Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de kerkeraad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de kerkeraad

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het „Kerkblad van het Noorden" schrijft de Hoogeveense ds Velema n.a.v. allerlei vragen, die bij hem binnengekomen waren, over de kerkeraad. Het is de moeite waard om van dit praktische artikel kennis te nemen, dat we hier vrijwel in zijn geheel overnemen.


Een vrager schrijft: „Een kerkeraad verkiest in feite steeds zichzelf. Hij stelt de tallen samen en heeft daardoor een grote invloed op de verkiezing van bepaalde personen. Is dit wel juist en is dit in overeenstemming met het presbyteriale kerkrecht zoals wij dat kennen?"
Inderdaad is het waar wat de vraagsteller naar voren brengt. De Kerkeraad stelt de tallen. Daardoor wordt de keuze van de gemeenteleden enigszins beperkt. Dit recht van het stellen van de tallen ligt sinds de Reformatie vast in onze Kerkorde. Alleen wanneer een gemeente wordt geïnstitueerd, vindt er een vrije stemming plaats onder de gemeenteleden. Maar daarna is er dan ook een kerkeraad, die verder namens de gemeente handelt en ook namens de gemeente de tallen stelt voor ouderlingen en diakenen. Men kan daar formeel geen bezwaren tegen maken.
Natuurlijk is het denkbaar, dat een kerkeraad in de praktijk aanleiding geeft tot verkeerde of onjuiste toestanden. En, dat een kerkeraad haar dienende funktie inruilt voor een heersende. Dat is vanzelfsprekend onjuist.
Maar men sta hier niet te snel klaar met alle mogelijke kritiek. Het is heus geen eenvoudige zaak om de tallen te stellen. En menige kerkeraad heeft het moeilijk met het formeren van dubbeltallen. Herhaaldelijk blijkt het, dat de keuze zeer beperkt is. Buitenstaanders spreken daar soms zo gemakkelijk over. Men hoort dan de redenering: het zijn allemaal belijdende leden; velen komen aan het Avondmaal en dus is het gemakkelijk genoeg.
Dat is een heel gemakkelijke en goedkope oplossing, die geen oplossing is. In de eerste plaats stelt de H. Schrift bepaalde eisen. En nu zal er wel niemand voor de volle honderd procent aan die eisen voldoen. Maar één ding is duidelijk: De Schrift gaat er vanuit, dat voor het vervullen van het ambt toch nog iets anders en meer nodig is dan alleen lid zijn van de gemeente en de viering van het H. Avondmaal.
Daar hebt ge b.v. iemand, die constant in gewapende vrede leeft met zijn medebroeders of zijn familie. Is het verstandig zulk een broeder voor te stellen voor een ambt? Hoe zal iemand, die zelf nauwelijks vrede kan houden met zijn broeders en zusters een ambt bekleden, dat veel zelfverloochening en veel geduld vereist?
4 Timotheus 3 zegt hierover ook nog het een en ander. Van groot belang is o.m. dat een ambtsdrager geestelijk inzicht heeft. Hij moet straks mensen leiden, vertroosten en vermanen. Geen gemakkelijke taak. Een taak, waarvoor ieder beslist niet geschikt is.
We noemen hier maar iets. Maar al deze faktoren spelen mee en zijn van niet gering belang. Uiteraard kan het gebeuren, dat een kerkeraad de bewuste of onbewuste (ook dat kan) mening is toegedaan, dat hij het alleen weet en geen oog heeft voor verlangens, die in een gemeente leven. Daardoor kunnen scheve verhoudingen ontstaan. In de mij toegezonden brief lees ik: „Het gaat al vele jaren op dezelfde manier. Br. A. treedt af, br. B. komt in de plaats van de afgetredene. Het volgende jaar staat br. A. weer steevast op het lijstje. Zo gaat het niet alleen met br. A., maar ook met br. B. en br. C. enz. Is dat nu de manier?"
Ik zou over deze ,,klacht" (de briefschrijver geeft overigens helemaal niet de indruk een „klager" in de minder goede betekenis van het woord te zijn) niet graag een oordeel willen vellen. Het kan heus vaak niet anders. En in vele gevallen is tegen deze gang van zaken niet het minste bezwaar; zeker niet als het broeders betreft, die hun ambt ondanks alle gebrek met ere vervullen.
Hoogstens kunnen we enkele algemene opmerkingen maken.
