Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om ons kerkelijk leven (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om ons kerkelijk leven (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is reeds heel vaak gezegd en geschreven: we hebben als Chr. Geref. Kerken een bijzonder moeilijke en uiterst kwetsbare positie in kerkelijk Nederland. Dat blijkt telkens weer. En ook telkens weer roept het vragen op en zijn diverse spanningen er het gevolg van. We zullen daarom allen, ambtsdragers en kerkleden, ervan doordrongen moeten zijn wat we met ons kerkelijk leven willen. Hebben we als Chr. Geref. Kerken een eigen plaats en roeping? Staan we nog achter de beslissing van onze vaderen in 1892 of had deze beslissing toen wel zin, maar heeft deze beslissing nu alle kracht en recht verloren?

In de crisis
Het kerkelijke standpunt is vandaag in de crisis. Van verschillende kanten worden kleinere of grotere aanvallen gedaan op eigen kerkelijk leven, die ons brengen bij de vraag: wat moeten we?
Het bestaan van allerlei groeperingen ter rechterzijde van ons kerkelijke leven is altijd een bron van moeilijkheden geweest. De groepgedachte en de idee van de gelijkgestemde kring won het daarbij van schriftuurlijk kerkbesef. De invloed van allerlei doperse tendenzen, die het leven van de kerk der Reformatie reeds eeuwen hebben begeleid, maakte de band aan eigen kerkelijk leven vaak los en deed het oor gretig lenen aan allerlei critiek, die van ultra-rechts op ons kerkelijke leven werd uitgebracht.
Vandaag is daarbij gekomen allerlei openlijke of verborgen critiek van andere, nieuwere groepen, die overigens de subjectivistische instelling met de oudere groep gemeen hebben. De verschillende Pinkstergroepen oefenen invloed uit op ouderen en jongeren. Het instituut van de kerk heeft weinig waardering meer. Het ambt wordt geminacht. De sacramenten worden aan de kant geschoven of omgevormd tot daden van onze belijdenis. We beleven een nieuwe vorm van „onderwerpelijkheid" die veel vastigheden wegslaat.
Maar ook van andere zijde komen allerlei vragen, die ons bestaan als kerken raken.
De begeerte van de Gen. Synode van de Geref. Kerken (vrijgemaakt) blijft om met onze kerken te verenigen. Hoe de beslissing van onze komende Gen. Syn. ook uitvalt, we worden gedwongen ons te bezinnen op ons kerk-zijn nu. Het is volgend jaar 70 jaar geleden dat onze vaderen meenden met de Vereniging van 1892 niet mee te mogen gaan. Ze hebben daar hun reden voor gehad. De vrijgemaakte begeerte tot vereniging stelt ons voor de vraag of nu de tijd gekomen is om de stroom van eigen kerkelijk leven in een gemeenschappelijke bedding te laten vloeien. Hier kan niet met eenvoudig neen of ja volstaan worden. In beide gevallen moet het antwoord gemotiveerd worden gegeven.
De situatie in de Herv. Kerk houdt eveneens velen bezig. Het verloop van de zaak-Smits heeft enerzijds doen zien welke krachten er nog werken en welke meningen er in de Herv. Kerk verkondigd worden, maar anderzijds heeft de beslissing van het Breed Moderamen aan velen de overtuiging gegeven: het gaat toch wel de goede kant op met de Hervormde Kerk. Nu er gesproken wordt over toenadering tussen Hervormd en Gereformeerd, een conferentie hieraan zelfs werd gewijd en we in de komende tijd nog veel hierover zullen horen, gaat dit ook onze kerken niet onberoerd voorbij. Als deze beide kerken elkaar zouden vinden — wat m.i. nog niet zonder kleerscheuren (lees: kerkscheuren) in de eerste jaren zou kunnen gebeuren — dan wordt ons kerkelijk isolement nog sterker.
Maar het is vooral van de zijde van de Geref. Kerken (syn.) dat de druk op onze kerken groter wordt. Nog niet eens op officiële wijze; maar wel plaatselijk. Te begrijpen is dat wel. Nu de Vervangingsformule is terzijde gesteld wordt door velen gezegd dat niets meer in de weg staat. Er zijn zoveel punten van overeenkomst. We werken samen op verschillende gebieden van het chr. organisatieleven. Waarom kan een vereniging geen feit worden? Er zijn dan ook verschillende overgangen tussen beide kerken; weliswaar over en weer, maar er gaan meer leden uit onze kerken naar de Geref. Kerken dan dat er uit de Geref. Kerken tot ons overkomen.

