Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Lijdensuur getaxeerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Lijdensuur getaxeerd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt. Joh. 13:31 l.g.

Dat is een merkwaardige verklaring in de Paaszaal uit de mond van de Man van Smarten, Die steeds dichter komt bij Zijn kruis.
Hij kijkt op en leeft bij de klok van Zijn Vader.
De dagen en uren, ja de minuten en seconden houdt Hij secuur bij.
Als u ziek bent of zich in een spannende situatie bevindt, kijkt u op de klok. Traag schuiven de wijzers de tijd weg. Nog maar zo laat? Wat kan een nacht lang duren!
En hoe u ook kijkt — u bent aan de tijd gebonden; de tijd niet aan u.
De klok en het lijden zijn vaak elkaars vijanden.
Maar in Christus' lijden heeft de Lijder de uren Zelf in de hand. Hij bepaalt en verklaart ze. En Zijn lijdensklok en Vaders klok lopen precies gelijk — geen seconde voor en geen seconde achter.
De deur van de Paaszaal is zo juist dichtgeklapt.
Daar gaat Judas, de verrader, door de Koning Zelf weggestuurd, de nacht in.
Christus heeft de leiding en niet Judas.
Hij wijst de verrader aan in volmaakte rust.
De bete brandt Judas blijkbaar niet in de mond. Na de bete, toen voer de Satan in hem.
De Heiland, Die eens tegen Petrus zei: Achter Mij, Satan, zegt nu: vaar in Judas, Satan! Daarom klinkt in de zaal de, voor de elf apostelen raadselachtige, opdracht: Wat gij doet, doe het haastig.
De Borg bepaalt de orde en het tempo van de gang der dingen.
Hij weet wat Judas gaat doen.
Hij is er Zich van bewust: nu gaat het naar Mijn dood toe.
Maar hij houdt Judas niet tegen; neen Hij dwingt Judas om te doen wat Hij zegt.
Op hetzelfde ogenblik dat Judas definitief de gehoorzaamheid aan Christus opzegt, moet hij toch gehoorzamen.
Het wordt stil in de zaal, als Judas weg is.
Juist in dit moment wordt het twaalftal een elftal.
Verbroken is de schone harmonie.
Juist nu komt er een barst in de kring der apostelen.
Wat zal Hij doen?
Judas' doopceel lichten?
De apostelen inlichten over wat komen gaat?
Zichzelf beklagen dat Hij een der jongeren kwijt is?
Schreien tot Zijn Vader dat het zover met een van Zijn apostelen gekomen is — hebt Gij hem Mij daarom gegeven?
Maar dan had Hij op de omstandigheden gelet, aan Zichzelf gedacht, dan was Hij afgebogen van de weg, die de Vader Hem had gewezen.
Hij taxeert dit moment, dat Hij in koninklijke majesteit bepaald had, in profetische klaarheid en met priesterlijke zelfverloochening zegt Hij: Nu, nu de deur dicht is en Judas zich haast naar het verraad, nu is de Zoon des mensen verheerlijkt!
Verheerlijkt? Maar glorie is hier toch niet te zoeken? Komt het faillissement van Zijn werk nu niet in het licht? De vacature-Judas pleit toch niet voor zijn zaak?
Maar de atmosfeer in de Paaszaal is geladen met de krachten der eeuwigheid.
Wij bekijken en beoordelen op de korte baan. Wij oordelen naar hetgeen wij zien.
Maar Christus kijkt er dwars doorheen. Hij ziet de achtergronden en de verbanden. Hij onderscheidt en taxeert en Hij moet het zeggen, nu er een mijlpaal is bereikt en Hij Zelf Judas gedwongen heeft om het verradersloon in ontvangst te gaan nemen.
Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt!
Verheerlijkt — o neen de hemel gaat niet open en engelenkoren jubelen noch applaudisseren. De hemel gaat dicht. Het wordt nacht ook voor Jezus.
