Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een synodaal stuk over de uitverkiezing (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een synodaal stuk over de uitverkiezing (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„In gemeenschap met de belijdenis der vaderen"
Het ligt voor de hand om de ,,Richtlijnen voor de behandeling van de leer der uitverkiezing", die in 1961 verschenen, te vergelijken met de gereformeerde belijdenis, zoals die in de 16e en 17e eeuw door de kerk is aanvaard.
De Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk wil in haar belijdend spreken in gemeenschap blijven met de belijdenis der vaderen. Dat houdt nog niet in, dat zij er ook van harte mee instemt. In dit nieuwe document komt uit, dat zij kritisch staat tegenover de gereformeerde leer van de uitverkiezing.
Allereerst wordt bezwaar gemaakt tegen bepaalde woorden van Calvijn.
Nu moet toegegeven worden, dat Calvijn wel eens te sterke uitdrukkingen heeft gebruikt. Zo zegt hij in zijn kommentaar op de Brief aan de Romeinen bij Rom. 9 : 18 en 22 en 11 : 7 dingen, die wij niet zonder meer kunnen overnemen.
Maar het is de vraag nog, of hij Rom. 9 verkeerd opgevat heeft, zoals in de Richtlijnen staat (blz. 35). Doen deze Richtlijnen zelf wel recht aan Rom. 9?
Inderdaad was het hoogste motief van Calvijn: de eerbied voor wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard. „Daaraan wil hij niets uit speculatiezucht zien toegedaan. Maar daarvan wil hij ook niets uit vrees voor misverstaan zien afgedaan".
Daarom sprak hij in het onderwerp voor de Franse Geloofsbelijdenis niet alleen over de verkiezing maar ook over de verwerping, zoals hij dat ook in zijn Institutie deed, maar met inachtneming van het onderscheid dat er is tussen een confessie en een dogmatiek. Terwijl de een niet beter is dan de ander maakt God naar Zijn eeuwige en onveranderlijke raad onderscheid.
De Richtlijnen zeggen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die met de Franse in hoge mate overeenstemt, niet dat zij geen dubbele predestinatie leert. Dat poneerde dr. J. G. Woelderink indertijd. Wel sluiten zij zich aan bij zijn opmerking over Gods barmhartigheid, waarmee de verkiezing, en Zijn rechtvaardigheid, waarmee de verwerping in verband wordt gebracht. ,,Maar Luther had juist door Rom. 1 : 17 tot zijn verrassing ontdekt, dat Gods gerechtigheid Zijn barmhartigheld is". Dan wordt een woord van dr. H. Bavinck geciteerd, die met een beroep op verschillende Schriftplaatsen schreef, dat de betoning der gerechtigheid Gods tegelijk de betoning van Zijn genade is (blz. 36).
Hoe dankbaar wij ook moeten zijn voor het nieuwe inzicht, dat bij Luther doorbrak, God openbaart Zich in Zijn Woord ook als de rechtvaardige Rechter (vgl. Ps. 9 : 5-8, Rom. 2 : 1-11), en evenmin als Bavinck mogen wij zwijgen over zijn straffende gerechtigheid.
Bovendien zegt de Schrift, dat het volstrekt niet onrechtvaardig is, als God Zich ontfermt over wie Hij wil en als Hij verhardt wie Hij wil (Rom. 9 : 14-18).
Klinkt dat niet door in de Ned. Geloofsbelijdenis en in de Dordtse Leerregels?
Het andere bezwaar tegen art. 16 lijkt mij weinig gelukkig geformuleerd. Wat is tekort doen „aan de verantwoordelijkheid van God èn aan die van de mens"?
Volgens de Richtlijnen is de wijze, waarop de Heidelbergse Catechismus de uitverkiezing belijdt, bijzonder zuiver en daarom ook voor de huidige prediking en geloofspraktijk van voorbeeldige betekenis.
Het woord ,,uitverkiezing" komt in dit belijdenisgeschrift niet voor, wel tweemaal het woord ,,uitverkoren" (antw. 52 en 54).
Over de Dordtse Leerregels valt evenwel heel wat meer te zeggen!

