weer schone psalm waarin menselijke afhankelijkheid wordt uitgesproken, ps. 123 :1 . We luisterden naar het laatste gedeelte van Openb. 21. Na een hartelijk gebed werd de presentie-lijst gelezen. Het bleek dat niet minder dan 7 primi-afgevaardigden zich door hun secundi hebben laten vervangen. Deze broeders worden zo ineens met hun neus gedrukt op de synodale arbeid. Het is te begrijpen dat ze tijd nodig hebben om aan de synodale arbeid te acclimatiseren.
De eerste scriba vergastte ons op uitvoerige en pijnlijk-nauwkeurige notulen. Dat is een kunst apart om een vergadering goed te verslaan. Deze broeder heeft er veel werk van gemaakt. Dienovereenkomstig werd z'n werk gewaardeerd en becritiseerd! Maar zo is intussen al een goed deel van de morgen voorbijgegaan. Er zijn, bij het weerzien van elkaar, allerlei plichtplegingen te verrichten en personalia te vermelden.
Evangelisatie
Voor de maaltijd is er nog gelegenheid om een aanvullend rapport van een bepaalde commissie te bespreken betreffende de Evangelisatie. Twee zaken zijn uit de eerste week overgebleven: kadervorming en de combinatie gemeente- en evangelisatiepredikant. Het laatste punt kon betrekkelijk spoedig worden afgehandeld. Het was de Commissie duidelijk gebleken dat het er evangelisatiedeputaten om te doen is voldoende waarborgen te hebben dat een evangelisatie-predikant niet voor een groot gedeelte z'n tijd geeft aan het gemeentelijke werk, maar ook inderdaad het werk van een evangelisatie-predikant verricht.
Belangrijk was het punt kadervorming. De betrokken commissie was van oordeel dat kadervorming èn voor het gewone gemeentelid èn voor hen, die meer tijd hebben voor het evangelisatiewerk en zich aan dit werk volledig willen geven, noodzakelijk is. Dit oordeel was goed geargumenteerd. De Synode ging met deze argumentatie mee en droeg deputaten dan ook op deze kadervorming ter hand te nemen hetzij door schriftelijke cursussen uit te geven, die afgerond kunnen worden door mondelinge instructie hetzij door het geven van uitsluitend mondelinge cursussen, landelijk, regionaal of plaatselijk.
Van dit besluit zal in evangelisatiekringen met dankbaarheid kennis zijn genomen. Het betekent weer een stap voorwaarts in een noodzakelijke richting.
Eenheid Geref. Belijders
Bij het begin van de middagvergadering liet de praeses zingen Ps. 102 :8 en 9. Prachtige verzen in verband met de situatie der kerk. „Reeds verlangen uwe knechten hare stenen op te rechten". Uit het tweede hoofdstuk van de Dordtse Leerregels werden enkele passages gelezen. Dit alles niet zonder opzet, want de synode gaat zich nu bezig houden met het kerkelijke vraagstuk. Het Rapport van betrokken deputaten is onderzocht in een commissie, die op haar beurt ook weer voor een uitvoerig rapport heeft gezorgd. De in dit rapport aan de orde gestelde zaken nemen dan ook meer dan een dag van de synodetijd in beslag!