Het is natuurlijk mogelijk, dat er in een gemeente verborgen krachten zijn, die eenvoudig niet aan bod komen. Onbewust kan een kerkeraad menen, dat er niet vele broeders zijn, die voor het ambt in aanmerking komen, terwijl hij zich toch vergist.
Laat men, d.i. laat een kerkeraad ook in het geloof eens iets durven. Niet zelden is het in de praktijk gebleken, dat dit geloof niet beschaamd wordt.
Het moge waar zijn, dat niet ieder geschikt is voor het ambt maar het is ook zo, dat de Heere broeders bekwaamt wanneer zij eenmaal tot het ambt geroepen worden.
Het is in de praktijk voorgekomen, dat broeders geroepen werden tot het ambt, die er aanvankelijk zeer tegen op zagen, maar bij het vervullen van hun taak kennelijk gesterkt werden terwijl achteraf gezegd moest worden: waarom is hij niet eerder ambtsdrager geweest?
Vervolgens, vele kerkeraden geven de gelegenheid tot het indienen van namen van broeders, die in de gemeente geschikt geacht worden tot het ambt. Maakt men daar werkelijk ernstig en weloverwogen gebruik van? Men hoort vaak wel kritiek. En die komt dan achteraf, maar als de gelegenheid er is zwijgt men. Dat is niet oprecht en eerlijk. Geen wonder dat een kerkeraad aan deze kritiek voorbijgaat. Daar kan men zich niet mee ophouden. Dan, als men werkelijk gegronde reden heeft om op het beleid van een kerkeraad aanmerkingen te maken, waarom gaat men dan niet eens praten met de kerkeraad?
Natuurlijk, dat is moeilijk en kan de schijn wekken van baantjes-jagerij. Maar een eerlijke bespreking is toch nog altijd beter dan het achter de rug praten. Er wordt zeer veel gezondigd tegen het 9e gebod!
Tenslotte, er is in vele van onze kerken een ongeschreven gewoonte-regel, dat een ambtsdrager, die aftreedt niet dan na twee jaar weer in aanmerking komt om een ambt te vervullen. We moeten daar zeker geen vaste regel van maken maar er kan iets in zitten. We moeten van de dwaze gedachte af: nu sta ik dit jaar niet op tal en dus deug ik niet meer. En sommigen gevoelen zich dan gepasseerd. Dan gaat het toch zeker om eigen eer.
In verband met de kerkeraadsverkiezingen stelt de briefschrijver ook nog de vraag (ik geef haar vrij weer): als nu een gemeente bestaat uit b.v. boeren en arbeiders, wie moeten dan in de kerkeraad zitten, de boeren of de arbeiders?
In de eerste plaats geloof ik, dat de zaak zo niet zuiver gesteld is. Een kerk is geen belangen-gemeenschap van b.v. boeren of arbeiders. Laten we oppassen, de wondere schepping van de H. Geest, die Kerk heet, niet te verlagen tot een soort vereniging, die reglementair de groepsverhoudingen heeft vastgelegd. Dat is in een kerk een zeer onchristelijk gedoe.
Het spreekt vanzelf, dat deze dingen toch feitelijk wel onder de ogen gezien moeten worden. Maar we moeten hier geen vaststaande bepalingen maken.
Aan het H. Avondmaal zitten de professor en de fabrieksarbeider naast elkaar; eten van hetzelfde brood en drinken uit één beker. Dat zou ik ook in een kerkeraad willen zien zonder daarbij precies te gaan uitmeten: die is boer en die is arbeider en nu moeten er zoveel van die groep en zoveel van die groep in. De H. Geest bindt zich niet aan een bepaalde stand: bindt zich niet aan onze maatschappelijke onderscheidingen.
Het is verklaarbaar, dat er moeilijkheden ontstaan als in een kerk bepaalde leden uitgesloten worden van het ambt, omdat zij niet behoren tot een bepaalde bevolkingsgroep. Een kerkeraad zal deze dingen christelijk en wijs onder de ogen hebben te zien. En altijd blijven bedenken: we zijn kerk en we zijn nog op deze aarde en moeten rekening houden met de werkelijke toestand in een gemeente. Hetzelfde geldt van de leeftijds-opbouw van een kerkeraad. Ook daarover schrijft de vraagsteller. Hij vraagt: alleen ouden of alleen jongeren? M.i. zal een kerkeraad zo mogelijk een weerspiegeling moeten zijn van de leeftijdsopbouw van de gemeente. Maar ook hiervan geldt: beslist geen vaststaande regels maken.

We hopen dat naar deze visie in al onze kerkeraden wordt gehandeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1962

De Wekker | 8 Pagina's

Over de kerkeraad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1962

De Wekker | 8 Pagina's