Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Ambtsgeheim (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Ambtsgeheim (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pastoor en dominee vergeleken
Op de achtergrond van de mooie studie van Dr. Huyser over het ambtsgeheim van de zielzorger ligt de vergelijking van de pastoor en de pastor. En de pastoor gaat hier met de kroon strijken. Hij is de held als het gaat over het zwijgen. Hij is er trouwens kerkelijk toe verplicht.
Nu hangt de zwijgplicht van de pastoor saam met de ontwikkeling van de biecht, waarvan Dr. Huyser een breed overzicht biedt. In 1215 werd de biecht verplicht gesteld voor alle leden der kerk, minstens éénmaal per jaar. Met dit besluit van het Lateraans concilie was een strijd, die reeds eeuwen aan de gang was, beslist. De voorstanders van de verplichte biecht wonnen het pleit.
Een brede en veelszins strenge biechtpraktijk ontwikkelde zich. De biecht werd zelfs sacrament, dat de gelegenheid opent, als verlengstuk van de doop, na het vallen in zonde, toch te blijven delen in de kracht van de doopsgenade.
Rondom de biecht ontwikkelden zich tal van vragen. Wat moest er gebiecht worden? Daarvoor werden z.g.n. „biechtspiegels" gegeven. Hoe zwaar moesten de zonden getaxeerd en wat was de opgelegde boete? Daarvoor kwam de casuïstiek te hulp, die de ernst van de overtreding en de noodzakelijke boetedoening vastlegde.
Niet minder kwam de vraag aan de orde: welke houding dient de biechtvader aan te nemen ten opzichte van alles wat hij hoort? Welnu, de zwijgplicht legde hem op, zijn geheime wetenschap nimmer prijs te geven.
En tot eer van de priesterstand moet gezegd dat zij dit nakomen van de zwijgplicht ernstig opgevat heeft. Het is tot een aureool voor de Roomse geestelijkheid geworden.
Werden de biechtvaders voor de keus gesteld te sterven of te spreken dan kozen zij het eerste. Er zijn dan ook sterke verhalen over in omloop, vastgelegd en doorgegeven in werken, die de martelaren om het biechtgeheim, een nog stralender krans geven.
Wel onderscheidt men tussen ambtsgeheim en biechtgeheim. Ambtsgeheim is de bewaring van al datgene wat men krachtens zijn ambt hóórt terwijl het biechtgeheim betrekking heeft op al wat in de biechtstoel vernomen wordt. Voor beide geldt echter het zwijgen.
Begrijpelijk ontwikkelde zich bij Rome ook een casuïstiek over de bewaring van het geheim, waarin lijnen getrokken werden voor wat al of niet bewaard diende en wanneer in uiterste gevallen het geheim geschonden mocht worden.
Wie dit alles naleest, kan alleen maar dankbaar zijn dat wij van al deze dingen verlost zijn door de Reformatie en dat deze ons, ten opzichte van deze dingen, in een ander en milder klimaat bracht.
Men mag zich dan ook wel tienmaal bedenken eer men weer de weg naar enige vorm van de biecht opgaat en daarbij de pastoor als het voorbeeld van de ideale zwijger voorhoudt.
Gelukkig valt er op te wijzen dat onder Rome ook het pleit gevoerd wordt voor de andere vorm van zielszorg n.l. het huisbezoek. Men wil de kerkelijke rechter uit de biechtstoel meer herder doen worden onder de kudde.

