Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bijbelvertaling ter Generale Synode

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bijbelvertaling ter Generale Synode

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Donderdag 20 september j.l. kwam, onder zeer grote belangstelling uit de kerken, het agendapunt van de Bijbelvertaling op de Generale Synode aan de orde.
Zoals te verwachten was werd er een langdurige en brede discussie gehouden. Voor de eerste sprekers-ronde gaven zich een elftal broeders op, waarvan meerderen voor de vuist weg en anderen hun woord op schrift gesteld hebbend, meer dan een half uur vroegen om hun gedachten en zienswijze, vragen en opmerkingen naar voren te brengen.
Het geduld van de praeses was bijzonder groot en niemand zal zich kunnen beklagen, dat hij zich niet voldoende heeft kunnen uiten!
Behoudens af en toe, in het vuur van de rede, een kleine uitschieter, mocht de praeses aan het eind constateren, dat heel deze discussie een broederlijke toon ademde, gedragen door de diepe ernst om het Woord van God zuiver te bewaren en kerk en volk zo duidelijk mogelijk Gods boodschap te doen horen.
De Heere gaf ons Zijn Woord in voor ons vreemde talen, daarom zal die Boodschap altijd vertaald moeten worden in de talen der volkeren. Dat geldt voor de Toradja's, aan welk volk we dank zij het levenswerk van Dr. v. d. Veen via het Ned. Bijbelgenootschap de Bijbel in eigen taal hebben kunnen geven; dat geldt van de Venda's waarbij we dankbaar gebruik kunnen maken van de bijbeluitgave in die taal door het Britse Bijbelgenootschap verzorgd, dat geldt ook voor ons eigen volk.
Daarbij blijft elke vertaling mensenwerk, onvolkomen en altijd voor revisie en verbetering vatbaar al naar mate de kennis van de grondtalen vordert en de eigen taal in de loop der eeuwen verandering ondergaat.
Ook de vertalers van de Staten Vertaling waren diep overtuigd van het feit dat hun werk niet af was, getuige de opmerkingen die zij in de kanttekeningen er bij voegden. Zo blijft de roeping der kerk om altijd bezig te zijn met de vertaling van het Woord van God ons in de grondtalen gegeven.

