Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lofzang klimt .....(V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lofzang klimt .....(V)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Grote opgang.
Reeds heb ik opgemerkt, in het voorgaande artikel, dat de psalmen van Datheen met grote genegenheid werden ontvangen. Dit bleek onmiddellijk bij de verschijning in 1566. Hoewel het een moeilijke tijd was kreeg de reformatorische kerk toch steeds meer voet aan de grond in deze gewesten. Datheens uitgaaf kwam tegemoet aan de begeerte naar een bruikbaar kerkboek van Calvinistische signatuur. Vandaar de opgang.
Het is vooral het Convent van Wezel geweest, in 1568, dat grote aandacht besteed heeft aan het kerkboek voor de wel vervolgde maar toch groeiende kerk.
Het mag inderdaad wel als een uiting des geloofs gezien worden dat, hoewel deze vergadering van kerken buiten ons land gehouden moest worden, zij toch zo grote aandacht had voor de goede kerkelijke orde, ook wat het psalmgezang betrof. Het bleef voor het geloof vast staan dat de kerk toekomst had en dat de lofzang uit Sions zalen behoorde op te klinken.
Wij zouden het Convent van Wezel er geen verwijt van gemaakt hebben, wanneer het zich op het standpunt geplaatst had dat de zorgelijke tijden het noodzakelijk maakten dat men de zaak van het psalmgezang beter kon uitstellen tot rustiger tijden.
Het getuigt van de grote besluitkracht van deze kerkelijke samenkomst dat er zo grote aandacht besteed werd, niet alleen aan wat men maar ook hoe men het zingen zou. Deze kloeke zin tot besluitvaardigheid is beschamend voor vele Synoden, die, in rustiger tijden soms, maar moeilijk tot waarlijk leidinggevende besluiten kunnen komen.
Het Convent adviseerde de Nederlandse kerken zich te houden aan het psalmboek van Datheen opdat niet, zo luidde de motivering „door de verscheidenheid der overzettingen iets dat minder passend is en minder tot stichting dient tussen beide kome".
Uit deze woorden mogen we dunkt mij concluderen dat nog niet allen gelukkig waren met het werk van Datheen. Blijkbaar werden de psalmen van Utenhove toch ook nog gebruikt hier en daar.
Wat het gezang der gemeente op zichzelf betrof daar had men te Wezel ook zorg over. Daarom richtte men de aandacht op de kinderen. De schoolmeesters moesten de kinderen de psalmen leren zingen. Zo kon de gemeente van onder op gevormd worden tot de zang. Desnodig zou de predikant het ze ook kunnen leren. Maar wanneer het èn de schoolmeester èn de dominee ontbrak aan muzikaal talent, dan moest er omgezien worden naar een voorzanger.
Advies werd gegeven om borden in de kerken te hangen waarop aangegeven werd hoe men moest zingen. In sommige oudere psalmboekjes vindt men voorin nog een pagina met de titel ,,Muzikaal onderricht" waar dan op zeer eenvoudige wijze enige aanwijzing gegeven wordt tot verstaan van de toonzetting van de psalmen. Iets dergelijks zal ook op deze borden gestaan hebben.
Men verbaze zich niet over de moeilijkheid die de mensen met het zingen hadden. Het peil van de ontwikkeling lag niet zo hoog. Daarbij de psalmen brachten vreemde wijzen, die niet alle even gemakkelijk in het gehoor lagen.
Wezel vond dat ,,niet door de wanklanken van het zingende volk den ongelovigen óf ergernis óf stof tot lachen geboden" moest worden.
Ook hebben we aan Wezel een nieuw kerkmeubelstuk te danken n.l. het psalmbord. Daarop konden dan aanwijzingen gegeven worden wat er gezongen zou worden. Het volk kon dan van tevoren er kennis van nemen en er zich op instellen wat het straks te zingen had.
Vrijgelaten werd of men mogelijk, naar de Franse gewoonte, alle psalmen achtereenvolgens wilde zingen dan wel een keuze doen uit de psalmen. Vermoedelijk koos men de gemakkelijkst zingbare. Iets wat na bijna 400 jaar nog leeft!
Het schijnt dat er ook toen reeds een gewoonte opgekomen was om n.l. vóór de dienst psalmen te zingen. Wezel had daartegen geen bezwaren.
Men doet goed daarbij te bedenken dat tijdens de dienst niet zoveel gezongen werd als wij thans gewend zijn. Dit hing ook samen met het feit dan men de psalmen in hun geheel zong en niet een enkel vers daaruit, zoals wij thans doen. De aanwijzing „pauze" tussen de verzen in sommige psalmboeken wijst daar nog op. Dit was een goede gewoonte. Wij moeten daar dunkt mij iets van terugwinnen door b.v. in de z.g.n. collectezang zo mogelijk heel een psalm te zingen of althans een keus daaruit die ons de gedachtengang van de psalm doet kennen. Het gaat niet maar om het versje bij de preek alleen.