Allereerst werd gesproken over het Geref. Convent i.o. — in oprichting. Overeenkomstig opdracht van een vorige synode hebben deputaten getracht te komen tot oprichting van een Geref. Convent. Verschillende stappen zijn in deze richting ondernomen. Maar het doel is nog niet bereikt. Er zijn inderdaad verschillende vergaderingen gehouden, waarin personen uit vijf verschillende groepen Geref. Belijders al of niet officieel vertegenwoordigd, aanwezig waren. Alleen de vertegenwoordigers van de Geref. Kerken en de onze zitten er namens hun kerken. De overige broeders óf namens een vereniging (de Geref. Bond) óf particulier. Gevolg is dat de kracht van dit aldus samengestelde Geref. Convent niet zo groot kan zijn. Ter synode werd door verschillende broeders er op aangedrongen dat het Geref. Convent toch meer van zich zal laten horen, naar buiten zal optreden, een getuigenis zal laten uitgaan etc. Van de kant van deputaten werd met nadruk betoogd dat men deze opmerkingen wel begrijpen kon, maar dat de synodeleden toch oog moeten hebben voor de werkelijkheid. Het is al een wonder dat er zo iets is als een Geref. Convent i.o. De Synode sprak uit dat de eigenlijke opzet van een Geref. Convent moet zijn niet alleen het bespreken van de bestaande dogmatische en confessionele verschillen, maar ook de bespreking van hetgeen samen gedaan kan worden om ook in onze verhoudingen naar buiten de gereformeerde visie op vele sectoren van het publieke optreden tot haar recht te laten komen en het gezamenlijk getuigend optreden, waar dit nodig is.
Tijdens de bespreking van dit punt bleek dat de Geref. Gemeenten tot dusver geen officiële vertegenwoordigers in het Convent hebben. Vier predikanten zitten er als part. personen. Op dezelfde dag als onze synode vergaderde ook weer de synode van de Geref. Gemeenten. Dit was voor de synode reden om een telegram te zenden naar de synode van de Geref. Gemeenten met het verzoek om ziende op de nood der wereld en der Geref. Gezindte althans officiële vertegenwoordigers in het Geref. Convent te benoemen. Helaas bleek later dat dit telegram in Utrecht was aangekomen nadat de synode reeds was gesloten. Het heeft z'n doel dus gemist.
Vervolgens werd uitvoerig gesproken over de verhouding tot de Geref. Kerken (vrijgemaakt). Ter tafel was de brief van de Gen. Synode dier kerken van Bunschoten-Spakenburg (1958) gericht aan onze Synode. Deputaten hadden uiteraard een uitvoerig rapport gegeven over de gevoerde samensprekingen alsook over de brief van de kerkeraden van Eindhoven, aan al onze kerkeraden gericht, die verleden jaar enige deining veroorzaakte. De Part. Syn. van het Zuiden had in dit verband een instructie ingediend. Deze P.S. zag in het rondschrijven van deze kerkeraad een doorkruising van het werk der door de G.S. benoemde deputaten.
Uit het rapport van deze deputaten bleek dat zij een bespreking gehouden hadden met de raad van de kerk te Eindhoven, in welke samenspreking duidelijk werd dat deze kerkeraad spontaan gehandeld had en toegaf dat het achteraf beter was geweest eerst overleg te plegen met deputaten.
Van de gehouden samensprekingen nam de synode met belangstelling kennis. Verschillende vragen werden in dit verband gesteld o.a.: kunnen deputaten mededelen of de beweerde eenheid in belijdenis reeds in alle delen gebleken is?; hoe moeten we oordelen over het verschil in prediking — is dit fundamenteel of is dit slechts een accentsverschil ?
Deputaten antwoordden dat de besprekingen feitelijk pas goed op gang zijn gekomen. Op de tweede samenspreking werd gesproken over de positie van de bondeling. Dit onderwerp is nog niet doorgesproken. De Synode besloot deputaten opdracht te geven de samensprekingen voort te zetten om een volgende keer te kunnen beoordelen hoe het staat met de eenheid in belijdenis etc. en de daaruit voortvloeiende consequenties onder het oog te zien.
Op voorstel van de commissie werd de instructie van de Part. Synode van het Zuiden niet aanvaard. De zaak, die aan de orde gesteld werd in deze instructie, is achterhaald door de bespreking van deputaten met de kerkeraad van Eindhoven. En er is geen reden om te veronderstellen, dat in contacten en samensprekingen de nodige voorzichtigheid, waarop het Zuiden aandrong, niet zal worden betracht.
