Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Bijbelvertaling (21)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Bijbelvertaling (21)

Luther en de tekst van de Bijbel

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat over psalm 68:20.
Luther vertaalt dit Bijbelwoord aldus: gelooft zij de Heere dagelijks, God legt ons een last op, maar Hij helpt ons ook.
Ik vind deze vertaling van Luther veel en veel beter, dan wat onze Statenvertaling geeft.
Ieder, die de moeite neemt om de vertaling van Luther met die van onze Statenvertaling te vergelijken zal het verschil direct opmerken.
Reeds de aanvang is zo geheel anders.
Onze Statenvertaling zegt: gelooft zij de Heere, dag bij dag overlaadt Hij ons.
Maar Dr. Noordzij in zijn commentaar op de psalmen kiest de zijde van Luther en vertaalt „geloofd zij de Heere dag bij dag." Het schijnt ook mij toe, dat deze tijdsbepaling tot het eerste gedeelte van de tekst behoort.
Als men dan verder onderzoekt, hoe het komt, dat onze Statenvertaling deze tijdsbepaling tot het tweede gedeelte van de tekst gerekend heeft zo zal de oorzaak wel te zoeken zijn in de onjuiste vertaling van het Hebreeuwse woord „Amas". Van dit Hebreeuwse woord komt ook de naam van de profeet „Amos" en die naam betekent „een last".
Reeds voor wie hier kan doordenken zal het vreemd zijn, dat onze Vaderen aan dit woord de betekenis hebben toegekend van „overladen met weldaden". Zo iets toch acht men in de regel geen „last", maar een . . . . „lust".
Waarschijnlijk hebben de Statenvertalers Calvijn gevolgd. Deze spreekt ook van overladen met weldaden, waarom men bij de kanttekening kan vinden de opmerking: overladen d.i. met gaven uit vers 19. De gedachtengang van onze Statenvertalers is dus geweest, dat het woord „Amas" erop wijst, dat de Heere ons dag bij dag met zijn zegeningen en geschenken overlaadt.
Natuurlijk zal geen Christen willen ontkennen, dat heel zijn leven omringd wordt van Gods weldaden, en dat elke dag een roepstem van Gods goedertierenheid is. Laat God zijn zon niet opgaan over bozen en goeden, en regent Hij niet over rechtvaardigen en onrechtvaardigen? Is niet elke ademtocht verzondigd, en wordt niet eiken dag de hand van Gods trouw op onze schouders gelegd? Bemoedigt het ons niet, wanneer wij horen: Hij laat niet toe, dat uw voet wankelt, en Hij vergeeft menigvuldiglijk?
Ik weet, dat elk christenhart zijn ,amen' zingt, wanneer het deze woorden leest. Hoe meer wij ons bewust worden alles verbeurd te hebben, hoe rijker Gods onverdiende weldaden worden. Het is een strophe uit de roemtaal des geloofs, wanneer wij onze Heiland en Heere in het oog krijgen om te zeggen en te zingen: „uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen genade voor genade".
Maar wat ons hier bezig houdt is niet de vraag, of de Heere en de Heere alleen de bron van onze vele zegeningen is, maar wat de bedoeling van het oorspronkelijke Hebreeuwse woord „Amas" is, dat o.i. in het geheel niet heendoelt naar „overladen met gunstbewijzen."
Luther denkt in 't geheel niet aan zegeningen of gunstbewijzen, maar juist aan het tegenovergestelde, en hij meent, dat wij aan „lasten" hebben te denken, die wij te dragen krijgen.
Ook hier herinnert de vertaling van Luther er mij aan, dat de Reformator dieper tot de zin van Gods Woord is doorgedrongen, dan wij in onze Statenvertaling vinden.
Wanneer wij het oorspronkelijke woord „Amas" nagaan, zo kunnen ons verschillende andere Bijbelplaatsen, waar dit zelfde woord is te vinden, voorlichten. Mij dunkt wij gaan dan veilig en wij laten Schrift door Schrift verklaren. Aan een „overladen met zegeningen" zullen wij dan stellig niet denken, maar veeleer aan het tillen van zware lasten.
Allereerst slaan wij op Zacharia 12:3 „En het zal te dien dage geschieden dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een „lastigen steen" allen volken."
Opmerkelijk, dat hier onze Statenvertaling het woord „Amas" beter begrepen heeft, want in de Kanttekening van de Statenbijbel kunt U hier lezen: „of tot een gans zware steen; de zin is: gelijk degenen, die hun sterkte daardoor bewijzen willen, dat zij een zware steen opheffen willen, dikwijls door de zwaarte van dezelve onderdrukt worden, alzo zullen degenen, die hun kracht aan Gods kerk beproeven willen, daardoor vernield worden en gevoelen, hoe zwaar het is tegen de prikkel te stoten."
De bedoeling is dus, dat de volken zich aan Jeruzalem vertillen zullen.
In de oudheid was het wel gewoonte, dat jonge mensen zich in het optillen van zware stenen moesten oefenen om gereed te zijn zware lasten te dragen.
Mij dunkt hier begint al duidelijk te worden, dat Luther het wel goed had, toen hij vertaalde: „God legt ons een last op. En (laat ik er nu maar direct bijvoegen) waaraan wij ons zouden kunnen vertillen, als ook dat andere niet waar zou zijn. Maar God helpt ons ook."
Zou het de moeite lonen om nog enkele teksten na te speuren, die een helderder licht over psalm 68:20 kunnen verspreiden?
Wij zullen vinden het wondere weefsel van het Godsbestuur, om te zien, dat de liefste van Gods kinderen het allermeest in de school van het lijden worden geoefend.
Komt, laat ons dit doen, gedachtig aan het woord van de Heiland „onderzoekt de Schriften".

U. (Utrecht) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Een Bijbelvertaling (21)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1961

De Wekker | 8 Pagina's