Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten dis geleid (24)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten dis geleid (24)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfbeproeving
De gedachte heeft mij bezig gehouden dit onderwerp „ten dis geleid" te beëindigen, daarbij mij dankbaar herinnerend de vele attenties, die ik mocht ontvangen van Wekker-lezers.
En toch zou er een zekere onvoldaanheid bij mij en misschien ook bij deze of gene lezer(es) zijn, als wij over de zelfbeproeving niets zouden zeggen. Te meer klemt dit, als wij weten, dat over het vraagstuk der zelfbeproeving in de laatste jaren al heel wat te doen is geweest. Met name in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) heeft men zich nog al dapper geweerd tegen hen, die bij de zelfbeproeving zouden denken aan een „geestelijke balans", die de doorslag zou moeten geven.
Bij zulk een zienswijze dringt van zelf de vraag naar voren, of deze zelfbeproeving beperkt moet blijven tot een onderzoek naar de „toestand" van de avondmaalganger of dat ook de „staat" van de gelovige hierin betrokken moet worden. Hoe dit zij, wij worden thans heel sterk geconfronteerd met verschillende reacties, wanneer deze zaak aan de orde wordt gesteld. Het blijkt, dat niet alle Kerken van Gereformeerd belijden eenstemmig denken over dit hoogst gewichtig punt des geestelijken levens. Het is opmerkelijk, dat er bijna geen formulier in onze liturgische bundel is, waar zo nadrukkelijk wordt gesproken van „zelfonderzoek" als in ons avondmaalsformulier. Is dat nu hierom, omdat het Heilig Avondmaal iets geweldigs is, en het sacrament des doops van lager orde kan geschat? Maar dat kan en zal geen Gereformeerd belijder ooit kunnen toestemmen, die immers aanvaardt, dat in beide sacramenten de volle Christus met al zijn weldaden ons toespreekt. Daar profeteert en jubileert geen ander bloed in het sacrament des doops dan in dat, waar wij bij brood en beker gedachtenis vieren van het bloed, dat van alle zonden reinigt. Het levensontstaan (sacramenteel de doop) en het levensbestaan (sacramenteel het Heilig Avondmaal) reiken altijd elkander de hand. Zelfonderzoek geldt daarom zowel voor doop als Avondmaal. De dopeling die tot de jaren des onderscheids gekomen is, onderzoeke zich zelf of de zin van de doop wordt verstaan en doorleefd, en de Avondmaalganger onderzoeke zich zelf, of hij of zij het waarschuwend woord der Schrift verstaat: want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zich zelven een oordeel (1 Cor. 11:29).
Voor sommigen (velen?) is dit zo ernstig vermanend woord een verschrikking, en telkens als zij deze woorden horen bij het voorlezen van ons Avondmaalsformulier vaart er iets van een huivering, althans van een heilig beven door hen heen.
Nu moeten wij allereerst goed begrijpen, dat onze Gereformeerde Vaderen bij het opstellen van ons Avondmaalsformulier, waarin zij zo sterk benadrukken de zelfbeproeving, nooit bedoeld hebben ons te verschrikken. Avondmaalsvoorbereiding en Avondmaalsure mag geen pijnbank zijn, om al de slagen te ontvangen, waarmede een schuldig hart ons striemen kan.
Als dit de bedoeling onzer Vaderen zou geweest zijn, hoe zouden zij dan ooit zo opbeurend en zielsverkwikkend hebben kunnen schrijven in ons formulier: en opdat wij tot onze troost des Heeren Avondmaal mogen houden, is ons voor alle dingen van node, Eerstelijk, dat wij ons te voren recht beproeven".
Dit woord „troost" zegt hier boekdelen. Begint onze Heidelbergse Catechismus met het rijke woord: wat is uw enige troost beide in leven en in sterven", ons Avondmaalsformulier kent niet minder de stille hymne van de troost, die de zieleblijdschap van de Avondmaalganger kan verhogen. Immers ook in ons doopsfurmulier is deze zelfde liefelijke klank te horen, als wij bij de inleiding tot het gebed kunnen lezen: opdat wij deze heilige ordening Gods tot zijne eer en onze troost en tot stichting der gemeente uitrichten mogen". Welnu, hoe zou dan ooit de zelfbeproeving een boeman, een schrikgestalte, een sta in de weg" kunnen wezen, als heel de inzet van het Avondmaal niet anders bedoelt, dan de „verslagenen harten der gelovigen" te troosten ? Hier mag ten volle gelden, wat de dichter zingt:

Dit is mijn troost in druk mij toegelegd
Dit leert mijn ziel U achteraan te kleven:
Al 't geen Uwe mond aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting geest en leven.

Het woord van den Heiland „doe dat tot mijne gedachtenis" is een opbeurende nodiging. Een wankelende kring van discipelen heeft dit woord nooit kunnen vergeten, maar veeleer als een beker der vertroosting telkens weer aan de lippen gezet.
In het oude Rome was het een rijke ure voor een slaaf, wanneer hij aan de tafel zijns heren werd genodigd. Het was voor hem het tastbaar bewijs van zijn vrijheid. Men noemde dit „per mensam" (mensa betekent tafel).
Welnu, veel en veel troostrijker is het, wanneer slaven der zonde de vrijheid in en met Christus vieren, als zij aan Zijn tafel Zijn aangezicht mogen groeten en Zijn gemeenschap mogen genieten.
Deze troost moeten wij ons niet laten roven, ook al gunt satan u noch mij de zoetigheid van deze blijdschap der gemeenschap. „Ik zal tot U inkomen en Avondmaal met U houden, en gij met Mij."
Maar welke slaaf zou treden aan de tafel van zijn heer zonder te voren zich rekenschap te geven, van wat gaat geschieden?
Wie zou aan de tafel van onze vorstin komen zonder eerst zich te hebben voorbereid, zowel wat kleding als wat onze verhouding tot deze gastvrouwe betreft?
Voor zulk een presentatie is preparatie nodig.
Hoeveel te meer dan voor het Heilig Avondmaal, waar de Koning Zijn gasten groet, en waar het woord uit het Hooglied zijn schoonste klank ontvangt: Hij voert mij in het wijnhuis, en Zijn liefde is de banier over mij". Daarom niemand trede toe tot de dis des Heeren zonder zich te prepareren. Prepareren voor de dis des Heeren is vóór alle dingen de Gastheer eren. Vergeet echter daarbij nooit, dat prepareren heel iets anders is dan repareren.
Repareren is zich zelf een beetje opknappen, dat ten slotte uitloopt op zich zelf behagen.
Prepareren is juist het tegenovergestelde, want dit spreekt niet van zich zelf behagen, maar van zich zelf mishagen.
Wij kennen dit „mishagen" te weinig, ook al lezen wij het in ons Avondmaalsformulier.
Inderdaad het is geen gemakkelijke weg, die wij gaan betreden en toch . . . . . . wij moeten die weg op.

U. (Utrecht) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1960

De Wekker | 4 Pagina's

Ten dis geleid (24)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1960

De Wekker | 4 Pagina's