Het deputatenrapport.
Reeds in 1944 werden door de Generale Synode deputaten benoemd om zich namens de kerken met de vertaling, die door een interkerkelijke commissie in opdracht van het Ned. Bijbelgenootschap werd vervaardigd, intensief bezig te houden. In opdracht van de Generale Synode 1956, op wier tafel nog steeds de in 1952 aangeboden voltooide uitgaaf van de Nieuwe Vertaling lag, brachten de deputaten in 1959 ter synode rapport uit. De vraag van het Bijbelgenootschap was, om deze vertaling te onderzoeken op haar betrouwbaarheid en bruikbaarheid als vertaling van Gods Woord voor ons Nederlandse volk. De conclusie waartoe deputaten in hun rapport kwamen was: dat na alle onderzoek en bestudering van de tekst en van de ingebrachte bezwaren — waarvan de laatste jaren geen enkele meer was ingebracht —, niet was gebleken dat de Nieuwe Vertaling geen zuivere weergave was van de oorspronkelijke tekst en dies niet in strijd komt met het Woord van God zoals de kerken dat in art. 2-7 van de Ned. Geloofsbelijdenis belijden.
Ds M. Baan, die zich wèl met het rapport maar niét met de conclusies kon verenigen diende daarbij een minderheidsnota in, achtend dat het onderzoek niet volledig genoeg geweest was en dies de Nieuwe Vertaling niet voor gebruik kon worden vrijgegeven.
Ter Synode 1959 te Rotterdam werden in brede discussies velerlei bezwaren alsnog geopperd. Om alle recht te laten wedervaren aan de kerken werd besloten het rapport met meerderheids- en minderheidsconclusies op de tafels der kerkeraden te leggen om alzo een volledig oordeel der kerken te kunnen verkrijgen. Bezwaren konden bij deputaten worden ingediend die ze, zo ze wèl geargumenteerd waren, zouden doorgeven aan de Vertaal-commissie van het Ned. Bijbelgenootschap.
Nu in 1962 rapporteerden deputaten aan de synode:
„dat voor een groot deel de brieven geen bezwaren bevatten tegen de vertaling van bepaalde teksten (materiële bezwaren) maar wel tegen al datgene wat met de vertaling in verder verwijderd verband staat of tegen wat samenhangt met het vrijgeven van de Nieuwe Vertaling als zodanig". Het totale aantal ingekomen bezwaren, waarvan vele alleen maar mededelingen zijn „dat men tegen de Nieuwe Vertaling is" werd door deputaten aan hun rapport als bijlagen toegevoegd en de Synode ter beoordeling voorgelegd, opdat aan alle bezwaren uit de kerken recht zal worden gedaan. Daar zijn bezwaren bij van enkele regels schrift maar ook van 10 foliovellen druks!
De deputaten kwamen tot de conclusie na ernstige overweging:
„Wat nu de bezwaren tegen de vertaling van de tekst betreft, berichten we u, dat we alle aangehaalde teksten hebben nagegaan, waarbij we ook de teksten uit de bekende brochure van Ds M. Baan en het rapport van de classis Dordrecht hebben betrokken, omdat sommigen daarnaar verwezen hebben. We kwamen tot de conclusie dat het in elf gevallen gewenst was de vertaalcommissie van het N.B. Gen. te wijzen op een minder of veel minder juiste vertaling in de Nieuwe Vertaling dan in de Staten Vertaling. Het betrof de teksten: Gen. 24:63; 2 Kron. 29:10; Ps. 31:8 ; Hgl. 4:9 ; Jes. 7:14; Matth. 1 : 18; Luc. 1 : 34; Rom. 7 : 23; Efeze 5 : 23; 2 Tim. 3 : 16, Hebr. 12 : 24.
We prefereren in deze teksten de St. Vertaling boven de Nw. Vertaling. Overigens is het gehalte van de ingebrachte materiële bezwaren ons tegen gevallen. Dikwijls bleek men de grondtekst niet eens geraadpleegd te hebben of zelf het Nederlands niet voldoende te kennen."

Instructies.
Uit de kerken waren via de Part. Synoden een drietal instructies ingediend:
a. de P.S. van het Noorden, kennis genomen hebbend van het rapport van de deputaten voor onderzoek inzake de Bijbelvertaling, uitgebracht ter Gen. Synode 1959,
overwegende de conclusies van dat rapport,
constateert dat hiermede voldaan is aan het beginsel door de Gen. Synode van 1857 (Acta art. 159) uitgesproken, n.l. dat de Nieuwe Vertaling van het Ned. Bijbelgenootschap niet afwijkt van de grondtekst,
spreekt uit dat mitsdien de Nieuwe Vertaling naast de Statenbijbel in de eredienst kan gebruikt worden, en
verzoekt de Gen. Synode hetzelfde uit te spreken.
b. De P.S. van het Oosten acht het noodzakelijk om de nog bestaande twijfel weg te nemen dat de Gen. Synode een gefundeerd oordeel geve aangaande de betrouwbaarheid van de Nieuwe Vertaling van het N.B. Genootschap. Waar het gaat om de vraag of deze Nieuwe Vertaling wel even juist is als de het algemeen vertrouwen genietende Staten Vertaling zou het tot geruststelling der kerken voldoende zijn als die schriftgedeelten nader onderzocht werden, waar een wezenlijk andere overzetting wordt gevonden als in de Staten Vertaling gegeven is.
De P.S. acht dat die arbeid dient te geschieden in opdracht van de kerken.
c. De Part. Synode van het Zuiden verzoekt de Gen. Synode om uit te spreken — zo werd uit de toelichting op de onduidelijke tekst van de instructie ter Synode duidelijk —, dat de kerken in het geheel geen behoefte gevoelen aan een Nieuwe Vertaling van de Bijbel.

Ingekomen stukken.
Voorts zijn ter tafel appèl-schrijvens van de kerkeraden van 's-Gravenmoer en Utrecht-Centrum tegen in deze materie gedane uitspraken van de respectieve Classes en Part. Synoden;
schrijvens van de kerkeraden van Eindhoven en Rotterdam-Zuid waarin gerefereerd wordt aan het recht van de plaatselijke kerken in deze;
enkele persoonlijke schrijvens.

