Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lofzang klimt .....(VIII Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lofzang klimt .....(VIII Slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„'t gunt dat er by is".
Bovenstaande woorden zijn van de Synode van Dordt van 1574. Zij duidde daarmede aan wat er, behalve de berijmde psalmen, aan liederen voor de gemeente te vinden was in het kerkboek van Datheen. En deze synode wilde dat men zich daarmede tevreden houden zou.
Uit deze enkele opmerking blijkt een oude kwestie. Zodra en zolang de kerken de psalmen zingen is de vraag gaan leven en levendig gebleven: moet men zich alleen aan de psalmen houden of mag men daarnaast ook nog wat anders zingen in de vergadering der gemeente? Een vraag, die vandaag nog levendig is in Nederland en die zelfs een punt van verdeeldheid uitmaakt in de gereformeerde gezindte. Ja, soms ook een kenmerk van het al of niet goed gereformeerd zijn geacht wordt.
De Reformatie heeft hier niet van meetaan een vaste lijn getrokken. Luther en Calvijn waren ook hierin niet eenparig. En omdat men in Nederland nog wel eens naar beide keek is men ook hier niet onmiddellijk klaar gekomen met de vraag naar de al of niet geoorloofdheid van het kerklied. Wil men de vraag anders: Is er in het echt reformatorische kerkboek alleen plaats voor de psalmen of ook voor meer?
Nu had Datheen evenals ook zijn voorganger in het berijmen van de psalmen, Utenhove, een eigen weg gekozen. Begrijpelijk, want er lag achter beider werk geen kerkelijke opdracht.
Datheen had meer gegeven dan de psalmen alleen. Hij had de berijming van de wet vertaald uit het franse psalmboek, de lofzangen van Zacharias en Maria heeft hij waarschijnlijk zelf berijmd, die van Simeon vertaalde hij, deze was van Calvijn; het gebed des Heeren vertaalde hij van Luther terwijl hij de bedezang voor de predicatie overnam van Utenhove. In zijn eerste uitgave had Datheen niet meer. In die van 1572 komen de gezangen voor en na de maaltijd voor alsook de avondzang. Zij zijn waarschijnlijk van andere hand (Ds Hackius?) en bestemd voor huiselijk gebruik. Utenhove had ook aan de maaltijd gedacht maar alleen een gebed en dankzegging gegeven doch deze niet berijmd. Het schijnt dat na 1572 deze later toegevoegde avondzang b.v. ook in de kerken gebruikt werd.
Er was dus met de toevoeging bij Datheens psalmboek in 1572 een uitbreiding op gang gekomen, die liet zien dat men daartoe niet ongenegen was.
Tegen deze achtergrond krijgt de opmerking van de synode van 1574 zin als zij zegt dat men zich tevreden houden zal met „'t gunt dat er by is".
De zaak was echter hiermede niet afgedaan.