Maar toch verheerlijkt. Want de Zoon heeft opnieuw, in deze daad, de opdracht van de Vader aanvaard en goedgekeurd en er een heilig welbehagen in gehad.
De Zoon verheerlijkt de Vader. En de Vader van Zijn kant keurt het werk van de Zoon goed en spreekt er Zijn welgevallen over uit.
Nu de verrader is weggestuurd door Mij en Ik mij ter beschikking stel om geofferd te worden, nu is op dit moment de Zoon goedgekeurd als Borg en is het loon zeker.
En God, de Vader, is in Mij verheerlijkt, want de Zoon heeft Zich in Zijn opdracht verlustigd en haalt, door Judas weg te zenden, het kruis naar Zich toe. Z'n eigen heerlijkheid gaat voor mensenoog nu helemaal verdonkeren. Maar voor het geloofsoog gaat nu de heerlijkheid van de Vader uitstralen en daarom ook de heerlijkheid van Christus Zelf.
Vader, het zit goed — hier ben Ik. Ik ben bereid, nog bereid, o Vader. Zie, Ik kom om Uw wil te doen. Daarom moest Judas weg. Ik houd dit duister uur niet tegen.
Ik ga de verschrikkingen van Golgotha zelf oproepen. Vader, hier is Uw Zoon. Nu!
In de Kerstnacht zongen de engelen toen Hij in de kribbe lag: Ere zij God, nog beter: Heerlijkheid is aan God!
In de Paasnacht zwijgen de engelen, maar de Zoon Zelf zegt: God is in Mij verheerlijkt. En de Paasnacht is schoner dan de Kerstnacht.
In de engte van de Paaszaal is Gods heerlijkheid verder gekomen dan in de vlakte van Efrata.
Tegelijk verklaart Hij Zich bereid de lijdensweg verder te gaan, de donkere diepten tegen. Het gaat stormen straks. De orkaan barst los. Omdat Hij gezegd heeft: Nu is de Zoon verheerlijkt!
Hij heeft het Zelf gewild.
Hij is, was, bleef bereid.
Z'n hart ging uit naar Zijn Vader. Daarom krijgt Satan gelegenheid in Judas te varen. En daarom vergeet Hij Zijn discipelen, Zijn Kerk niet, in dit uur.
O, Priester; o, Borg. Genâ is op Uw lippen uitgestort, als ge zegt hoe laat het is.
Weet u wie zich vijandig of nonchalant, tandenknarsend of glimlachend afkeert? Ieder, die vervuld is van eigen lijden of eigen glorie; die op de dingen kijkt, die nog nooit begrepen heeft dat de zaligheid geen premie is op onze vroomheid en de hemel geen laatste toevlucht voor ontheemden; die meent dat we gestroomlijnd met God verzoend worden.
Hij praat door in de Paaszaal en in deze lijdensweken en kent het uur van bezinning niet. Maar de woorden worden weinig en de stem klinkt zachter en het hart wordt warmer, als ik er weet van heb dat ik Gods eer heb geschonden, dat ik een ras-egoïst ben, dat dit pas zaligheid is wanneer God Zijn eer, ook van mij terugkrijgt.
Dan wordt deze Jezus de Zaligmaker naar wie uw hart steeds meer gaat trekken. En de Geest zorgt er voor dat ge door Zijn Woord Hem zo ziet, zo begeert, zo door Hem getrokken wordt dat uw hart in liefde gaat ontvlammen.
De zaligheid komt dan niet te liggen in onze, maar in Zijn handen.
Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt.
Hij heeft het werk gedaan — alles gedaan voor mij, die alles verknoeid heeft.
Ik kan het niet begrijpen, dat Hij op dit moment zo sprak.
Maar Zijn spreken is mijn zaligheid.
Het zit goed, eeuwig goed om Christus' wil!
De nacht valt — welk een nacht! Een nacht van lijden, een nacht van heerlijkheid!
Nacht moest 't U, o Heiland wezen
zwarter nacht dan één omgaf
zou het allen die U vrezen
morgen zijn tot over 't graf!

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's

Het Lijdensuur getaxeerd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1960

De Wekker | 4 Pagina's