Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zie Mijn Knecht"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zie Mijn Knecht"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jes. 42 : 1.

In Jesaja 42 :1-7 hebben wij de eerste profetie over de Knecht des HEEREN. Gods heilsopenbaring in Hem, hier geboden, is heel rijk. Hier is adventsprediking en adventsverwachting in volle zin.
Zie, let op Mijn Knecht. Er zijn ogen des geloofs, gezalfde ogen nodig, om op die Knecht te zien. Twee zaken zullen wij dan steeds dieper leren; 1e: Als wij Hem aanzagen had Hij geen gedaante, noch heerlijkheid dat wij Hem zouden begeerd hebben; maar ook 2e: zulk een Hogepriester betaamt ons. Wie Hem in het geloof recht ziet, gaat vanzelf zingen: Beminlijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven, gaat al het schoon van mensen ver te boven.
Zie, Mijn Knecht. Wij hebben drie profetieën over de Knecht des HEEREN (Jes. 49 en 53). Voor ons staat het vast dat met „Knecht" de Messias wordt aangeduid. Jezus Zelf heeft er op gewezen dat deze profetie in Hem vervuld is (Matth. 12 :18-21). Knecht wijst op een verhouding van de Messias tot de HEERE. In Fil. 2 komt dit heel sterk uit: Die in de gestaltenis Gods zijnde het geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf vernietigd, (ontledigd) de gestaltenis van een dienstknecht (slaaf) aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden. Die verhouding wijst op de Messias in de staat der vernedering. Dat allereerst. Maar de staat der verhoging is hier niet uitgesloten, gelijk ook in Fil. 2 blijkt: God heeft Hem uitermate verhoogd. In de slavengestalte heeft Hij alle heil verworven om zondaren vrij te maken van de slavenbanden der zonde.
Wat is de mens toch diep gezonken. Hij ligt dood in de misdaden en de zonden. Maar hij wil ook niet anders van nature dan slaaf der zonde en kind van de vader der leugen zijn. Hij beeldt zich in vrij te zijn en hij is de ergste slaaf, die op de wereld rondloopt. De Knecht des HEEREN vernedert Zich om in slavengestalte — de mens in alles gelijk, uitgenomen de zonde — slaven vrij te maken. Dan leren die vrijgemaakte slaven de kerstzang met Simeon: nu laat Gij, Heere, uw dienstknecht (slaaf) heengaan in vrede (losgemaakt, vrijgemaakt) want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien. De lij f knecht is altijd dicht bij zijn heer. De Heere Christus, de Knecht, is één in wezen met de Vader en nu eeuwig verhoogd aan Gods rechterhand. Door de val is de vredesverhouding tussen de mens en God verstoord, maar de Knecht heeft de verzoening verworven en nu worden vrijgemaakte slaven voor eeuwig verhoogd in de heerlijkheid. In de Borg voor zondaren is de breuk geheeld.
Hebben wij die breuk leren kennen? Hebben wij ook leren verstaan dat deze Knecht de Breukheler is? Zijn wij radicaal boeteling onder God geworden en pleiten wij, wanneer wij bidden om de zaligheid, alleen op deze Knecht? Verstaan wij het geloofsgeheim om alleen door het geloof kracht te putten uit Hem? Hoe zoet is het te drinken uit deze Bron en hoe zacht is de balsem van deze Borg. Hier, dicht bij Hem, wordt de rust genoten. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht. Zalig is het te zitten aan Zijn voeten en te ervaren welk een zachtmoedige Leraar Hij is. Een „tiende ure" bij Hem is meer waard dan 't fijnste goud op aard. Jong en oud, zoekt het eeuwig goed bij Hem. Jakob zong: Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere en Simeon heeft Hem in de armen omhelsd en van de zaligheid gezongen. Straks komt Hij weer en dan zal Zijn volle heerlijkheid worden aanschouwd.
Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun. Ook uit dit woord blijkt de verhouding van de Messias tot de HEERE. Heeft de Borg, Die Zelf God is, dan ondersteuning nodig? Hier wordt gedoeld op de staat der vernedering van de Messias. Vast staat dat Christus in Zijn vernedering vervulde wat Jesaja 53 profeteerde. De Messias droeg de schuld van Zijn volk, hun vloek en in hun plaats Gods toorn. Hij droeg ook het oordeel der verdoemenis in de plaats der Zijnen. In dat dragen is ook de daad des Vaders. Voor ons een verborgenheid, maar duidelijk is wel dat de Messias altijd Knecht was, altijd dienend, altijd in een bepaalde verhouding tot de Vader stond en diende. En dat het staande blijven van de Borg in de staat der vernedering, niet buiten de Vader omging.
Zie, Mijn Knecht, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft.
