Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gehouden Avondmaal te vieren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gehouden Avondmaal te vieren

Kerkorde (246)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zegt artikel 59 van de Kerkorde allereerst, dat de volwassenen door de Doop in de Christelijke gemeente worden ingelijfd en als lidmaten der gemeente worden aangenomen, het zegt in de tweede plaats, dat deze gedoopte volwassenen gehouden zijn het Avondmaal des Heren te gebruiken, hetgeen zij bij hun Doop zullen moeten beloven.
De Dordtse Synode van 1618/19 heeft dit artikel in de Kerkorde opgenomen. In de oude redactie van 1619 luidde het gehele artikel: De bejaerde worden door den Doop de Christelijcke ghemeente inghelijft, ende voor Lidtmaten der Gemeente aengenomen, ende zijn daerom schuldich het Avontmael des Heeren oock te ghebruyken, t'welck sy by haren Doop sullen beloven te doen.
Door drie provinciën was de vraag op de tafel der nationale synode gelegd, „ofmen bejaerde sal doopen sonder belofte van haer ten Avontmael te begeven". Het waren Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. In deze provinciën was namelijk enige moeilijkheid ontstaan over de vraag of men jonge mensen, van bijv. 16, 17 of 18 jaar, die de Doop der volwassenen ontvingen, ook moest verplichten het Avondmaal te gebruiken. In vele gevallen toch hadden deze jongemensen nog maar weinig geleerd, zodat men dikwijls nader onderwijs noodzakelijk achtte. Hier kwam nog iets anders bij. De kerken hadden sinds 1586 de bepaling, dat een gedoopte niet met een ongedoopte mocht trouwen. Hieruit vloeide voort, dat het meer dan eens gebeurde, dat een ongedoopte juist met het oog op het huwelijk verzocht gedoopt te mogen worden, maar tevens te kennen gaf, dat hij of zij bezwaar had het Avondmaal te gebruiken. Nu was de praktijk verschillend. De Zuid-Hollandse synode van 1587, art. 17, sprak uit, dat zulke personen moesten „vermaent worden hen oock met den tijt bequamelick ende ordentelick tot den avontmale te begheven. Maer of sy terstont daerin gehouden zyn, is gerefereert ad synodum nationalem." In 1592 sprak deze synode hetzelfde uit, art. 7. Op de synode van 1595 kwam deze zaak opnieuw ter sprake, art. 34. Men besloot toen, „dat men soodanige behoort te vermanen ende met goede redenen te onderwysen, dat haere professie, die sy met het doopsel aennemen, oock medebrenght, dat se haer oock in de wetterlycke gemeenschap der kercken mits gaende ten avondtmael behooren te begeven, ende soecken alsoo met alle manieren haer daertoe te bewilligen, maer indyen sy wt scrupuleusheyt oft andersins haer vooralsnoch beswaert vonden tselve te beloven, daervan nyettemin goede hope gevende, dat men denselven evenwel den doop nyet en sal onthouden, mits naderhandt deselve in goede opsicht houdende ende totten aventmaele vermanende."
Was men in Zuid-Holland enigszins soepel, in Noord-Holland waren de kerken een ander gevoelen toegedaan. De Noord-Hollandse synode sprak in 1595 uit, art. 43, dat „men niemant en sal doopen, dan die voorgaende beloften doen haer meteenen totten avontmael te begeven." Men wilde zich evenwel in verbinding stellen met de synode van Zuid-Holland om, zo mogelijk, tot een en dezelfde gedragslijn te komen. Beide synoden, benevens die van Utrecht, brachten de zaak op de nationale synode van Dordrecht, 1618/19, waarbij Noord-Holland adviseerde, „dat men geen bejaerde en behoort te doopen dan die beloven haer mette eerste gelegentheyt oock tot het gebruyck des H. Avontmaels te begeven." De Dordtse synode heeft dil advies van Noord-Holland gevolgd, en het besluit genomen, dat wij hierboven lieten afdrukken en dat als artikel 59 in de Kerkorde is opgenomen. Terecht heeft de synode de eenheid der sacramenten gehandhaafd; van een scheiding der sacramenten wilde zij niets weten. Daarom heeft zij ook in het formulier voor de Doop der volwassenen de vraag opgenomen: . . . .en belooft, dat gij in de gemeenschap van deze Christelijke Kerk, niet alleen in het gehoor des Goddelijken Woords, maar ook in het gebruik des H. Avondmaals zult volharden?
Door allerlei invloeden kwam er in de praktijk veel verslapping, zodat de kerkelijke vergaderingen meer dan eens het besluit van Dordrecht in herinnering moesten brengen. De gereformeerde godgeleerden waren bovendien niet eenstemmig. Men kan het misschien het beste zo omschrijven: sommigen bleven in de lijn van de Zuid-Hollandse en anderen in die der Noord-Hollandse synode. De kwestie was echter niet slechts van belang voor ons land, maar ook voor de kerken in Oost-Indië en in Zuid-Afrika. In 1643 bijv. voerde Gouverneur-Generaal Van Diemen een nieuwe Kerkorde in, speciaal voor Batavia. In deze door de Regering aan de Kerk opgelegde Kerkorde werd, volkomen in strijd met de Kerkorde van Dordrecht, bepaald, dat volwassen gedoopten uit de Heidenen, niet tot het avondmaal mochten worden toegelaten, „dan op haer versoeck ende begeerte ende nader examinatie haeres gelooffs ende leevens." Jarenlang heeft men hierover strijd gevoerd; in ons land bleven de kerkelijke vergaderingen op het standpunt staan, dat men ook in de zending de sacramenten niet mocht scheiden, maar de eindbeslissing van de toenmalige Gouverneur-Generaal was, dat de scheiding der sacramenten aan de gewetens der predikanten werd overgelaten, 21 dec. 1736. In Zuid-Afrika is de scheiding der sacramenten nooit een strijdvraag geweest. Daar hield men zich aan art. 59 van de Dordtse Kerkorde. Toen ds. E.F. Ie Boucq zijn collega ds. P. Kalden aanklaagde, dat hij volwassenen doopte maar hen niet tot het Avondmaal toeliet, onderzocht de classis deze zaak ernstig, maar het bleek haar, dat de beschuldiging ongegrond was. Men lette hier voortaan scherp op deze zaak, vgl. dr. J.D. Vorster, Die kerkregtelike ontwikkeling van die Kaapse Kerk onder die Kompanjie, 1652-1792, Potchefstroom, 1956, blz. 125v. Al met al kunnen we zeggen, dat de kerken in haar officiële verklaringen altoos de scheiding der sacramenten hebben veroordeeld, en het beginsel, neergelegd in art. 59 van de Kerkorde, hebben gehandhaafd, hoewel de praktijk van het kerkelijke leven vroeger en nu hiermede dikwijls in tegenspraak is.

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Gehouden Avondmaal te vieren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1961

De Wekker | 8 Pagina's