In de afgelopen drie jaar zijn geen samensprekingen gehouden met de Geref. Kerken (synodaal). De praeses deed mededeling van de ontvangst van een brief van deze kerken, waarin het besluit over de terzijdestelling van de Vervangingsformule werd meegedeeld en afschrift van dit besluit werd bijgevoegd. In dit verband sprak de Synode uit dat het, in het licht van dit besluit, goed is om opnieuw met Geref. Deputaten samen te spreken om te zien of er werkelijk iets veranderd is. De kerkeraad van Utrecht-C. meende dat het op de weg van deputaten ligt dat in eventuele besprekingen tussen de Geref. Kerken — synodaal en — vrijgemaakt, ook onze kerken zouden dienen betrokken te worden „omdat de gedachtenwisseling zich zal moeten uitstrekken over het gehele complex van inzichten," dat in principe reeds in 1892 de kern van het conflict was". Terecht sprak de Synode uit dat het niet juist zou zijn in dit stadium zich ongevraagd te mengen in eventuele kerkelijke samensprekingen tussen deze beide groeperingen, afgedacht nog van het feit óf en hoe deze samensprekingen zullen gehouden worden.
Van de Geref. Kerken (synodaal) was een schrijven ter tafel, reeds enkele jaren oud, waarin onze mening gevraagd werd over art. 36 in verband met een wijziging van de belijdenis op dit punt, liggend in het verlengde van de besprekingen en voorstellen van de Geref. Oec. Synode. De Synode besloot een deputaatschap in te stellen om de vragen in betrekking tot art. 36 N.G.B, te bestuderen.
Verder bleek uit het rapport van deputaten dat hun nieuwe poging om te komen tot samenspreking met de Geref. Gemeenten geen positief resultaat heeft gehad.
Een brief van de Vereniging tot herstel van de kerkelijke eenheid der Geref. Belijders zal beantwoord worden met de mededeling dat onzerzijds alles gedaan wordt, wat mogelijk is, om langs kerkelijke weg tot een vruchtbaar gesprek met de andere kerken van Geref. belijden te komen.
Buitenlandse kerken
In de avondvergadering werd gesproken over de verhouding tot verschillende buitenlandse kerken. Tijdens de behandeling van dit onderwerp werd Ds. Jac Overduin uitgenodigd als adviseur aan de moderamen-tafel plaats te nemen.
Allereerst werd de verhouding tot de Old en Free Chr. Ref. Church besproken. Verschillende vragen werden gesteld over het federatief verband dat tussen Old en Free is tot stand gekomen. Wordt er in de Old geleefd overeenkomstig de D.K.O.? Maar terecht werd van verschillende kanten opgemerkt dat dit zaken zijn, die ons als corresponderende kerken niet aangaan.
Ds. Overduin voerde een warm pleidooi voor de Free en Old Chr. Ref. Church — onaanzienlijke zusjes in vergelijking met de schone nicht, de Chr. Ref. Church. Ook nu weer bleek dat Ds. Overduin een uitnemend ambassadeur van zijn kerken was, die door z'n innemende bescheidenheid en ontwapenende argeloosheid, tegelijk toch gepaard gaande met beslistheid van overtuiging, een grote mate van goodwill heeft gekweekt op onze Synode. Alle afgevaardigden hebben met belangstelling en instemming kennis genomen van zijn tekening van de strijd van zijn kerken, ook van de verhouding tot de Chr. Ref. Church, welke verhouding niet alleen negatief-afwerend bleek te zijn.
De Free en Old hadden gevraagd om het besluit van 1956 nader te preciseren in verband met het optreden van predikanten, die een trip naar de overkant maken, in de Chr. Ref. Church.
Wat deze kerk zelf aangaat — deputaten bleken heel wat correspondentie met deze kerk gevoerd te hebben. Voor deputaten was komen vast te staan dat deze kerk niet op de hoogte was gebracht van de besluiten van de Generale Synode van '50. Deze kwestie is nu geregeld. Deputaten hadden een memorandum opgesteld, waarin alle contacten, correspondentie en uitspraken sinds 1892 ta.v. de Chr. Ref. Church vermeld stonden.