Rapport Commissie III.
Commissie III, die opdracht ontving om de Synode in al deze zaken van advies te dienen had een breed rapport uitgebracht. In deze commissie bestaande uit leden der synode uit de diverse Part. Synoden: Ds I. de Bruyne, saamroeper; Ds P. op den Velde, rapporteur; Ds M. C. Tanis; Oud. B. Hartog; Oud. W. J. Graves; Oud. R. Bijsterveld en Prof. B. J. Oosterhoff als adviseur, was na brede besprekingen en onderzoek geen eenstemmigheid in de voor te stellen conclusies verkregen.
De meerderheid stelt voor uit te spreken:
dat niet gebleken is dat de tekst van de Nieuwe Vertaling, waar dan ook, in strijd is met de Heilige Schrift als Woord van God, zoals de kerken het in art. 2-7 van de N.G. Belijdenis belijden;
dat het al dan niet voor de openbare eredienst gebruik maken van een door de kerken betrouwbaar geachte vertaling van Gods Woord, behoort tot de competentie van de kerkeraad;
dat gezien de onrust, die er in de kerken in de loop der jaren is gegroeid, de kerkeraden klemmend vermaand worden niet dan met de uiterste voorzichtigheid en slechts dan wanneer het tot stichting der gemeente dienen kan de Nw. Vertaling naast of in de plaats van de St. Vertaling in de eredienst te gebruiken.
De minderheid stelt voor:
Terug te komen op de uitspraak van 1953: „het vrijstellen van e.v. te benoemen deputaten van alle ambtelijke arbeid voor een studieonderzoek van de Nieuwe Vertaling is gezien de grote bezwaren bij de praktische uitvoering niet te aanvaarden";
alsnog een grondig onderzoek in te stellen naar de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de Nieuwe Vertaling en middelen en wegen daartoe aan te wijzen; zolang dit grondig onderzoek niet is verricht de Staten Vertaling te handhaven in de eredienst.
Deze minderheidsconclusies waren ondertekend door Ds M. C. Tanis en Oud. B. Hartog.

