Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten dis geleid (27)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten dis geleid (27)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Velen, die tegenwoordig de geloofsimperatief, de geloofseis als voertuig bij de bediening des Woords voorop stellen en die met een beroep op Calvijn menen de reformatorische inslag getroffen te hebben, zouden er goed aan doen op dit punt de Reformator wat beter te lezen.
Het lijkt mij toe, dat wij tegenwoordig weer komen in een tijd als vòòr jaren terug, toen Calvijn zeer aprioristisch werd opgeslagen d.w.z. toen men al het mogelijke deed om de Reformator aan zijn zijde te krijgen bij de leer van de veronderstelde wedergeboorte bij de doop. Die staart van deze komeet zijn wij nu zo langzamerhand wat voorbij gekomen.
Thans echter dreigt er een ander gevaar, dat men Calvijn aan zijn zijde haalt om te betogen, dat wij afstand moeten doen van de zogenaamde Subjectivistische inslag, waarbij men eerst spreekt van „wedergeboorte" of „bekering" daarna van „geloof", maar dat we de echt Reformatorische lijn moeten trekken en eerst spreken van „geloof" en daarna van „wedergeboorte of bekering".
Inderdaad geeft bij oppervlakkige lezing Calvijn aanleiding om in dit gareel de bediening des Woords te slaan. En toch lijkt het mij toe, dat wij van het spoor afglijden, als wij aannemen, dat Calvijn zou geleerd hebben, dat wedergeboorte vrucht is van het geloof en niet, zoals bijv. onze Dordtse leerregels ons voorhouden, dat het geloof vrucht is van de wedergeboorte.
Deze Dordtse leerregels spreken eerst van een roeping tot „bekering". Er staat in art. 3 Hoofdstuk 1 „door wiens dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde".
Maar behalve deze algemene roeping is er ook een krachtdadige roeping, een „ware" bekering, een genade des wederbarenden Heiligen Geestes door onze reformatorische theologen, zoals Calvijn en Ursinus e.a. zo schoon genoemd „inclinatio ad credendum" een hartneiging, een zielsbuiging, die niet anders kan en wil dan geloven. Dat is maar niet de uiterlijke prediking, dat is maar niet een verstandelijke verlichting, neen, dat is veel en veel meer, veel dieper veel intenser, rakende al de hoedanigheden van onze zielstrillingen, zo schoon in art. 11 Hoofdstuk 3-4 Dordtse leerregels omschreven.
Laat ik enkele passages uit de Dordtse leerregels aanhalen. Ze worden te weinig gelezen. Ons volk en met name onze jeugd raakt al meer aan deze taal en aan deze zaken ontwend.
We lezen in Hoofdstuk 3-4 art. 10, dat God de zijnen krachtiglijk roept, met het geloof en de bekering begiftigt.
En wat is nu die krachtdadige roeping, die aan het geloof voorafgaat? Dat zegt ons art. 11 waar staat: Voorts, wanneer God dit zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn, maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking deszelfden wederbarenden Geestes, Hij opent het hart, dat gesloten is, Hij vermurwt, dat hard is, Hij besnijdt, dat onbesneden is enz.
Hier is de typering van de bediening des Woords èn de bediening des Heiligen Geestes met en bij het Woord. Hier is èn de „uiterlijke prediking" (art. 12 Hoofdstuk 3-4 Dordtse Leerregels) èn daarbij een gans bovennatuurlijke werking, waarvan de Schrift spreekt bij Lydia „welker hart de Heere geopend heeft, dat zij acht nam, op hetgeen van Paulus gesproken was." (Hand. 16:14).
Er is naar luid van de belijdenis een getuigenis des Geestes, een uiterlijke prediking, die kan wederstaan worden, en er is daarbij een krachtdadige roeping uit den Heiligen Geest, die onwederstandelijk is.
Hier is hetzelfde, als bij de sacramenten. Wie Calvijn op dit punt gelezen heeft weet, dat hij in zijn Institutieboek 4-14-9 zegt, dat de sacramenten eerst dan hun dienst naar behoren volbrengen, wanneer die inwendige leermeester, de Geest, er bij komt.
Wat hier Calvijn van de sacramenten zegt geldt ook van de bediening des Woords, want Woord èn sacramenten zijn een onlosmakelijke eenheid.
Wanneer wij nu aan de hand van onze belijdenis de orde des heils willen bepalen, zo vinden we deze volgorde: krachtdadige roeping, wedergeboorte of ware bekering, geloof, en daarna bekering in den zin van heiligmaking, die ook wedergeboorte wordt genoemd. Daarom leest men boven art. 24 Nederlandse geloofsbelijdenis: „van de heiligmaking en de goede werken".
Het is deze volgorde naar luid der belijdenis (Dordtse leerregels Hoofdstuk 3-4 art. 10, 11 en 12) die in het stuk der zelfbeproeving niet mag worden overgeslagen.
Hoe scherp Calvijn dit onderzoek stelt blijkt wel, wanneer hij in zijn Institutie de vele schijngestalten van het geloof karakteriseert.
Wilt U eens iets concreets lezen, zo moet U eens lezen, hoe Calvijn oordeelt over Simon de tovenaar. Ik lees in Hoofdstuk 3-2-10 „Van Simon de tovenaar wordt gezegd, dat hij geloofde, maar een weinig daarna geeft hij toch blijk van zijn ongelovigheid (Hand. 8:13,18). Dat hem geloof wordt toegeschreven, daaronder verstaan wij niet, zoals sommigen doen, dat hij met woorden geloof veinsde, hetwelk hij in zijn hart in 't geheel niet had, maar wij houden het er veeleer voor, dat hij, door de majesteit van het Evangelie overwonnen, een soort van geloof heeft aanvaard, en Christus erkend heeft als de Bewerker des levens en der zaligheid zó, dat Hij zich gaarne tot zijn volgelingen rekende." En nog scherper gaat Calvijn de analyse stellen, als hij aan het eind van dit hoofdstuk zegt „Het menselijke hart heeft zoveel schuilhoeken der ijdelheid, en is zo vol van verborgen plaatsen der leugen, en is met zo bedriegelijke veinzerij bedekt, dat het dikwijls zich zelf bedriegt. Maar zij, die roemen op zulke schijnbeelden van geloof, moeten begrijpen, dat ze in dit niets boven de duivelen uitgaan."
Ik schrijf maar niet meer af, maar hier kan men leren, wat ontdekkend preken is, als wij het druk hebben over de imperatief des geloofs.
Voorwaar het wordt er niet gemakkelijker op, wanneer wij ons hebben te stellen in het licht van het Woord des Heeren: Onderzoekt U zelven, of gij in het geloof zijt, beproeft U zelven (1 Cor. 13:5a).

U (Utrecht). S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's

Ten dis geleid (27)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's