De Synode der Chr. Ref. Church van '59 nam dankbaar nota van dit memorandum en nam het op in de Acta. Nu de verhouding tot de Chr. Ref. Church goed geregeld is en deze kerk voor ons een contact-kerk is — hoewel deze kerk zelf ons corresponderende kerk noemt — kunnen deputaten zich kwijten van de hun in '56 opgedragen taak om met de Chr. Ref. Church te corresponderen over 1908. Over de benaming contactkerk en corresponderende kerk werd die avond uitvoerig gesproken. Er is hier verschillend spraakgebruik.
Wat wij een corresponderende kerk noemen wordt b.v. door de Chr. Ref. Church een zusterkerk genoemd. Het is van betekenis dat hier één lijn getrokken wordt en we komen tot een uniform spraakgebruik. De betrokken commissie stelde Donderdagmorgen voor om terug te keren tot het spraakgebruik: corresponderende kerk in engere en in ruimere zin. Maar hiertegen rezen vele bezwaren. Daarom werd besloten deputaten op te dragen de kwestie van deze terminologie nader te bestuderen en op de volgende synode met concrete voorstellen te komen.
In ditzelfde verband werd door de Synode uitvoerig gesproken over het preken in andere kerken in het buitenland, waar onze kerken geen correspondentie mee onderhouden.
De Synode kwam tot de volgende uitspraak: In landen, waar kerken zijn, met welke wij correspondentie onderhouden, zal in het algemeen door ambtsdragers uit onze kerken geen ambtelijke dienst verricht worden in andere kerken.
Het was Donderdagmorgen, de tweede dag van de derde week, toen deze beslissing viel. Breedvoerig is daarna op die morgen gesproken over de Geref. Oec. Synode. De Part. Synode van het Noorden had voorgesteld om deel te gaan nemen aan de Geref. Oec. Synode. Een uitvoerig rapport ter toelichting was daarbij gevoegd.
De commissie, die ook over deze zaak had te oordelen, had voor de zienswijze van het Noorden veel begrip en vond in de instructie veel aantrekkelijks. Verschillende besluiten en uitspraken van de G.O.S. hebben ook onze instemming; haar grondslag is goed. Doch haar houding tegenover de bij haar aangesloten kerken, die tevens lid zijn van de Wereldraad, is tweeslachtig en onzeker gebleven en als gevolg daarvan moet geconstateerd worden het ontbreken van een positief getuigenis, dat men van kerken van Geref. belijden mocht verwachten — aldus deze commissie.
Er bleken ter synode grote voorstanders te zijn van aansluiting bij de Geref. Oec. Synode. Een keur van argumenten werd gehoord. Waar ter wereld hoort men in deze tijd nog zulk een getuigenis? Onze plaats is daar. De grondslag is goed. Dan is het zaak om er bij te zijn. Maar er waren ook broeders, die een ander licht wierpen op deze zaak. Inzonderheid wel Ds. Maris, die als waarnemer de Geref. Oec. Synode van 1953 te Edinburgh, had bijgewoond. De meningen over deze zaak bleven verdeeld.
Tenslotte werd het voorstel aangenomen om de beslissing over de instructie van het Noorden uit te stellen tot de volgende Generale Synode en deputaten opdracht te geven de kwestie over aansluiting bij de Geref. Oec. Synode nader te bestuderen en daarover op de volgende Generale Synode te rapporteren.
Drie overwegingen leidden tot deze beslissing: het nemen van een verantwoorde beslissing in deze kwestie vraagt meer voorbereiding dan nu het geval was geweest; in de komende periode zal gelegenheid zijn in breder verband over geref. oec. verhoudingen te spreken (in verband met een te verwachten rapport van de Geref. Kerken over oecumeniciteit); ook in '62 kan de Generale Synode zich nog over aansluiting bij de Geref. Oec. Synode uitspreken aangezien de eerstkomende Geref, Oec. Synode-vergadering pas in 1963 gehouden wordt.
