Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten dis geleid (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten dis geleid (V)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mij geschonken.
Wanneer Comrie deze woorden aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpt, zo zoudt U hem verkeerd verstaan door te menen, dat wij niets anders hebben te doen dan het Woord van God te aanvaarden.
Wel laat Comrie duidelijk uitkomen, dat wie zoekt naar persoonlijke zekerheid zich slechts heeft te funderen op het Woord van God, dat niet liegen kan.
Hij zegt in zijn Catechismus: de zekerheid des geloofs is alleen rustende op Gods Waarheid, ons als 't ware verpand in de goddelijke belofte, waardoor wij dan, ofschoon wij de zaak van de belofte niet in dadelijke bezitting hebben en dat duizenderlei zwarigheden en schijn van onmogelijkheid, zich daartegen verzetten, wij op het Woord van de belovende God zulk een vaste staat maken, dat wij de zaak als de onze aanzien, en die als de onze, eer dat wij de dadelijke bezitting hebben, toch met een gerust hart aanvaarden".
Uit deze woorden van Comrie zou men lichtelijk kunnen afleiden, dat het geloof niet anders is dan een soort functie der ziel, die de Woord Openbaring Gods aanvaardt. Dit althans zou men kunnen lezen in de woorden van Comrie, als hij zegt: „wij hebben het Woord beide van de Profeten en de Apostelen, dat zeer vast is, en hierop alleen gronden wij ons, en door dit, als het Organon of vehiculum des Heiligen Geestes, ontvangen wij de onmiddellijke invloeiingen van zijn goddelijke kracht in onze ziel".
Deze woorden van Comrie kunnen in een sterk Remonstrantse zin worden gelezen en aanvaard. Comrie zelf heeft begrepen, dat er zijn — en ze zijn vandaag aan den dag nog niet uitgestorven — die een beredeneerd geloof tot een waar, tot een oprecht geloof willen verheffen. Hij zegt hiervan in zijn Catechismusverklaring „de Remonstranten, die wij uit ons midden geworpen hebben, omdat ze niet van ons waren, nevens de drijvers van de algemene genade, die helaas! onder ons schuilen, hebben een systeem zo samengesteld, dat dit verzekerd vertrouwen, dat deze weldaden niet alleen aan anderen, maar ook aan mij geschonken zijn, door onze eigen krachten ons deel kunnen zijn, vermits aij stellen dat Christus volgens de wil des Vaders, zowel voor de een als voor de ander gestorven is en zo de zaligheid voor alle Adams nakomelingen evenzeer verworven heeft, om die weldaad op voorwaarde van geloof en bekering, te schenken."
Wat Comrie hier benadert is precies hetzelfde, als wat wij tegenwoordig alzijdig kunnen horen vooral in jeugdtoespraken: „Christus is voor jou gestorven" „jij bent Gods kind" en „jij moet geloven zo rijk in Christus te zijn" en meer van dergelijke aanmoedigingen, om de jeugd op het paard van het verbond der genade te doen stijgen.
Maar Comrie noemt dit geloof „een beredeneerd geloof" een „gevormd geloof".
Het is een soort geloof, dat voortspruit uit een religieuse denkactie, dat veel gelijkt, op wat Rome leert. Zeker, er is onderscheid tussen wat Rome en wat, laat ik maar zeggen, deze religieuse school leert. De Roomse verstaat onder geloof nooit anders, dan wat de Kerk leert, en deze religieuse school richt zich meer op Gods Woord. Deze laatste onderscheidt dan een „ongelovig geloof en een gelovig geloof". Een ongelovig geloof is b.v. te vinden bij een atheïst of godloochenaar, want deze gelooft in zijn mening: er is geen God. Dit ongelovig geloof is in zulk een de leidende functie, die heel het leven al meer aftrekt van God. Maar nu is er ook een gelovig geloof, dat functioneert door het aanvaarden van het Woord van God en van Zijn beloften. Maar ik meen dat het niemand minder geweest is, dan Prof. Dr. H. Bavinck die in zijn dogmatiek aantoont, dat op deze beredeneerde wijze het geloof wordt gedegradeerd en genatureerd. Men gaat dan van het geloof in zijn gewone dagelijkse betekenis uit. Ik kan niet nalaten U iets te laten lezen, wat Dr. Bavinck schrijft in „Verzamelde Opstellen" op blz. 9. „In de Roomse theologie is de opvatting van het geloof zeer eenvoudig. Het is in 't algemeen het aannemen van een getuigenis op grond van de betrouwbaarheid van de zegsman, en het blijft deze betekenis behouden ook op religieus gebied. Wel is er dan een werking des geestes nodig om het verstand te verlichten en de wil te neigen, maar het geloof is en blijft een daad des verstands, het bestaat in de aanneming en toestemming der in de Schrift en traditie vervatte goddelijke Waarheid op grond van de onfeilbaarheid der Kerk."