De Messias is de Uitverkorene, als Middelaar, in Wie de Vader al Zijn volk verkoren heeft (Efeze 1 :4). Hier ligt de vaste grond voor de zaligheden der kinderen Gods. Niemand ergere zich aan de verkiezing van de Borg en van al de Zijnen in Hem. Laten we in de weg van geloof en bekering, van arm-zondaar-worden en gelovig omhelzen van de Borg de troost van deze verkiezing leren verstaan en God verheerlijkend leren leven.
De Vader zegt dat Hij in deze Verkorene een welbehagen heeft. Wanneer Hij zegt: „Mijn ziel" dan drukt Hij de bijzondere, de tedere, verhouding uit tussen Zich en Zijn Zoon. En daarin ligt geworteld en gegarandeerd de meest innige verhouding tussen de Vader en Zijn kind. Hoe zalig is het voorrecht daar iets van te mogen smaken. Dan wordt de kus van Vader op onze ziel gedrukt en de omhelzing van Vader genoten. Dan ervaren wij dat God weer Vader voor ons is en die zaligheid is onuitsprekelijk groot.
De Vader heeft in die diep vernederde Knecht een welbehagen. Dat „welbehagen" wijst er hier ook op dat de Messias naar de Raad des Heeren aangewezen is als de Borg en Middelaar. Maar in dat welbehagen ligt meer opgesloten. De HEERE heeft als God van het verbond der genade, al Zijn lust in die volbrengende Borg.
Wanneer de schuldige Israëliet het plaatsbekledend offer bracht op het altaar en achter dat offer naderde tot dat altaar, dan was dat de HEERE aangenaam, dan was dat naar Zijn welbehagen. Het opstijgend reukwerk was Hem lieflijk. Laten wij niet vergeten dat de Borg alles volbracht; heel de opdracht van Zijn Vader vervulde. En daardoor werd God verheerlijkt. Nu zou er een volk zijn dat eeuwig God volmaakt dient en Zijn deugden verkondigt. In de weg van gerechtigheid. Van dat welbehagen zongen de engelen rond en boven de kribbe en in dat welbehagen ligt vast het heil dat de aarde in het rond verheugt. Kennen wij er iets van? Leerden wij achter die Borg, bij kribbe en kruis, naderen tot God? De Heere heeft er een lust in, wanneer zondaren zo tot Hem naderen. Nooit te peilen zaligheid wordt in die weg genoten.
Zie, Mijn Knecht. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven. Wij kunnen deze geweldige gedachte onmogelijk hier uitwerken. Lees maar eens na Jesaja 11. Dit leggen van de Geest op de Knecht, wijst op Zijn zalving (Jes. 61). De Borg is profeet. Priester en Koning. De Heilige Geest in Zijn volheid zal op Hem rusten. In die Geest ligt het beginsel van alle leven, in Wie alle leven voortbestaat, uit Wie alle geestelijke krachten en gaven zijn. Hier zijn de verborgenheden der godzaligheid. Er is geen heil buiten het welbehagen des HEEREN, zonder de Borg en buiten de Geest. Inderdaad: de kinderen des Heeren worden met een Drieënig God verzoend. Dat laat na de vrede, welke alle verstand te boven gaat. Daardoor alleen is er een volk dat eeuwig zal zingen van Gods goedertierenheid.
Die Knecht zal het recht den heidenen voortbrengen.
Wij moeten bij „recht" hier denken aan de rechtsopenbaring, aan de waarheid. Het gaat om die bijzondere rechtsorde Gods tot zaligheid. De waarheid, die rechtsorde, zal Hij de volken openbaren. De Heere handhaaft de Sinaï en openbaart Golgotha. Sion wordt door recht verlost, naar het welbehagen des HEEREN. Onder heidenen, de volken buiten Israël, zal de Borg, door Woord en Geest, deze rechtsopenbaring leren verstaan, opdat heidenen leren bukken voor het aangezicht des Heeren. Kerstfeest preekt ons de grote blijdschap, welke al den volke wezen zal. De eilanden zullen naar Zijn leer wachten. Eens zal onder elk volk deze waarheid gepredikt zijn en zal de Knecht des HEEREN wederkomen als de Rechter over de levenden en de doden. Op de nieuwe aarde en in de nieuwe hemel zal dan de bruid van Christus, gezaligd naar deze rechtsopenbaring, eeuwig de HEERE verheerlijken.
Wij moeten niet beginnen te vragen of wij uitverkorenen zijn in de Uitverkorene, maar of wij de zaligheid zoeken in Gods rechtsorde. De zaligheid is alleen in Hem, Die volkomen heeft voldaan. In Hem is de toegang tot de Troon der genade. De Heere heeft een welbehagen, al Zijn welbehagen in die Knecht, en Hij heeft ook een welbehagen in allen, die achter en door Hem leren naderen tot de HEERE. Zo leren wij, door de Geest des HEEREN, Die dan in ons woont en werkt, dat de zaligheid vast ligt in die Knecht. Is dat ons deel?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1959

De Wekker | 4 Pagina's

„Zie Mijn Knecht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1959

De Wekker | 4 Pagina's