Heel kort sprak de Synode daarna nog over de passage uit het rapport van deputaten dat over de I.C.C.C. handelt. Een paar informatieve vragen werden gesteld, die tot tevredenheid werden beantwoord. O.a. bleek duidelijk dat reis- en verblijfkosten van broeders, die het congres van de I.C.C.C. in Brazilië bezochten, niet door de kerken maar door de I.C.C.C. zijn betaald. Onze kerken betaalden een bepaald bedrag als „contributie".
Hiermee was dit belangrijke rapport, dat de verhoudingen tot andere kerken in binnen- en buitenland raakt, afgehandeld. Maar andere zaken vroegen niet minder de aandacht van de synodeleden.
Geref. Soc. Instituut
Bijzondere aandacht werd besteed aan het werk van het Geref. Soc. Instituut, dat steeds meer een plaats krijgt in het leven der kerken. In aansluiting op wat door de vorige Synode besloten werd, heeft ook deze Synode het werk van dit Instituut opnieuw in de aandacht der kerken aanbevolen. Aan de kerkeraden werd in overweging gegeven aan dit instituut een bijdrage te geven van 4 cent per ziel.
Ook nog op andere wijze vroeg het Geref. Soc. Instituut onze aandacht. De Directeur van dit Instituut stelde namelijk voor om in samenwerking met de Geref. Gemeenten en de Geref. Kerken een basis-onderzoek aan dit Instituut op te dragen t.a.v. het complex problemen, waarvoor de Kerken zich zullen zien geplaatst in de randstad Holland en rondom het Deltaplan. Evenals de Synode van de Geref. Gemeenten had ook onze Synode voor dit verzoek een open oor. Het betreft hier onderzoekingen, die niet alleen voor de kerkbouw, maar voor heel de geestelijke bearbeiding van onze kerken in deze gebieden van groot belang kunnen zijn. Besloten werd dit onderzoek te doen instellen; deputaten te benoemen voor overleg met het Geref. Soc. Instituut inzake probleemgebieden en de kosten van dit onderzoek te betalen uit het Fonds voor Bijzondere Noden. In dit deputaatschap zullen dan ook twee deputaten uit het Fonds Bijzondere Noden zitting hebben.
De levenshouding van de christen
Opnieuw kwam aan de orde de instructie van de Part. Synode van het Oosten over de levenshouding van de christen. Het Oosten wilde hierover een synodale uitspraak en waarschuwing tegen allerlei gevaren, die het christelijke leven vandaag bedreigen. Een proeve van zulk een uitspraak was door het Oosten ingediend. In een van de vorige zittingen van de Synode was deze zaak reeds aan de orde geweest. Tegen de door de commissie veranderde uitspraak waren verschillende bezwaren gerezen. De commissie had de zaak opnieuw bekeken en was nu met nog weer een andere lezing gekomen. Een breedvoerig debat ontspon zich over deze zaak. De rapporteur. Ds. Toorman, had het debat op waardige wijze ingeleid. Maar z'n bewogen uiteenzetting mocht niet verhinderen dat er vele bezwaren tegen de opnieuw geredigeerde uitspraak bleven bestaan. Voor de een stond er teveel en voor de ander te weinig in. Voor de een was de voorgestelde uitspraak nog te negatief en een ander vond de uitspraak veel te breed. Tenslotte werd de vraag gesteld: als er dan zo weinig eenparigheid is, is het dan wel goed om een uitspraak te doen? Welke kracht heeft dan een dergelijke uitspraak?
