Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na de Menno Simons herdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na de Menno Simons herdenking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige week is op allerlei manieren herdacht dat 400 jaar geleden Menno Simons is gestorven. Deze vroegere pastoor van Witmarsum, die, evenals de Reformatoren, met de Roomse Kerk brak zonder echter tot de Reformatie over te gaan, staat in de kerkgeschiedenis bekend als de leider, ja geestelijke vader van de Doopsgezinden, naar hem Mennonieten genoemd. Weliswaar was Menno Simons niet de eerste Doopsgezinde, maar hij is het geweest, die de roerige beweging in rustiger banen heeft geleid. De leiding, die hij gegeven heeft, heeft deze beweging meer goed gedaan dan het rumoer dat vele Doperse heethoofden hebben ontketend.
Er zijn dan ook vorige week heel wat vriendelijke woorden aan Menno Simons gewijd; uiteraard door zijn geestverwanten, die over de hele wereld verspreid zijn en vooral in Amerika nogal talrijk zijn, maar toch ook door scribenten, die niet gerekend willen worden tot z'n geestelijke nakomelingen.
Een bloemlezing van diverse citaten wordt in dit nummer gegeven in de rubriek „Uit andere bladen".
De bedoeling van dit artikel is om een andere zijde te belichten en de plaats van Menno Simons' gedachten te bepalen in het geheel van het Nederlandse kerkelijke leven.

Strijd met de Reformatie
De Reformatoren hebben steeds weer op twee fronten hun strijd moeten voeren. Enerzijds hebben zij zich schrap moeten zetten tegenover Rome en herhaaldelijk de degen moeten kruisen met Roomse woordvoerders of zich moeten verzetten tegen Roomse denkbeelden. De reformatorische belijdenisgeschriften herinneren telkens aan die strijd. Maar de kerk der Reformatie heeft zich evenzeer moeten verzetten tegen de denkbeelden van de Dopersen, die de kerk der Reformatie met hun opvattingen begeleid en bestookt en de positie der reformatoren uiterst moeilijk gemaakt hebben. Zowel Luther als Calvijn hebben hun strijd gevoerd tegen de Dopersen en ook het Nederlandse kerkelijke leven heeft de eeuwen door last gehad van de Doperse invloeden, tot op de dag van vandaag toe!
Iets van die strijd is op te merken in art. 18 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. „Daarom belijden wij (tegen de ketterij der Wederdoperen, die loochenen dat Christus menselijk vlees van zijn moeder aangenomen heeft) dat Christus is deelachtig geworden des vleses en bloeds der kinderen".
Het was Menno Simons — zie prof. dr. A.D.R. Polman, Onze Nederl. Geloofsbel. II, 243 v.v. — die dit kerkelijk belijden als een antichristelijke leer verwierp en de aanhangers ervan voor wolven in Christus' schaapskooi uitmaakte. Hij noemt hen „sprinckhanen van Apollion". Scherpe woorden! Eerlijkheidshalve moet gezegd dat de bekende Gereformeerde theoloog Micron, Menno gehekeld had als „een plompe koeckoek, die altyt eenderley zanck zinght", omdat hij zich steeds op dezelfde tekst beriep: Joh. 1:14.
De stelling van Menno Simons was: Christus is niet van, maar in Maria vlees geworden. Hij is niet half Gods zaad en half menselijk zaad, maar een ongemengde, gehele Christus naar lichaam, ziel en geest. Zijn vlees is van de H. Geest in Maria ontvangen.

Achtergrond
De achtergrond van deze stelling is niet zo ongevaarlijk en onschuldig, als wij tegenwoordig geneigd zijn om te denken. Hoe veel goeds de stille figuur van Menno Simons ook gedaan heeft om de Doperse beweging in ordelijke banen te leiden, principieel stoelde hij met hen op één wortel. En we zullen het eerlijk moeten zeggen dat de Dopersen de Reformatie ontzaglijk veel kwaad gedaan hebben en het levenswerk der Reformatie op vele punten hebben bedreigd.
Immers voor Menno Simons en de zijnen bestond er een tegenstelling tussen natuur en genade. De zonde zat in de natuur als zodanig. De genade was van een totaal andere orde als de natuur. Daarom kon men niet aannemen dat Christus waarachtig vlees en bloed uit de maagd Maria had aangenomen. Hij was door Maria heengegaan als water door een goot, als een zonnestraal door het glas. Vanuit deze zelfde tegenstelling werd de H. Geest hoger geacht dan het Woord. Het inwendige licht was belangrijker dan het klare Woord Gods, dat ons geopenbaard is. Dezelfde tegenstelling bracht de Dopersen tot de stelling dat de krijgsdienst voor de gelovigen verboden was — de genade had immers geen contact met de natuur? Het afleggen van een eed was eveneens de christen verboden. De genade zou er door besmeurd worden. Het natuurlijke leven als zodanig werd gemeden. Nog altijd spreken we van de Doperse mijding. Voor de heiligende invloed van Gods genade had men geen oog.
Het zou een degradatie van de Reformatie betekenen als we stelden: de Doperse beweging onder leiding van Menno Simons is een nevenvorm van de Reformatie geweest. Dan miskennen we het grote gevaar van deze beweging en dan halen we een streep door de strijd der reformatoren, die zich welbewust gekeerd hebben tegen de Dopersen, omdat ze zagen: het fundament der Reformatie wordt ondergraven.