De glorie taant.
De zon van Datheens' roem is niet zo blijven blinken als dat in de opgang het geval was. Wie met aandacht de handelingen doorneemt van de synodale vergaderingen, die de opkomst van de gereformeerde kerken in deze landen begeleid hebben, ziet daar een merkbare vermindering van de waardering voor het kerkboek van Datheen.
Zo komt b.v. in 1574 de vraag naar voren of men ook ,,psalmen van andere geleerde luijden gemaakt" gebruiken zal.
De aanwijzing van deze ,,luijden" als ,,geleerd" lijkt mij een bedekte veroordeling van het werk van Datheen. Zijn psalmberijming was echt volks en sprak vooral de onontwikkelde aan. Velen gingen dat steeds meer zien toen het eerste enthousiasme ten aanzien van het nieuwe kerkboek geluwd was. De voorzichtige vraag op de synode van 1574 wijst er dan ook op dat er hier en daar behoefte bestond aan een andere berijming. Dit zal ongetwijfeld ook samengehangen hebben met de moeilijkheid om Datheens psalmen te zingen op de oorspronkelijke Franse wijzen.
Blijkbaar was er voor de synode van 1578 al weer een poging gedaan om te komen tot een andere berijming. Tenminste deze kerkelijke vergadering benadrukt nog eens weer dat men ,,de psalmen Davids van Petro Datheno overgezet" in de kerkelijke samenkomsten gebruiken zal, zoals men dat tot nu toe gedaan heeft. Deze uitspraak zou zinloos geweest zijn waren er geen stemmen voor een andere berijming opgegaan. Men was bij deze synode daarvoor echter aan het verkeerde adres. Petrus Datheen was n.l. zelf voorzitter van deze synode. Nu verschillen de historici wel van mening over de vraag of Datheen zijn persoonlijke invloed bij de nieuwe aanbeveling van zijn psalmboek heeft doen gelden of niet. Het laat zich echter moeilijk denken dat men, nu Datheen een in de kerken gevierd en geacht man was, zijn berijming terzijde zou stellen en pleiten voor een andere. Wel moest Datheen een veer laten. Hij had n.l. ook wat gezangen bij zijn psalmen gegeven. Daar waren berijmde schriftgedeelten bij maar ook andere, zoals wij die nu ook hebben. De niet direct bijbelse, zo oordeelde 1578 mochten niet gebruikt worden. Een strakke lijn alzo. Trouwens deze synode was strak. Zij wilde de orgels uit de kerken bannen. Zij konden niet geduld worden. De praeses van deze synode hield trouwens in meer opzichten van rechtlijnige maatregelen!

Kerkpolitieke uitspraken.
Het pleit voor een andere, betere berijming dan die van Datheen, hield aan. En er werd al aan gewerkt. Marnix was al bezig — over hem een volgend art. — en had zijn bundel gereed. Velen waren blij met deze nieuwe berijming. Zij had vele voordelen.
Er werd dan ook aangedrongen op het aannemen en invoeren van deze berijming. Velen voelden hier voor. Maar Datheen los te laten en te kiezen voor Marnix scheen een slag in het aangezicht van het verleden, scheen een verloochening van hen, die met een psalm van Datheen op de lippen schavot en brandstapel beklommen hadden, scheen een terzijdestelling van een groot en invloedrijk man, als Datheen was.
Wat deed de synode? Zij koos de politieke weg. Zonder meer voor Datheen kiezen wilde zij niet. Zij sprak uit dat men ,,de psalmen Davids" zingen zou in de samenkomsten en noemde de naam van Datheen niet meer.
Evenzo deed de synode van 1586 waar dezelfde zaak weer ter tafel kwam.
En de grote synode van Dordt deed evenzo. Zij pleitte wel voor de psalmen maar noemde geen berijming. Zo kan een synode ook slimmigheidjes bedenken om van moeilijke vragen af te komen. Maar zo kan ze ook de gemeente in de mist laten en geen leiding geven, waar dit toch wel zeer gewenst geweest was.

De boeren bleven achter.
Dat kerkelijke vergaderingen ook zeer goedmoedig kunnen zijn blijkt uit wat 1581 de synode deed. De boeren in het Oosten — over de IJssel — konden maar moeilijk Datheen leren zingen. Zij hielden er blijkbaar eigen kerkliederen op na op bekende wijzen. De Franse wijzen van Datheens berijmingen lagen hun blijkbaar niet.
Gevraagd was nu aan de synode van Middelburg of niet enige van deze bekende liederen in het psalmboek konden worden opgenomen. Daar wilde de synode niet aan. Zij gaf wel vrijheid aan ,,die van Deventer" om een uittreksel uit het psalmboek te maken van zo'n 10—12 psalmen. En deze zouden als gemakkelijk zingbaar dan de boeren van het Overijsselse wel bijgebracht kunnen worden. Er was dan toch een deel van de kerkelijke eenheid in het land gered en met eenparige stem kon de lofzang klimmen uit Sions tempelzalen.
Hoe vlug de boeren de achterstand ingehaald hebben zegt de geschiedenis niet. Er zal wel heel wat over gezegd zijn. Maar goed dat er toen niet zoveel kerkbladen waren. Wie weet was er niet een aparte ,,Oosterse" kerk ontstaan in ons land. Maar gelukkig, men droeg elkaar.
Dat is trouwens naar de eis der kerk als het niet om de fundamenten gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1962

De Wekker | 8 Pagina's

De lofzang klimt .....(V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1962

De Wekker | 8 Pagina's