Op advies van Prof. Hovius ging de commissie zich toen beraden welke weg nu moest worden ingeslagen. Resultaat van dit beraad was dat de commissie verzocht ontheven te worden van haar opdracht. Daarmee trok ze dus de voorgestelde uitspraak in. Toen moesten de afgevaardigden van het Oosten zich beraden op de vraag wat met de instructie van het Oosten gedaan moest worden. Het overleg van de 12 afgevaardigden had eveneens tot gevolg dat de instructie werd ingetrokken. De zaak van een uitspraak was daarmee van de baan. Duidelijk was gebleken dat er in de Synode ernstige bezwaren leven tegen het doen van uitspraken over allerlei dingen. Gevaren, die tot uiting komen in een bepaalde levenshouding en een zeker gebruik van allerlei dingen, worden niet bestreden door uitspraken, maar door het Woord Gods, dat krachtig en duidelijk gepredikt moet worden. Een kerk, die zich vandaag vastlegt op bepaalde uitspraken, loopt gevaar na een luttel aantal jaren eigen uitspraken weer te moeten herzien, wijl ze achterhaald zijn door de feiten.
In dezelfde lijn lag het dat nu ook de instructie van het Zuiden de volgende morgen werd teruggenomen, waarin de Generale Synode verzocht werd zich uit te spreken over de middelen, die kunnen dienen om het kwaad van de televisie vooral in betrekking tot de dienst des Woords tegen te gaan.
Ook de kleer-instructie van het Zuiden ging dezelfde weg. Niet de Generale Synode moet hier bepalingen maken t.a.v. deftigheid in optreden en kleding, maar, zijn er afwijkingen etc. dan hebben de kerkeraden hier een taak.
In hetzelfde kader werd de laatste Synode-morgen behandeld de instructie van het Zuiden over het optreden — bedoeld werd het houden van morgenwijdingen — voor de AVRO. Enerzijds werd gezegd dat de gelovigen geroepen zijn de christelijke organisaties te steunen, in dit geval ook de christelijke radiover.; anderzijds dat het houden van morgenwijdingen e.d. voor de AVRO-microfoon een middel is om het Evangelie bekend te maken aan velen, die anders niet bereikt zouden worden. De Synode deed geen nadere uitspraak, maar legde ook hier de volle verantwoordelijkheid op de predikant en zyn kerkeraad.
Een verzoek van de Geref. Ver. tot Drankbestrijding t.a.v. een opwekking i.v.m. opkomende drinkgewoonten werd op dezelfde wijze behandeld. Enkele afgevaardigden-geheelonthouders trachtten iets te bereiken door voor te stellen dat de G. Synode de kerkeraden zou opwekken diligent te zijn op dit punt en deze Vereniging te steunen. Maar het mocht niet baten.
De Synode sprak uit dat het niet op haar weg ligt om telkens weer bepaalde aanbevelingen te geven voor de op zichzelf lofwaardige arbeid van allerlei chr. organisaties.
Psalmberijming
Donderdagavond kwam, nadat de Synode enige tijd in comité had vergaderd, het rapport van deputaten voor overleg inzake de Psalmberijming aan de orde. Door ziekte van de secretaris van deputaten was dit rapport laat ingediend. De commissie, die over dit rapport had te oordelen, was dankbaar voor de verrichte arbeid, omdat gebleken is dat deputaten zich ernstig met de onderhavige vraagstukken hebben bezig gehouden. Overigens bleek zowel uit het rapport van deputaten als uit de bespreking ter Synode wel dat de psalmberijming een bijzonder netelige kwestie is. Er zijn twee instanties op dit gebied n.l: de Interkerkelijke Stichting Psalmberijming en de Stichting tot verbetering van het psalmgezang in de Geref. Kerken.