De discussie.
In de discussie werd overwegend — hetgeen geheel in de lijn lag van de wijze waarop deze aangelegenheid sedert 1959 aanhangig is in de kerken — gesproken, door die leden van de synode die bezwaren hadden om de Nieuwe Vertaling in het gebruik der kerken te geven.
Slechts enkele teksten waarin een bezwarende woordkeus werd gevonden kwamen in bespreking.
Meer aandacht ontvingen de formele bezwaren als: de taak van het bewaren en dies het vertalen van Gods Woord is taak der kerk en mag niet overgelaten worden aan een Bijbelgenootschap; de taal van de Nieuwe Vertaling is te vlak, de Kerk moet zelf koste wat het kost een vertaling geven, en zo dit niet mogelijk is een grondig onderzoek instellen zodat van Genesis 1 tot en met Openbaring 22 elke tekst bekeken en vergeleken wordt; hiervoor mogen geen bezwaren van tijd en geld in aanraking komen.
Anderen wezen op de samenstelling van de Vertaalcommissie waarin mannen zitting hadden niet van Gereformeerde overtuiging, zodat zij van oordeel waren hun wetenschappelijk werk niet te kunnen aanvaarden.
Sterke nadruk werd gelegd op het feit dat er vele eenvoudigen in de kerk zijn die deze vertaling niet verstaan, die de andere bewoordingen dan in de Staten Vertaling niet ligt, de ouderen kunnen er niet aan wennen. Ja er is onrust over en de gevolgen kunnen bij vrijgeven alleen maar grote moeilijkheden inhouden.
Het was reeds ver in de middagzitting toen de rapporteur van commissie III, Ds P. op den Velde, aan het Woord kwam om alle gemaakte opmerkingen en vragen te beantwoorden. In een gevoelvol, ernstig en gedegen betoog toonde hij aan waar het naar het oordeel van de comm. om gaat.
De commissie heeft het duidelijk gesteld, dat de waarheid boven alles gebiedt het materiële van het formele zó te scheiden, niet dat de formele bezwaren worden weggewuifd, maar het vóór alles gaat om de vraag of de tekst van de Nieuwe Vertaling ergens wezenlijk in strijd komt met het Woord van God. Reeds in de discussie was daar op gewezen, als dat aangetoond kan worden, dan mag deze vertaling niet gebruikt in de eredienst niet alleen, maar evenmin in huis en in het gezinsleven of op de scholen. Dan moet er een waarschuwing uitgaan tot ons Nederlandse volk. Maar als dit niet kan worden aangetoond, dan eist de eerlijkheid dat we dit dan ook uitspreken.
Is een bijbelvertaling die het Woord van God zuiver weergeeft — al zal men bij elke vertaling wensen overhouden ten opzichte van andere woordkeus — te verbieden voor het gebruik?
Met alle begrip voor de praktische bezwaren blijft het het recht van de plaatselijke kerk om een eenmaal als betrouwbaar gekenmerkte vertaling al dan niet in de eredienst te gebruiken.
Het gaat er in de verste verte niet om de Staten Vertaling op zij te zetten! Het gaat om de vraag of ook de Nieuwe Vertaling, naast de Staten Vertaling een zuivere weergave is van Gods Woord!
Door velen wordt nu nog het woord gevoerd zoals de saamroeper van Comm. III Ds I. de Bruyne, Prof. Oosterhoff als voorzitter van Deputaten, de praeadviseurs.
In de tweede spreekronde werd al meer duidelijk dat allen, ook degenen die bezwaren hebben tegen de conclusies van het meerderheidsrapport van de commissie niet tegen een nieuwe vertaling zijn, maar ze achten dat het onderzoek niet grondig genoeg geweest is. De commissie is in meerderheid van oordeel, dat dit na 18 jaar van studie en onderzoek wel het geval kan geacht worden.
Prof. Dr. B. J. Oosterhoff zet, als voorzitter van deputaten, daar hij zelf nu reeds 18 jaar met deze materie bezig is geweest, uiteen hoe er in het deputaatschap is gewerkt. Niet alleen wat in het rapport van 1959 staat is bezien en beoordeeld. Hele bijbelboeken zijn door de deputaten en door hen daartoe aangezochte predikanten bestudeerd. Wekelijks voor het preekwerk en andere studie kwamen zij, als ook alle predikanten, in aanraking met beide vertalingen en de grondtekst! De exegetische studie in de loop der jaren aan de Theologische School gaf gelegenheid om vele gedeelten te toetsen en uit dit alles is gebleken dat er nergens wezenlijke afwijkingen geconstateerd kunnen worden. Ook bij de elf doorgegeven teksten niet, daar het hier gaat om andere keus van nederlandse woorden.
En waar een synode nooit een andere beslissing mag nemen dan die ten volle in overeenstemming is met Gods Woord en de Belijdenis is hij van oordeel dat de synode nu een positieve uitspraak kan doen.
Prof. L. H. v. d. Meiden, nauw betrokken in het verleden bij het tot stand komen van deze vertaling, toont aan hoe door de gevolgde werkwijze in de vertaal-commissie het uitgesloten moet worden geacht dat een of meer leden dier commissie een persoonlijk inzicht in de vertaling zouden hebben kunnen indragen.
Een voor goed vaststaande tekst van een vertaling kan en mag er niet zijn, altijd staat elke vertaling aan revisie bloot. Z.i. als de synode dat zou wensen, zou er dan nu een controle commissie moeten worden benoemd in samenwerking met andere kerken van gereformeerde belijdenis.
Prof. W. Kremer heeft geen behoefte na het vele nog veel meer te zeggen. Zoals we samen psalm 56 gezongen hebben, maar het in elke ziel op eigen wijze weerklank vond zo spreekt het Woord van God in een of andere vertaling nooit allen op dezelfde wijze aan wat de klank betreft, wel wat de zaak betreft.
De fout is dat we in het verleden teveel het stempel van „volmaaktheid" gezet hebben op de Statenvertaling, terwijl de samenstellers zelf van de betrekkelijkheid van hun werk diep overtuigd waren.
Prof. Dr. J. van Genderen merkt op, dankbaar te mogen constateren, dat bij alle verschil we in ons uitgangspunt één zijn en éénzelfde roeping verstaan n.l. het Woord van God te bewaren, Gods heilig Woord, Gods dierbaar Woord! Op enkele teksten wordt nu ingegaan: Col. 2: 14; Luc. 18 : 14, 2 Tim. 3 ; 16 enz. Refererend aan wat Prof. Oosterhoff reeds had opgemerkt, dat nog nooit zolang Gods kerk op aarde bestaat er door een kerk een dusdanig grondig onderzoek naar een vertaling is ingesteld, merkt hij op dat het resultaat over vele jaren zeker ook nog twijfelachtig in zijn uitkomst zou zijn zowel wat de Statenvertaling betreft als wat de Nieuwe Vertaling betreft.
Prof. J. J. van der Schuit, is dankbaar dat zoals hij dit niet in de kerken is of wil zijn, ook onze kerken in ons volksleven geen pauselijke positie innemen! Indringende studie van de tekst, vooral van het Oude Testament, hebben hem de laatste jaren dieper ervan overtuigd, dat de Nieuwe Vertaling lang niet zo nieuw is als ze geacht wordt te zijn, maar dat vertalers uit vroeger tijd reeds tot dezelfde uitkomsten gekomen zijn. Als oudste ter synode aanwezige (in dienstjaren), waarschuwt hij met diepe ernst deze zaak niet te overtrekken en zeker moet de wel hier en daar op te merken tendens eruit, als zouden de tegenstanders van de Nieuwe Vertaling de mensen zijn die de oude beproefde gereformeerde waarheid voorstaan en wie een goed woord van de Nieuwe Vertaling durft zeggen, behoort tot de voorwerpelijke stakkertjes.

