Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alleen na Belijdenis des Geloofs toegang tot het H. Avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alleen na Belijdenis des Geloofs toegang tot het H. Avondmaal

Kerkorde (256)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorige artikel hebben we een begin gemaakt met de beantwoording van de vraag wie door de Kerk mogen worden toegelaten tot het Avondmaal des Heeren. In dit verband hebben we o.m. even de aandacht gevestigd op de z.g.n. openavondmaalstafel en de intercommunie.

Volgens artikel 61 van de Kerkorde mag de Kerk niemand tot dit Sacrament toelaten dan die belijdenis des geloofs heeft afgelegd. Dit is in overeenstemming met wat de Belijdenis over de Sacramenten zegt en met hetgeen bijv. onze Catechismus leert. Wij mogen wel volstaan met het verwijzen naar de desbetreffende artikelen van de N.G.B. en de zondagsafdelingen van de H.C. Op grond hiervan heeft reeds het Convent van Wezel, 1568, bepaald: Niemand zal echter tot het Avondmaal des Heeren toegelaten worden, tenzij hij vooraf belijdenis des geloofs afgelegd en aan de kerkelijke tucht zich onderworpen zal hebben. Hoofdstuk VI,7 e.v. De daarop volgende Nederlandse synoden hebben hetzelfde uitgesproken, en zo is het tot op heden gebleven.
Dat dit een belijdenis van het ware, wil men, zaligmakend geloof dient te zijn, behoeft wel geen nader betoog. Toch heeft de Kerk zich meer dan eens genoodzaakt gezien dat met ronde en duidelijke woorden uit te spreken, omdat sommigen de gedachte verdedigden en ook in praktijk brachten, dat men kon volstaan met een belijdenis van het z.g.n. historische geloof, welke belijdenis men dan, ten onrechte, een belijdenis der waarheid noemde. We nemen hier enkele kerkelijke uitspraken op. De eerste synode der Afgescheiden kerken, in 1836 te Amsterdam gehouden, sprak uit: „dat niemand mag worden gerekend voor een lidmaat der Kerke Christi, dan op belijdenis des geloofs, en geenszins ten gevolge van het van buiten leeren van eenige waarheden". Acta art. 59. De synode der Afgescheiden kerken, gehouden in 1846 te Groningen, sprak uit: „De Vergadering oordeelt: Dat een iegelijk moet worden opgenomen tot Lidmaat der Kerk en toegelaten tot het Heilig Avondmaal, die het ware voorwerp des geloofs regt belijdt en naar de ware godzaligheid zoekt te wandelen; evenwel volgt daaruit niet, dat die allen ware en levendige gelovigen zijn, gelijk ook Art. 29 der Nederl. Geloofsbelijdenis spreekt, dat er onder de leden der Kerk hypocriten zijn". Acta art. 18, sub 4. De synode van onze kerken, gehouden te Utrecht, 1913, acta art. 61, deed, toen zich over deze zaak enig verschil van mening openbaarde, de volgende uitspraak: „De Synode, handhavende het besluit der Synode van 1846, gehoord de toelichting en bespreking der instructie 's-Gravenhage, spreekt uit, dat op grond van Gods Woord en de belijdenisschriften der Kerk, een levend geloof als eisch Gods bij het afleggen van geloofsbelijdenis gevorderd moet worden. Zij erkent nochtans, dat de mensch niet kan zien wat in het hart van den belijder voor God is, zoodat zij niet meer van den belijder eischt dan wat de mond belijdt, indien het leven zulks niet tegenspreekt." En, om niet meer te noemen, de synode van onze kerken, gehouden in Den Haag, 1950, liet het volgende positieve geluid horen: „Met alle nadruk en grote klem wordt uitgesproken, dat belijdenis afleggen betekent: belijdenis des geloofs doen, en niet der waarheid zonder meer. Daarom geldt bij het doen van belijdenis dezelfde maatstaf als bij de voorbereiding voor het Heilig Avondmaal. Een kerkeraad, die bij het afnemen van en toelaten tot de openbare belijdenis tevreden is met de verklaring van een historisch geloof, is in strijd met de uitspraken van Gods Woord en de grondslagen van de Gereformeerde leer. Met beslistheid verwijst de Synode naar de uitspraken van 1574, 1836, 1879, 1913", Acta, art. 89.
Het kan misschien zijn nut hebben hier nog te herinneren aan wat enkele theologen van onverdachte reputatie over deze zaak hebben geschreven. Docent F.P.L.C. van Lingen, de man aan wie onze kerken zo ontzaglijk veel te danken hebben, schreef in De Wekker van 20 mei 1898 o.m. het volgende: „Dat dit iets anders is dan wat men hier en daar „afleeren" noemt zal geen betoog behoeven. Het is een schandalig misbruik en een verderf voor de Kerk, indien het niets meer is dan een soort examen afleggen na eenigen tijd onderwijs te hebben ontvangen, om dan op eene uitwendige plechtigheid en een hoofdbuigen tot lid van de vereeniging, de Christelijke Geref. Kerk te worden verklaard. Het woord „geloofsbelijdenis" zegt toch iets anders . . . . Dat meer geëischt wordt dan een voor waarhouden der Gereformeerde leerstukken is wel niet te ontkennen, en, indien wij ook slechts het minste willen noemen, dan behoort er toch een toevluchtnemend geloof te zijn bij den aannemeling, eene ware begeerte om den Heere Jezus toe te behooren, een gevoel van verloren te zijn, met een worstelen om genade."
En de onder ons nog goed bekende prof. G. Wisse schreef in zijn „Doe dat tot Hij komt", blz. 85, 86: „Daarom, wie de wacht wil betrekken bij den Verbondsdisch en ernstig wil waken tegen ontheiliging van de tafel des Heeren, hij moet niet slechts een scherpe voorbereidings-predikatie houden, maar hij behoort bovenal de posten uit te zetten daar, waar het in de eerste plaats behoort, dat is bij het belijdenis doen. Wie (als leeraar en ouderling) heel gemakkelijk toelaat het afleggen van belijdenis, en evenzeer heel gemakkelijk den catechisant den toegang tot den heiligen disch verleent, en dan daarna zeer scherp gaat vermanen om niet al te spoedig toe te treden, ja feitelijk in de voorbereiding als hoogste doel stelt de ongeloovigen en onbekeerden af te houden, die spant de paarden achter den wagen. Laat men scherp zijn, laat men waken over Slons heiligheden, uitnemend, maar dan daar waar het behoort, waar men in de eerste plaats moet beginnen, dat is bij het belijdenis-afleggen zelf."
We laten deze zaak nu verder rusten, om in een volgend artikel een andere zaak te bespreken.

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1961

De Wekker | 8 Pagina's

Alleen na Belijdenis des Geloofs toegang tot het H. Avondmaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1961

De Wekker | 8 Pagina's