Resultaat van de vrij uitvoerige bespreking was dat de Synode met meerderheid van stemmen besloot waarnemers namens onze kerken te zenden naar de Interkerkelijke Stichting Psalmgezang. Ds. Bikker heeft als zodanig reeds gefungeerd. Naast hem werd Ds. Toorman benoemd. Verder sprak de Synode uit dat het noodzakelijk blijft om allerlei onduidelijkheden en oneffenheden in de tegenwoordige bundel aan te wijzen. De deputaten voor overleg inzake de Psalmberijming zullen de Synode ook verder op de hoogte hebben te houden van wat er op het terrein van de Psalmberijming gebeurt, de proeve van de 110 psalmen en de eventuele verder verschijnende proeven te bestuderen, en de resultaten van deze studie mede te delen aan de eerstkomende synode. Belangrijk was de uitspraak dat alles in het werk zal gesteld dienen te worden, om indien maar enigszins mogelijk één Psalmbundel te behouden voor het protestantse kerkelijke leven in Nederland. Er zijn op dit gebied grote moeilijkheden. Kunnen we volstaan met een restauratie van de bestaande berijming, moet er een nieuwe berijming komen, moeten we ons stellen achter de bundel-Hasper of is de nieuwe psalmberijming acceptabel? Open vragen, waarover deze deputaten hebben te studeren, en in samenwerking met deputaten van andere kerken een antwoord te geven.
Bediening H.A. in inrichtingen e.d.
De Part. Synode van het Zuiden had een instructie ingediend t.a.v. de bediening van het Avondmaal in inrichtingen e.d. Gevraagd werd een bezinning op de noodzakelijkheid en de mogelijkheid hiervan. Ook deze instructie w^as door een commissie bekeken.
Een vrij brede bespreking ontwikkelde zich die avond over deze zaak. De Generale Synode sprak uit dat het geoorloofd is, zo de behoefte daartoe blijkt, dat de plaatselijke kerk het H. Avondmaal bedient in verpleeghuizen, bejaardentehuizen en stichtingen, gelegen binnen het ressort van de kerk, mits in overeenstemming met art. 61-63 van de D.K.O. bepaalde voorwaarden in acht worden genomen. Een achttal voorwaarden werden genoemd. Juist over deze voorwaarden kwam nogal discussie. Maar tenslotte viel een beslissing.
We vermelden de 5e en 8e voorwaarde, waarover de meeste bespreking loskwam. „De noodzaak voor de bediening van het Avondmaal aan verzorgden of verpleegden in tehuizen en stichtingen zal blijken uit de behoefte daaraan, die door henzelf bij de kerkeraad kenbaar gemaakt wordt, waarbij de kerkeraad zich moet overtuigen, dat de begeerte naar het gebruik van het sacrament voortkomt uit een ernstige behoefte om door het ontvangen van het Avondmaal het geloof te sterken".
Het z.g.n. „gastrecht" zal ook hier slechts kunnen gelden als die niet-leden van onze kerken in de betrokken inrichting gerechtigd zijn in hun eigen kerk het Avondmaal te gebruiken en de kerkeraad zich overtuigd heeft dat zij ook overigens voldoen aan het bepaalde onder 1 en 5 (zie boven); zij niet in staat zijn de bediening van het Avondmaal in hun plaatselijke kerk mee te maken en tijdig aan de kerkeraad de begeerte daartoe kenbaar maken.
De Engelenzang
De Synode wist deze avond van geen ophouden. Nog één onderwerp vroeg de aandacht. Het Noorden had een instructie ingediend, waarin allereerst een wijziging in de D.K.O. werd voorgesteld. In art. 69 wilde men het woord ,,berijmde" laten vervallen, zodat er vrijheid zou komen om in de eredienst Schriftgedeelten te zingen, die door de Synode zijn vastgesteld of vastgesteld zullen worden. Dit deel van de instructie werd verworpen. Terecht sprak de Synode uit dat niet alleen het Schriftgedeelte moet aangegeven en vastgesteld worden, maar ook de berijming daarvan, want het is toch immers van belang na te gaan of deze berijming voldoet aan alle te stellen eisen.