Twee lijnen.
Wie de rechte visie op bovengenoemd vraagstuk wil hebben moet bedenken dat hier twee lijnen zijn waarlangs men denkt.
Dat men de psalmen in de kerk kan en mag zingen staat voor elk, die bijbels denkt wel vast. Maar over wat men er mogelijk aan toevoegen kan lopen de gedachten uiteen. Men kan op het standpunt staan dat men bij de psalmen ook nog andere schriftgedeelten berijmen kan en zingen en meer niet of men kan de mening toegedaan zijn dat er ook plaats is in de kerk voor de vrije lied, voor wat men dan wel genoemd heeft "menselijke gezangen". Hierbij is dan vrijheid in de keuze van de stof en van de wijze, waarop daarover in het lied gesproken wordt b.v. over de heilsfeiten of over de strijd van de christen, zijn verwachting enz.
Omdat nu in Nederland de berijmingen en de kerkboeken er eerder waren dan de besluiten van de kerken daaromtrent, is er ten aanzien van deze kwestie niet dadelijk een juiste lijn getrokken.
Het kerkboek van Datheen had beide. De bedezang voor de preek en de latere avondzang zijn geen schriftuurlijke maar menselijke gezangen. Men had dus de beide lijnen en deed aanvankelijk daar tussen geen besliste keus. En blijkens de bekende gegevens heeft men in sommige streken nog wel meer menselijke gezangen gezongen dan deze alleen.
Dat daarover verschil van mening bleef heersen blijkt uit synodale opmerkingen. Er is echter in deze synodale woorden wel een heenbuigen naar ene lijn, n.l. de eerste te ontdekken.
Zo zei de synode van 1574 dat men de bedezang voor de preek in de vrijheid van de predikanten liet. Toen blijkbaar er aandrang kwam tot meer kerkliederen onderstreepte de synode van 1572 dat men de psalmen gebruiken zou ,,achterlatende de ghesanghen, dewelcke in de heylige Scriffure niet en worden ghevonden". Hier wordt dus een lijn getrokken.
Deze lijn wordt doorgetrokken op de synode van 1581. Daar was het uitdrukkelijk verzoek om gezangen, die in Oost-Overijssel in gebruik waren in het psalmboek op te nemen. Dit werd afgewezen en tegelijk werd gezegd dat men de psalmen en enkele gezangen zou zingen ,,latende, die men niet vindt in der Schrifture".
De synode van 1586 vond het nodig ditzelfde nog eens weer te beklemtonen en ten aanzien van de buitenschriftuurlijke liederen, die het kerkboek had, besloot men deze niet te doen gebruiken. Het duidelijkste besluit — hoewel niet geheel consequent — is dat van de synode van Dordt 1618/19 waarin de wel te gebruiken gezangen met name genoemd worden. Daaronder zijn ook de berijmde 12 art. terwijl van de bedezang voor de preek gezegd wordt dat ze in de vrijheid der kerken gesteld wordt. Deze synode heeft dan ook wijselijk niet gesproken van nalaten van niet schriftuurlijke gezangen, want men kan kwalijk zeggen dat de 12 art. in berijming een bijbels lied geven. En de bedezang, die men wil tolereren evenmin.
Naar de woorden van dit besluit uitwijzen was er nog wel meer dat in de kerken gebruikt werd want, zo luidt de uitspraak „alle andere gezangen, zal men uit de kerken weren en daar enige bereids ingevoerd zijn, zal men dezelve met de gevoegelijkste middelen afstellen".
Dit besluit was tegelijk een correctie voor de Utrechtse Particuliere Synode van 1610, die in een kerkenordening voor de provincie Utrecht besloten had naast de psalmen te doen verzamelen een bundeltje liederen waaronder ook plaats zou zijn voor niet direct bijbelse gezangen.
De commissie daartoe benoemd had een concept spoedig klaar maar de kerkelijke moeilijkheden beletten dat het voldoende aandacht kreeg en het besluit van Dordt bovengenoemd schoof het geheel van de tafel.
In onze kerken heeft men, in navolging van de Afgescheiden kerken, bij de door Dordt aangegeven lijn gehouden. Psalmen en daarnaast berijmde schriftgedeelten.
Wil men deze lijn consequent doortrekken dan vallen de morgen- en avondzang daarbuiten als ook het laatste vers van de berijmde 10 geboden. De bedezang voor de preek en de berijmde art. worden praktisch niet gebruikt al staan ze nog in alle kerkboeken.
Van de uitvoering van dit beginsel is tot nu toe weinig terecht gekomen. We hebben alleen de vanouds bekende lofzangen met dan daarbij sinds enige jaren het „Ere zij God". Persoonlijk kan ik dit laatste geen gelukkige keuze achten. Immers de vorm waarin deze „berijming" van het Engelenlied is gegoten is die van een koorlied en niet van een kerklied.
Wil men deze reformatorische lijn doortrekken dan is hier nog wel een en ander te doen. Gemakkelijk zal dit echter niet zijn, gezien de grote verwarring, die ten aanzien ook van de lofzang, die uit Sions zalen dient te klimmen, in Nederland, met name onder de gereformeerde gezindte, heerst.
De kerken zullen zich echter op de duur aan het leidinggeven op dit gebied niet kunnen onttrekken. Doet men dit toch dan zal — de historie, die wij bezagen leerde het ons, — de verwarring slechts groter worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1962

De Wekker | 8 Pagina's

De lofzang klimt .....(VIII Slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1962

De Wekker | 8 Pagina's