Leerregels en Richtlijnen
De voorstelling van de Remonstranten wordt een ondermijning van het belijden der verkiezing genoemd, die in 1618-'19 terecht is afgewezen.
Met instemming nemen wij kennis van de waarderende woorden, die aan de Dordtse Leerregels worden gewijd (blz. 37, 38). De uiteenzetting in hoofdstuk III-IV verheft zich soms tot een lofzang op de overmacht der genade. Hoofdstuk V kan als het schoonste stuk der Leerregels worden beschouwd, zowel om de inhoud als om de bewogenheid van de toon en de climax, die erin ligt.
Verder wordt gewezen op de verhouding van Gods werk en ons werk en op de tweelijnigheid: het ongeloof is de schuld van de mens en het geloof is een gave van God.
Ook is het pastorale karakter van de Leerregels de opstellers van de Richtlijnen niet ontgaan. „De mens in zijn overmoed en zijn aanvechtingen, zijn uitvluchten en zijn onzekerheid wordt geen moment uit het oog verloren".
Overigens blijft de kritiek de Dordtse Leerregels niet bespaard!
Men brengt er tegenin, dat Woord en Geest teveel naast elkaar worden geplaatst, en dat te weinig uitkomt, dat de Geest de zekerheid der verkiezing werkt door het gepredikte Woord. Maar is D.L.,
III-IV, 17 dan niet duidelijk genoeg?
Uit de bekende passage, waarin het gaat over het verzekerd worden van de verkiezing door middel van de onfeilbare vruchten ervan (D.L., I, 12), zou men de indruk krijgen, dat ,,de Leerregels in afwijking van het getuigenis der reformatoren de mens voor zijn heilszekerheid niet naar Christus alleen maar ook naar zichzelf verwijzen". Nadat III-IV, 13 nog genoemd is, heet het: „Het gevolg is, dat de mens niet zozeer tot de daad van het geloof wordt opgeroepen, als wel tot zelfbeschouwing en afwachting".
Het is niet te ontkennen, dat er opvattingen over de uitverkiezing bestaan, die de lijdelijkheid in de hand werken, en het is een feit, dat sommigen aan de echte zelfbeproeving niet toekomen, omdat het bij een soort zelfbeschouwing blijft, maar men mag daar de Leerregels van Dordrecht zomaar niet de schuld geven.
De Vijf Artikelen vormen één geheel. De kerk belijdt daarin ook, dat de belofte van het evangelie aan allen moet worden verkondigd en voorgesteld worden met bevel van bekering en geloof (II, 5). Bevel van bekering en geloof! En wat de heilszekerheid betreft, in de Leerregels staat ook: Deze verzekerdheid spruit voort uit het geloof aan de beloften Gods, die Hij in Zijn Woord zeer overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft (V, 10).
De Richtlijnen maken de Dordtse Leerregels ook nog het verwijt, dat de nodige aandacht voor de heilsgeschiedenis, de kerk, de prediking, de heiligen en het apostolaat erin gemist wordt. Zo gezien zijn ze „eenzijdig", „individualistisch en exclusivistisch". Ze stellen immers ook, dat Christus alleen voor de uitverkorenen gestorven is.
In verband hiermee worden ook bezwaren ingebracht tegen het Schriftgebruik in de Leerregels. Het blijkt, dat de Synode van de Ned. Herv. Kerk de Heilige Schrift niet zelden anders leest dan de Dordtse Synode.
Maar dat vraagt een aparte bespreking.
Het is wel duidelijk, dat de ,,gemeenschap met de belijdenis der vaderen" een zeer rekbaar begrip is, als men onder deze titel zoveel belangrijke elementen van deze belijdenis kan afwijzen!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1962

De Wekker | 8 Pagina's

Een synodaal stuk over de uitverkiezing (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1962

De Wekker | 8 Pagina's