1892 onder de loupe
Juist de laatste weken wordt in het officieel orgaan van de Theol. Hogeschool te Kampen geschreven over 1892 en de huidige Chr. Geref. Kerken. Hoewel we kerkelijke polemiek niet beminnen en om die reden graag deze artikelen hadden laten liggen, beseffen we dat zwijgen als toestemmen kan worden uitgelegd. Daarom willen we er even op ingaan.
Ds. J.D. Boerkoel schrijft in het nr. van 25 augustus in zijn serie, waarin hij handelt over de historie, de verhouding Bavinck en Kuyper, en kerken van de Afscheiding en de Doleantie, onder de titel „Kerkelijk Contact" over de ineensmelting op 17 juni 1892.
Direct daarop lezen we:
„En een zware verantwoordelijkheid hebben toen wel de mannen op zich geladen, die, niet eens nog te elfder ure, maar pas nadat de klok de vereniging bezegeld had, een maand na het zingen van psalm 133, het lied van de broederlijke samenwoning, die als goed en lieflijk wordt geroemd, een vergadering bijeen riepen, en daar bezwaren formuleerden, op grond waarvan ze zich voor God gerechtigd achtten, als oude Afgescheidenen hun zelfstandig bestaan te blijven voortzetten. Ze gaven de sinds 1869 aangenomen naam van Christelijke Gereformeerde Kerk niet prijs. Ze gaven méér niet prijs. En daardoor gaven ze veel andere dingen wèl prijs. Ze werpen de aanduiding, die hen als een „scheurkerk" betitelt, ver van zich. Ze gingen alleen niet met de vereniging mee; en dit is nog iets anders dan een bestaande eenheid verbreken. Er zou voor deze redenering wat te zeggen zijn, indien ze niet eerst na het voldongen feit hun actie op touw hadden gezet. Hun verzet toen kunnen we niet anders zien dan als het voltrekken van een scheur, die hun te gemakkelijker kon afgaan, omdat het cement nog niet hard was geworden."
Het spijt me werkelijk dat na bijna 70 jaar zo over de geschiedenis wordt geschreven.
Deze weergave is met de feiten in flagrante strijd.
Hoe kan ds. Boerkoel toch schrijven dat, de bezwaarden hun bezwaren pas formuleerden toen de vereniging gesloten was. Zeker, de vergadering der bezwaarden werd — nogal logisch! — na 17 juni gehouden. Maar de bezwaren zelf waren reeds veel eerder geformuleerd. De Acta van de Synode van 1892 spreken in dezen toch duidelijke taal. Ds. Boerkoel leze art. 31 van die Acta. Op 9 juni werden de bezwaren behandeld. In het samenvattende overzicht „Uit de geschiedenis van de Geref. Kerken in Nederland", samengesteld door de heer J.H. Kok (uitgave Kok, Kampen 1939) lezen we op pag. 57: „De bespreking van de behandeling der verenigingsplannen was den 9 juni door den praeses onderbroken. Toen werd door hem aan de orde gesteld een gedrukt bezwaarschrift tegen de vereniging, ondertekend door Ds. F.P.L.C. van Lingen en Ds. J. Wisse Czn. met sympathiebetuiging met dit bezwaarschrift door 173 mannelijke en vrouwelijke lidmaten te Rotterdam, 164 te 's-Hage, 131 te Utrecht, 65 te Zierikzee, 40 te Maassluis, 34 te Harlingen, 23 te Woerden, 6 te Koudekerke en 1 te Noordeloos. Voorts een geschreven bezwaarschrift van de Kerk te Dordrecht, ondertekend door 65 mannelijke en vrouwelijke lidmaten, alsook van 5 uit Utrecht; van den kerkeraad te Twello en enkele afzonderlijke leden. Tezamen 701 leden en 4 predikanten."
Dit is de taal van de Acta.
Dit is andere taal dan die ds. Boerkoel geeft. Hij vertekent de historie en hij insinueert — al zal hij het niet zo bedoeld hebben — als hij zegt dat onze vaderen een scheur trokken, die hun te gemakkelijker kon afgaan, omdat het cement nog niet hard was geworden.
Men kon deze scheur na de verwerping van de bezwaren, die herhaaldelijk aan de orde gesteld waren in de jaren 1888-1892, verwachten.
Het spijt me werkelijk dat na bijna 70 jaar de historie zo mistekend wordt.
Het is vervelend om deze dingen hier zo uitvoerig aan de orde te moeten stellen. Maar dergelijke voorstellingen, als in de Bazuin gegeven, geven opnieuw voedsel aan de gedachte dat de Chr. Geref. scheurmakers waren in 1892.
En terwille van de waarheid èn terwille van onze kerken en haar jeugd, die de geschiedenis o zo gemakkelijk vergeten, meenden we de gegeven voorstelling toch even te moeten rectificeren.
Op een volgend artikel van ds. Boerkoel komen we een volgend keer D.V. terug.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Om ons kerkelijk leven (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1961

De Wekker | 8 Pagina's