Voorstellen.
In het begin van de avondvergadering liggen er verschillende voorstellen op de synodale tafel. Het voorstel van de commissie in het meerderheidsrapport; dat uit het minderheidsrapport; een voorstel van Ds M. Baan; een van Ds J. Brons en een van de Praeses bedoeld als amendering van het commissie-voorstel in meerderheids-rapport.
De commissie krijgt nu gelegenheid zich te beraden op de voorgestelde amendementen.

Na het beraad.
Na langdurig beraad kan de saamroeper van Commissie III aan de Synode meedelen, dat de 5 voorstellen uiteindelijk tot twee zijn teruggebracht.
De commissie heeft het voorstel-Velema (J. H.) en het voorstel-Brons als amendement verwerkt in gewijzigde conclusies van het meerderheidsrapport, hetwelk nu ook wordt gesteund door oud. Hartog. Ds M. C. Tanis heeft het voorstel-Baan aanvaard als amendement op de voorgestelde minderheidsconclusies en ze dienovereenkomstig gewijzigd.

Opnieuw discussie.
Over de nu geamendeerde voorstellen ontstaat opnieuw een discussie. Het wordt laat, de sluitingstijd van de synode is al lang overschreden en nog komen er nieuwe aspecten ter sprake, daar de situatie zich weer gaat wijzigen. Een der voorstellers, wiens voorstel is opgenomen in het geamendeerde voorstel van de commissie in. meerderheid, Ds J. Brons, trekt zijn voorstel in en verklaart na nader beraad zich toch niet tenvolle in de conclusies te kunnen vinden. Als dan Ds D. Biesma Jr. nog een nieuw voorstel indient is opnieuw beraad nodig en acht de praeses, hoe onbevredigend het moet zijn voor de vele belangstellenden die tot in het late uur trouw bleven luisteren naar alle discussies, dat de beslissing dient uitgesteld tot morgen. Te ruim half elf sluit hij deze lange zware dag. Hierna gaat commissie III in beraad.