Verder stelde het Noorden voor om aan de „Enige Gezangen", die in de eredienst gezongen worden, toe te voegen de Engelenzang. De betreffende commissie sprak als haar mening uit dat gezien de tekst van de kerkorde art. 69 en de uitspraken van verschillende synoden, die bepalen dat Schriftgedeelten kunnen worden gezongen naast de Psalmen (1578, 1581, 1586, 1836) geen bezwaar kan bestaan om de Engelenzang toe te voegen aan de schriftuurlijke lofzangen, die gezongen mogen worden in de eredienst.
Over dit punt kwamen de tongen los. Sommigen zagen hierin een stap in de richting van het invoeren van gezangen in de eredienst. Anderen betoogden met klem dat hier geen sprake van is. De Engelenzang is een Schriftgedeelte. Dat kan van morgen- en avondzang, die in de kerken ook gezongen worden, niet gezegd worden.
Na de eerste ronde werd de bespreking in het late avonduur afgebroken. De Synode had vergaderd van 9 uur 's morgens tot kwart voor 11 's avonds. De andere morgen om half 9 werd de bespreking voortgezet. Er waren in het slot van de discussie 's avonds woorden gevallen, voor tweeërlei uitleg vatbaar. Na verschillende besprekingen klaarden de verhoudingen op. Met dertien stemmen tegen werd tenslotte besloten om voortaan de Engelenzang toe te voegen aan de schriftuurlijke lofzangen, die in de eredienst gezongen mogen worden.
De laatste morgen
We grepen op de behandeling van verschillende punten van de laatste morgen reeds vooruit in ons verslag. Daarom kunnen we verder kort zijn. Er werden nog verschillende uitspraken bijgeschaafd. Allerlei kleine dingen werden geregeld: een eventueel nieuwe uitgave van de D.K.O., de plaats van bezwaarschriften op de agenda etc.
Een belangrijk punt was de benoeming van 35 deputaatschappen - 5 minder dan benoemd door de G.S. van '56 - waarin verschillende broeders herbenoemd werden, maar ook werden in verschillende deputaatschappen „nieuwe" broeders benoemd. De kerk van Haarlem-Noord werd aangewezen als roepende kerk voor de Synode van 1962 met dien verstande dat eventueel ook deze kerk een beroep mag doen op de kerk van Apeldoorn om de Synode te willen ontvangen.
Het einde van de Synode kwam toen in het zicht. Tijdens de koffiepauze had oud. den Hertog namens de afgevaardigden een electrische klok aan de kerkeraad van Rotterdam-C. aangeboden als dank voor de uitstekende verzorging en de vele arbeid, die deze kerkeraad aan de Synode besteed had.
De praeses sprak tenslotte een waardig slotwoord, wijzend op het gebrekkige van onze arbeid de verantwoordelijkheid van het kerk zijn en de roeping om naar Gods Woord te leven. Hij besloot met de lezing van Openb. 3 : 7-13: de brief aan Filadelfia. De assessor dankte de praeses voor zijn leiding, waartoe hij gesterkt werd. Daarna ging de praeses ons voor in gebed. Staande werd tenslotte gezongen Ps. 79 :7. Als deze psalm verklonken is, verklaard de praeses, bij hamerslag, de Generale Synode Ao Di 1959 voor gesloten.
Zo behoort de Rotterdamse Synode weer tot het verleden. Er is op deze Synode veel gesproken. Verschillende beslissingen zijn uitgesteld tot een volgende Synode. Bij verschil van mening werd gepoogd elkaar in broederlijke sfeer vast te houden. De afgevaardigden zijn op en buiten de Synode goed verzorgd. Maar heel duidelijk is gebleken dat synode-arbeid zeer vermoeiende arbeid is. In de toekomst zal er in de werkwijze het een en ander veranderd moeten worden.
De Koning der Kerk gedenke ons in de komende periode, zegene plaatselijke kerken en het werk van deputaatschappen en doe ons leven naar Schrift en belijdenis, meer en meer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1959
De Wekker | 4 Pagina's