De pastor bij Luther
Wie meent dat Luther wel radicaal gebroken zal hebben met de biecht vergist zich. Hoewel er bij Luther een totale tegenstelling met Rome is wat de leer betreft kan dit niet gezegd worden van het standpunt dat hij innam bij liturgische vragen en de kerkelijke ambtspraktijk. Telkens zien we dan bij Luther, dat hij niet geheel los gekomen is van Roomse opvattingen maar deze heeft vastgehouden, al wilde hij ze van allerlei verderf zuiveren.
Zo ook wilde Luther de biecht handhaven. Hij roemde haar hoog, al zag hij haar niet als sacrament en wilde hij haar niet verplicht stellen.
Het was hem dan ook heel niet naar de zin toen tijdens zijn verblijf op de Wartburg, in zijn afwezigheid, de biecht in Wittenberg werd afgeschaft. Nauwelijks was Luther terug of hij hield zijn felle preken voor de wederinvoering van deze vorm van zielszorg. De reformator zag hierin een mogelijkheid om de spits van het vrijmakend evangelie op het hart van de enkeling te richten.
Opmerkelijk is dat er in Lutherse kringen een sterke hang naar de biecht, zij het dan van roomse elementen gezuiverd, gebleven is. Het Lutherse Piëtisme moge dan gepleit hebben voor het huisbezoek en daarmede tijdelijk de biecht hebben teruggedrongen, in Lutherse kringen blijft men sterk voelen voor een vorm van biecht.
Men heeft er zelfs het huisbezoek met, naar men meende, bijbelse argumenten bestreden. De pastor, zo meent men, verliest zijn Elia's mantel wanneer hij de huizen binnengaat, hij wordt dan teveel een broeder onder de broeders en de ambtelijke verkondiging van de vreemde vrijspraak van het evangelie lijdt schade.
Dat dit alles met een dogmatische visie en een hoogkerkelijke opvatting saamhangt zullen wij hier nu maar laten rusten.
Duidelijk is, dat uit dit handhaven van de biecht bij de Luthersen ook weer sterk de nadruk viel op de bewaring van het ambtsgeheim. Het ouderlingenambt is er dan ook niet tot die ontwikkeling gekomen als bij het Calvinisme. De Lutherse pastor draagt altijd iets van de glans — of beter — van de schaduw van de pastoor.
Het valt dan ook niet te ontkennen dat het streven om een bepaalde vorm van biecht weer ingang te doen vinden met deze Lutherse achtergronden samenhangt. De Duitsch-Lutherse invloed is hier onmiskenbaar in ons land.

De Calvijnse zielszorger
Hoe anders liggen de stukken bij Calvijn. Dat komt in het werk van Dr. Huyser klaar naar voren. Op duidelijke wijze verschaft hij ons inzicht in de ontwikkeling van de zielszorg bij Calvijn en onder zijn invloed.
De juridische ambtsdrager is bij Calvijn verdwenen. De verkondiging van het evangelie staat bij hem centraal. Christus wordt gekend en ontmoet in het gewaad van de Heilige Schrift.
De biechtstoel wordt radicaal afgebroken. Spitsvondige kwesties over de bewaring van het ambtsgeheim kent de bijbelse Calvijn niet. Zij zijn hem vreemd.
De zielszorg ziet hij onder tweeërlei aspect. Zij is enerzijds opzicht over de kudde en behoort als zodanig tot de tucht, tot de leiding, die aan de gemeente gegeven wordt. Anderzijds is zij dienst van de ene mens aan de ander vanuit het evangelie. Als zodanig is zij niet alleen voorrecht en plicht van de ambtsdrager, maar van elk lid der gemeente ten opzichte van de ander. Calvijn is practisch genoeg om te beseffen dat vooral de ambtsdragers het meest tot deze dienst geroepen zullen worden.
In deze dienstverhouding laat Calvijn de mogelijkheid open voor wat men een vorm van biecht zou kunnen noemen, ware het niet dat dit woord een zware belasting draagt. Wat Calvijn bedoelt is het scherp toegespitste gesprek, waarin de een de ander zijn zondenood blootlegt en die ander in de naam des Heeren verzekering doet van de gewisse belofte Gods ten aanzien van zondaren.
Men kan in de ons bewaarde brieven van Calvijn aan allerlei mensen voorbeelden vinden van de wijze, waarop hij dit opgevat heeft.
Moesten deze diensten aan de geestelijke welstand van de gemeente en haar leden veilig gesteld worden door allerlei bepalingen omtrent verplichte geheimhouding? Men vond het zo vanzelfsprekend dat deze dienst haar eigen stijl heeft, dat er slechts sporadische aanwijzingen zijn van een regeling hiervan. Maar deze sporen doen dan ook duidelijk uitkomen dat men zwijgen vanzelfsprekend achtte.
De loslippige dominee of dito ouderling zou dan ook bij Calvijn geen genade gevonden hebben. Evenmin de prediker die wat hij in de week hoorde zondags gebruikte als illustratiemateriaal van zijn preek.
Nog minder de prater op de preekstoel, die zichzelf graag met gewichtigheid bekleedt in het vertellen van gekleurde verhalen uit een rijke ambtservaring.
Wilde Calvijn hem de pastoor als een held in het zwijgen voorstellen?
Of mogelijk de hoogkerkelijke pastor van Luther?
Hij dacht er niet aan!
Calvijn zag Christus, Die kon toornen én zwijgen in zijn grote liefde.
En in de dominee en in de ouderling wilde hij Christus zien leven.
Christus, in zijn zorg over de gemeente, die Zijn lichaam is.

Kremer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Het Ambtsgeheim (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1961

De Wekker | 8 Pagina's