De beslissing.
Het nachtelijk beraad van comm. III met de indieners van diverse voorstellen zowel voor de meerderheids- als de minderheids-conclusies heeft geleid tot een uiteindelijk voorstel aan de synode van een tweetal conclusies: één van de meerderheid der commissie en één van de minderheid. Na het intrekken van het voorstel-Brons, die zich nu geheel achter het geamendeerde minderheidsvoorstel kan plaatsen, en het intrekken van het voorstel-Biesma die zich vinden kan in de nu geformuleerde voorstellen van het meerderheidsrapport, blijven er dus twee voorstellen over.

De stemming.
De stemming, waarvan in spanning de uitslag wordt afgewacht, valt vrijdag in de middagzitting. Deze wijst uit dat 33 leden voor het voorstel van het meerderheidsrapport zijn en 15 tegen. Met de aanname van deze conclusies zijn die van het minderheidsrapport dus verworpen. Zie voor de letterlijke tekst de Wekker van vorige week.
De Synode sprak dies uit dat de tekst van de Nieuwe Vertaling niet gebleken is in strijd te zijn met het Woord van God zoals de kerken in art. 2-7 van de Ned. Gel. Belijdenis belijden en dat dus het gebruik van de Nieuwe Vertaling naast de Staten Vertaling in de eredienst niet is af te keuren. Oog hebbend voor de situatie op heden in ons kerkelijk leven acht de synode het echter raadzaam de Staten Vertaling in de eredienst te gebruiken. Er is beslist door dit besluit niets veranderd in de leer der kerken noch in de beleving van Gods Waarheid, daar die nooit afhankelijk zijn van een vertaling, maar alleen gegrond op het Woord van God zelf, zoals het in de grondtalen ons is gegeven en waaruit elke dienaar de boodschap van het levende Woord heeft te brengen.

Eind tweede zittingsweek.
Op de laatste dag van de tweede zittingsweek der synode, vrijdag 21 september, konden verschillende zaken afgehandeld worden.
Al was de donderdag met langdurige zittingen en zeer late avondarbeid erg inspannend geweest, toch zetten alle leden zich weer verkwikt in deze klare herfstmorgen tot de nieuwe taak.

Werelddiaconaat.
Door de schier onvermoeibare praeses werd aan de orde gesteld het rapport van commissie V over een tweetal instructies inzake door de kerk te bieden hulp in internationaal verband en het z.g.n. werelddiaconaat. De Part. Synode van het Noorden had aan de synode de vraag voorgelegd of de kerken een roeping hebben, om mee de nood te lenigen in de 380 onderontwikkelde gebieden en zo ja, of hiervoor niet een deputaatschap moest worden benoemd om deze hulp te activeren en te organiseren.
De Part. Synode van het Oosten vroeg uit te spreken, dat ook onze kerken een taak der barmhartigheid hebben in de nood van deze wereld en te overwegen op welke wijze hulp verleend kan worden aan de kerken in onderontwikkelde gebieden.
Na bespreking van deze zaak, waarin tot uitdrukking werd gebracht dat de nood der wereld zeker niet aan de kerk voorbij mag gaan, maar dat de Schrift geen werelddiaconaat van de kerk kent, waarvoor wel achtergronden te vinden zijn in de oecumenische theologie, nam de synode met één stem tegen de voorstellen van de commissie aan en sprak uit:
1. dat het niet op de weg van de kerken als zodanig ligt, los van de prediking des Woords, hulp te verlenen aan volken in onderontwikkelde gebieden of die in bijzondere nood verkeren;
2. zich te onthouden van een uitspraak als gevraagd in de instructie van de Part. Synode van het Oosten, daar er gezien de praktijk aan zulk een uitspraak geen behoefte bestaat; (hier ligt een taak voor ieder christen via velerlei hulporganisaties én in speciale gevallen doet de kerk dit reeds zoals in hulpacties Toradjas, kledingacties Vendas, Chili, Korea etc);
3. als algemene richtlijn voor de kerken te aanvaarden, dat bij aanvragen van financiële of andere materiële hulp door kerken in het buitenland het advies van deputaten voor de zending of van deputaten voor bijzondere noden zal worden gevraagd.
Hiermee was tegelijk een overeenkomstig verzoek van deputaten voor Bijzondere Noden beantwoord.

