Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Inlijving in de Cnristelijke gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Inlijving in de Cnristelijke gemeente

Kerkorde (245)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorig artikel hebben we even aandacht geschonken aan de leeftijdsgrens, die de scheiding tussen de kinderdoop en de volwassenendoop markeert. Thans gaan we artikel 59 van de Kerkorde nader bezien. Het artikel zegt, dat de volwassenen door de Doop in de Christelijke gemeente ingelijfd en tot lidmaten der gemeente aangenomen worden.
Het is natuurlijk niet de bedoeling om in dit verband allerlei dogmatische beschouwingen over de Doop te houden. Dat doet de Kerkorde hier ook niet. Zij legt alleen nadruk op het feit, dat de Doop het sacrament van de inlijving in de kerk van Christus is. En hiermede is de Kerkorde geheel en al in de lijn van de Reformatie der 16e eeuw. We beperken ons tot Calvijn. Hij zegt in zijn Institutie, IV,15,1: „De Doop is een teken der inwijding (inlijving), waardoor wij tot de gemeenschap van de Kerk aangenomen worden, opdat wij, Christus ingeplant zijnde, onder de kinderen Gods mochten worden gerekend". En in de Catechismus van Genève, 1545, zegt Calvijn, in antwoord op de vraag naar overeenkomst en verschil tussen de Doop en het Heilig Avondmaal: „De Doop is als het ware de toegang tot de kerk, want hij verzekert ons, dat God ons, die als vreemden buiten stonden, als Zijn huisgenoten bij Zich opneemt. Het Avondmaal is ons een getuigenis, dat God als een goed vader onze zielen wil voeden". Zondag 48.
Als Calvijn dus over de Doop spreekt, stelt hij voorop, dat wij door dit sacrament in de Christelijke gemeente worden ingelijfd. Dit is voor de Reformator van grote waarde, zo zelfs, dat dit feit een zwaar accent ontvangt. De volgelingen van Calvijn zijn in dit voetspoor verder gegaan. We herinneren aan wat Guido de Brès schrijft in zijn De Wortel, Den Oorspronk ende het Fundament der Wederdooperen. Hij zegt: „De Israëliten wierden in der Kercken Gods door de Besnijdinghe ontfangen ende ingelijft, hetselve geschiet ons door den Doop. De Besnijdinge was een teecken des Verbonts Gods: alsoo is oock den Doop noch min noch meer", fol. 225b.
Geen wonder, dat wij hetzelfde geluid kunnen horen in verschillende gereformeerde belijdenisgeschriften, bijv. in de Confessio helvetica posterior, van 1562, art. XX, in de Ierse artikelen, van 1615, art. 89, in de Westminster Confessie, van 1647, cap. XXVIII, en om niet meer te noemen in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, door Guido de Brès opgesteld. In art. 34 zegt de N.G.B.: „Wij geloven en belijden, dat Jezus Christus . . . . heeft verordend het Sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerke Gods ontvangen en van alle volken en vreemde religiën afgezonderd worden, om geheellijk Hem toegeëigend te zijn. Zijn merk en veldteken dragende".
De Kerkorde spreekt hier niet over de voorwaarden, waaraan een volwassene moet voldoen, om het sacrament van de Doop te ontvangen. Daarvoor dient ook een Kerkorde niet. We kunnen dit dan ook stilzwijgend voorbij gaan. Alleen veroorloven we ons het volgende op te merken. In onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. XXXIV, belijden wij: „Zo heeft Hij dan bevolen te dopen alle degenen die de Zijnen zijn". Dit is in overeenstemming met wat de Here Jezus ons leert in Matth. 28:19 en met wat de Schrift zegt op andere plaatsen. Een volwassene moet eerst een discipel van Christus zijn, om het teken en zegel van Gods verbond te kunnen ontvangen, waardoor hij ingelijfd wordt in de Kerk van Christus, die immers, naar onze Belijdenis, art. XXVII, een heilige vergadering der ware Christgelovigen is, die al hun zaligheid verwachten in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. Een kerkeraad mag dus niet zo maar iemand toelaten tot de H. Doop. Integendeel, een kerkeraad dient een serieus onderzoek in te stellen naar iemands belijdenis en wandel, om op grond daarvan te beslissen of hij het sacrament zal ontvangen. Of anders gezegd: een volwassene kan alleen tot de Doop worden toegelaten na belijdenis des geloofs.
Deze belijdenis des geloofs legt hij af, publiekelijk voor God, voor de gemeente van Christus, en ook voor de wereld, door te antwoorden op de vragen, hem in het formulier voor de doop der volwassenen gesteld.

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Inlijving in de Cnristelijke gemeente

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1961

De Wekker | 8 Pagina's