Jacobus Koelman
Een van de perioden uit onze vaderlandse kerkgeschiedenis, die tot op de dag van vandaag onze belangstelling waard is, vinden we in de jaren na de grote synode van Dordrecht, 1618-1619.
Moeilijke jaren liggen er dan voor de kerk van Nederland achter de rug. De strijd om de zuivere leer is op de synode in het voordeel van de Contra-Remonstranten beslist. De worsteling om de kerkorde, op de synode in de lijn van voorgaande synoden vastgesteld, gaat dan beginnen.
En het boeit altijd weer de aandacht, wanneer we zien hoe in deze na-Dordtse jaren de kerk intens bezig gehouden wordt om de erfenis van Dordt te verdisconteren in het kerkelijk leven van alle dag.
Tweeërlei valt dan op.
Allereerst is er een spanning, die ontstaat tussen hen, die de zuiverheid van de vastgestelde leer willen handhaven, en hen, die trachten nieuwere opvattingen, met name filosofische nieuwere inzichten, in overeenstemming te brengen met die leer. Het zijn de wachters op Sion's muren, die hier al spoedig het onheil zien aankomen, en die zich gereedhouden om met de tegenstanders op wetenschappelijk terrein de degens te kruisen.
Maar niet alleen op het terrein van de zuivere leer worden deze jaren gekenmerkt door verschillende spanningen, ook op het alledaagse gebied van het christelijke leven openbaren zich tegenstellingen tussen de rekkelijken en de preciesen, de mensen, die willen vasthouden aan de gemakken van de wereld en hen die op alle gebied willen leven naar de strenge eisen van Gods inzettingen. Hier komt het begrip op van de practijk der godzaligheid, de praxis pietatis, die het beeld moet geven van het in alle opzichten naar het Woord van God genormeerde leven.
Leer en leven vragen dus in de jaren na de Dordtse synode de aandacht.
En wanneer we deze beide nu niet zien als op zichzelf staande losse grootheden, maar als in het nauwste verband met elkander staande, dan wordt het ook duidelijk wat de oorzaak is geweest, dat men deze periode heeft kunnen karakteriseren met de naam van Nadere Reformatie.
Nadere Reformatie, dat is het streven geweest van wat Goeters noemde een kerkelijke hervormingspartij, die geen ander doel kende, dan de kracht van het Woord van God in te dragen in heel het leven, pal te staan voor de zuivere leer, en tegelijk te vragen, dat die zuivere leer beleefd zou worden.
Deze tijd van de Nadere Reformatie nu mag zich in een toenemende belangstelling verheugen. Lange tijd was het zo, dat men alleen wist van zonderlingen en mystieken, die in het schemerdonker hun verwarde en nevelige ideeën ten beste gaven. En vooral in het laatst van de vorige en 't begin van deze eeuw was onder confessionelen en ook onder gereformeerden deze periode een periode van verval en ontluistering der kerk. Maar in later tijden heeft men meer waardering weten op te brengen. Prof. Dr. M.J.A. de Vrijer schreef zijn studies over Schortinghuis en zijn analogieën (Amsterdam 1942), over Ds. Bernardus Smytegelt en zijn „gekrookte riet", (Amsterdam 1947), terwijl in de serie Uren met groote mystici van hem verscheen een boekje over Lodenstein. In al deze geschriften wordt niet alleen in hedendaags nederlands een leesbare weergave geboden van verschillende belangrijke geschriften van deze oude schrijvers, maar ook wordt getracht een analyse te geven van heel de beweging der Nadere Reformatie. En Prof. Dr. de Vrijer laat niet onduidelijk uitkomen, dat deze tijd uit de kerkgeschiedenis de warmte van zijn hart heeft. Prof. Dr. A.A. van Ruler schreef in de eerste jaargang Van Kerk en Theologie (1950, blz. 71 v.v.) een artikel over de Bevinding, en pleitte in dat artikel voor een nadere bezinning op de nadere reformatie: hij noemt de ernst en de soberheid van deze kerkelijke beweging, waardoor een eigen type van menselijk leven werd geschapen ten diepste niet anders dan gestolde vreugde. „Het is een verrassing, om bij de lectuur van de geschriften van bijv. Th. à Brakel te ontdekken, dat zijn centrale levensgevoel in de vreugde ligt!" (Blz. 90). Prof. van Ruler noemt de Nadere Reformatie van de zestiende eeuw noodzakelijk. (blz. 74). „Zij was méér dan reactie tegen verstandelijke verstarring van de Hervorming. Zij was de geestelijke consequentie van de Hervorming. Wanneer de mannen uit de kring van Voetius en van Lodesteyn telkens weer herhalen, dat men niet kan volstaan met een reformatie van de leer. . . . maar dat deze met zich meebrengt een reformatie van het hart en van het leven, dan wijzen zij daarmee niet naar iets accidenteels en complementairs, maar naar iets essentieels en primairs".
In de vijfde jaargang van hetzelfde tijdschrift verscheen een artikel van Dr. S. van der Linde „De betekenis van de Nadere Reformatie voor Kerk en Theologie". (Blz. 215). Daarin wordt er op gewezen, dat er een merkwaardige overeenstemming bestaat tussen Calvijn en de mannen van de Nadere Reformatie, en de conclusie ligt voor de hand, n.l., dat het hier dus ook wel gaan moet om zeer verwante, zo niet geheel gelijkgestemde geesten. „Zo stellen we de Nadere Reformatie naast Calvijn" (blz. 218).
En toen deze zelfde Dr. S. van der Linde in begin 1957 het ambt van buitengewoon hoogleraar aanvaardde te Utrecht, sprak hij. bij die gelegenheid over „Het Gereformeerd Protestantisme", en drukte daar dezelfde gedachte nog weer als volgt uit: „Wij menen hier toch te kunnen aanwijzen, dat reformatie en nadere reformatie in ons land dus in beginsel samenvallen. De nadere reformatie is de radicale, gereformeerde reformatie, die „preciesheid" wenst in plaats van vrome (onvrome) algemeenheden, een piëtisme dus, een bewust wijden van het hele leven aan God", (blz. 9).
Hoe waardevol deze genoemde karakteriseringen ook mogen zijn, nóg geldt wat Dr. J. van Genderen in 1953 schreef (Herman Witsius, blz. 224). „De balans van de Nadere Reformatie zal nog moeten worden opgemaakt."
Jacobus Koelman was waarschijnlijk de eerste die het begrip Nadere Reformatie in ons land heeft ingevoerd. Te Vlissingen verscheen in 1678 een geschrift onder de schuilnaam Christophilus Eubulus, bevattende „De Pointen van Nodige Reformatie, omtrent de kerk en kerkelijke, en belijders der Gereformeerde Kerke van Nederlandt."
Deze Eubulus bleek niemand anders te zijn dan Jacobus Koelman, de afgezette predikant van Sluis in Staats-Vlaanderen.
Het kan de moeite waard zijn nader in te gaan, op het leven van deze predikant, „een van de voornaamste vertegenwoordigers van de z.g. nadere reformatie in de Nederlanden".
W. van 't Spijker.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1960
De Wekker | 4 Pagina's