Blijvende invloed
Het kan niet ontkend worden dat de invloed van Menno Simons en zijn volgelingen groot is geweest. Het Nederlandse kerkelijke leven heeft sinds de Reformatie steeds weer kennis gemaakt met de Doperse stellingen, die in bepaalde streken van ons land a.h.w. in de volksaard verankerd zijn.
De tegenstelling natuur en genade is er diep ingegaan bij het Nederlandse volk, dat zo al te gemakkelijk kwam tot een twee terreinen-opvatting. Het terrein van de genade en de kerk en het terrein van de natuur, de wereld. De invloed daarvan is tot op de dag van vandaag in ons eigen kerkelijk leven te onderkennen, ook al verwerpt men de in het oog lopende mening van de Dopersen: geen kinderdoop.
Eveneens heeft de Doperse mijding z'n invloed gehad en zijn er vele terreinen braak blijven liggen. Het gaat niet aan om te zeggen tegenover een eveneens verkeerde wereldverovering: een goede scheut Doperse mijding kunnen we nog best gebruiken en dat kunnen we van Menno Simons wel leren. Dat is beslist onjuist, omdat het nu eenmaal niet mogelijk is deze Doperse mijding los te maken van de hele achtergrond van deze mijding. Geen Doperse mijding, maar het tere, voorzichtige leven in de vreze des Heeren kan ons alleen de weg wijzen in onze houding tegenover de wereld en haar cultuur.
Maar, afgedacht van deze invloed in het leven der Gereformeerden van de zijde der Doopsgezinden, hebben ze ook op andere wijze hun uitwerking niet gemist en zijn er allerlei Doperse tendenzen in het huidige geestesleven op te merken.
In het boek „Geschiedenis der Kerk" — II,222 — noemt Dr. G.P. van Itterzon enkele kenmerkende trekken van de Doperse beweging: ze stelden de secte tegenover de kerk; het inwendige licht tegenover de Schrift; volkomen heiligheid tegenover rechtvaardiging door het geloof alleen; de volwassendoop na belijdenis tegenover de kinderdoop als teken van Gods genadeverbond.
We herkennen deze trekken vandaag in allerlei stromingen, richtingen en bewegingen op of vlak naast het erf der kerk. We krijgen er in de practijk steeds meer mee te maken.
Ook nu is de waardering van de kerk tanende. De groep maakt steeds meer opgang. Met het ambt weet men vandaag geen raad meer, zegt men.
Het heiligheidsstreven, dat in allerlei vorm zich aandient, verdonkert de rechtvaardiging door het geloof en dringt Christus van zijn centrale plaats. Om misverstand te voorkomen — er is een tekort in heiligmaking en het accent, hierop gelegd, was vaak zwak. Maar de oplossing is niet: nu maar in het andere uiterste vervallen; doch de prediking van de volle Christus. Dat bewaart voor perfectionistische tendenzen.
En de bestrijders van de kinderdoop worden talrijker. Men ziet niet wat er op het spel staat als men de kinderdoop prijs geeft. Uiteindelijk betekent dit een ondergraven van het hele fundament der kerk. Met recht hebben onze vaderen dit gezien en daarom de Wederdopers niet begroet als bondgenoten in de strijd tegen Rome, maar hen aan de kaak gesteld als vijanden der Reformatie.
Het is goed na de herdenking van Menno Simons' sterfdag ons dit goed voor ogen te houden.
De ex-pastoor uit de Friese greidhoek zal het goed bedoeld hebben en zijn persoonlijke verhouding tegenover de Heere beoordelen we niet, maar tegen zijn stellingen blijven we ons verzetten.
De erfenis van de christelijke leer wordt het best bewaard in het gereformeerde karakter van die leer.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Na de Menno Simons herdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1961

De Wekker | 8 Pagina's