Het is tegen dit soort van beredeneerd geloof, dat Comrie telkens de wapenen opneemt als hij zoekt naar de vaste grond voor het soms zo geslingerd scheepske der ziel. Bij Comrie vindt men altijd twee polen, waartegen hij positie kiest. Enerzijds het intellectueel of verstandelijk kennen, dat tot niets anders leidt dan tot Schriftgeleerdheid, en anderzijds het sentimentele of gevoelig indringen in eigen zieletoestand om er een avondmaalsgrond in te ontdekken. Vooral dit laatste lijkt mij een gevaar in eigen kerkelijk leven. Velen kijken meer naar een avondmaalsvrucht, dan naar een avondmaaalsgrond. Wie het eerste zoekt komt al heel spoedig in de omklemming van in eigen zielestand rond te tasten en er toch wat in te ontdekken, waarop wij leunen en steunen kunnen.
Comrie beschrijft zulk een fase in het zieleleven als hij op blz. 489 f. zegt (Catechismusverklaring) er zijn er, die stellen, dat onze attentie eerst zijn moet, op hetgeen wij dadelijk in ons hebben of bespeuren, en dat het hebben en bespeuren van die gesteldheid ons de verzekering of verkloeking geeft, dat wij de vergeving der zonde, de eeuwige gerechtigheid en zaligheid mogen aanvaarden. Het is uit deze gronden, dat men de arme mensen aandrijft om in zich zelf steeds na te gaan, of ze wel die hoedanigheden bezitten, die hen een gepast voorwerp voor de genade maken, terwijl niets in ons ons gepast voor die genade maakt, als dat wij verloren nakomelingen van Adam zijn."
Wat Comrie hier schrijft en bedoelt is. inderdaad een soort pijnbank, waar sommigen zich zelf opleggen of door anderen opgelegd worden, waar menige ziel al vele benauwende uurtjes heeft doorgemaakt. Wie zich zelf tot voorwerp van onderzoek stelt met geen ander resultaat dan zich zelf aan zich zelf te meten, zal altijd van de tafel des Heeren moeten weg blijven. Als zelf de allerheiligste in dit leven slechts een klein beginsel heeft van waarachtig diep geestelijk leven, als wij hier in dit leven slechts een beperkte blik hebben op alles, wat Godes is, als wij om met de Apostel te spreken slechts ten deele kennen ook ten dele ons zelf ken nen, als wij daarbij bedenken, dat een vroom mens ook altijd nog een arglistig hart omdraagt, zo moeten wij ons toch wel zeer wachten om niet in ons zelf te zoeken, wat alleen buiten ons zelf in Jezus Christus te vinden is. Al is het waar en al blijft het waar, dat alleen uit de kennis der wet onze ellendestaat wordt doorvoeld, dat houdt nog geenszins in, dat wij hebben te zoeken naar de donder van de Sinaï als het kenmerk voor genadeleven. Comrie zegt, dat er gevonden worden, die aandoeningen door wettische benauwdheid als de weg aanwijzen om tot de grootste top van verzekering te klimmen. Dit noemt Comrie het verdrietige en als in strijd met de leer der vrije genade, dat zulke inwendige ontroeringen als voorbereidingen gesteld en aangegeven worden, opdat door die ontroeringen en na deze geestelijke gewaarwordingen, het geloof geestelijk in onze harten zou gevormd worden (blz. 489 Catechismus). Duidelijk wordt, dat Comrie onderscheid maakt tussen een „gevormd" geloof en een „geschonken" geloof, of tussen gevoel en geloof.
Een gevormd geloof!
Dat is toch wel een karakteristieke uitdrukking, die Comrie nog al eens gebruikt en die toch duidelijk aangeeft hoeveel menselijke factoren, hoeveel zielsproblemen, hoeveel schokkende ervaringen de fundatie worden voor een geloofsleven, dat meer met zich zelf, meer met allerlei kenmerken, dan met het voorwerp des geloofs bezig is.
Nu begrijpe men ons goed, want hieruit zou een verkeerde gevolgtrekking kunnen gemaakt worden, alsof het een onnodige, althans een onverschillige zaak is, dat een zondaar vreemd zou moeten blijven aan zijn verborgen roerselen der ziel. Wie in dit opzicht van een „gevormd" geloof zou spreken zou heel de Heilige Schrift tegen zich krijgen en zou het gezond gevoelig geestelijk leven de doodsteek geven. Gode zij dank, daar is een weg, die uitnemender is.

U. (Utrecht) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1959

De Wekker | 4 Pagina's

Ten dis geleid (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1959

De Wekker | 4 Pagina's