Breken met het Kerkverband.
De aandacht van de synode werd vervolgens voor een heel andere zaak gevraagd.
De Part. Synode van het Noorden had in een uitvoerige instructie een voorstel gedaan om uitspraken te doen en een onderzoek in te stellen naar mogelijkheden om een bepaald kwaad in het kerkelijk leven zo mogelijk in zijn gevolgen te beperken.
Er is n.l. geconstateerd dat reeds verschillende malen in het verleden kerkeraden zich aan het verband van de Chr. Geref. Kerken hebben onttrokken, zonder zich te houden aan de geldende kerkorde en van het recht van appèl gebruik te maken naar art. 31 D.K.O. Hier is een verbreking van de belofte, gedaan bij de onderschrijving van het ondertekeningsformulier voor de ambtsdragers. Natuurlijk is het aangaan, zowel als het verbreken, van het kerkverband door een kerkeraad met gemeente een vrijwillige daad, maar voor God en mensen is men, in het verband zijnde, ook gehouden om dan de weg — die men zelf onderschreven heeft — van appèl te gaan.
Bij de huidige jurisprudentie behoudt een kerkeraad die zo handelt toch zijn bevoegdheid in civielrechtelijke zin.
De vraag is of deze zonde niet moet aangemerkt worden als te behoren tot openbare scheurmaking naar art. 80 D.K.O. die met schorsing of ontzetting uit het ambt gestraft dient te worden en hoe kan een weg gevonden worden, dat zulk een kerkeraad niet meer rechtens kan handelen?
In de bespreking blijkt wel hoe moeilijk het is om hier ter synode een juiste lijn in te vinden. Verschillende opmerkingen worden door de leden gemaakt. Duidelijk is, dat wel in het ondertekeningsformulier voor ouderlingen en diakenen maar niet in dat van de dienaren des Woords een gelofte gevraagd wordt om zich te onderwerpen aan de geldende kerkorde. Hierin dient te worden voorzien.
Gezien de ingewikkeldheid van de vraagstukken wordt ter juiste formulering van een definitief voorstel deze zaak nogmaals teruggewezen naar commissie V.

Opleiding (E.B.P.).
De behandeling van de zaken van de Kas voor de Opleiding van de a.s. Dienaren des Woords werd ingeleid door een bijzondere verrassende mededeling!
De verrassingen blijven n.l. aanhouden!
Allerlei attenties als blijken van meeleven, blijven binnenkomen!
De mannenvereniging van Mijdrecht zorgde voor sigaren, een hartelijk meelevende broeder uit Hilversum-Oost voor druiven — alles zeer dankbaar geaccepteerd —, maar bijzonder was de verrassing, die onze gewaardeerde gast Ds W. F. Laman uit Canada de synode kon bereiden.
Hij kon n.l. meedelen van iemand, die geheel onbekend wil blijven, destijds voor zijn vertrek naar Canada, enkele jaren geleden, ƒ 3000,— te hebben ontvangen. Bij zijn terugkeer mocht hij dit bedrag, vermeerderd met de rente verdelen over de kas voor de opleiding (ƒ1.181,37), de zending (ƒ1.100,—) en de Emeritikas (ƒ 1.100,—). Met bijzondere dankbaarheid werd hiervan kennis genomen, in grote erkentelijkheid jegens de onbekende gever.
Te meer was daar reden voor, omdat de deputaten in hun rapport over de Kas E.B.P. moesten meedelen, dat door de nalatigheid van verschillende kerken om de voorgeschreven collecten te houden er jaarlijks meer moet worden uitgegeven, dan uit de collecten inkomt. Dit brengt grote zorgen en dat terwijl er een dringend predikantentekort in onze kerken is. Ook is in opdracht van de vorige synode een concept-herziening van het reglement voor deze kas door deputaten aan de synode voorgelegd.
Overeenkomstig de voorstellen van commissie VII besluit de Synode:
1. de handelingen van deputaten goed te keuren en hun dank te brengen voor hun arbeid;
2. de kerkeraden dringend te verzoeken trouw te collecteren voor de kas E.B.P. en de gemeenten op te wekken tot verhoogde bijdragen in deze collecten;
3. het concept-reglement voor nadere herziening terug te wijzen naar deputaten.
Met nadruk wijst de praeses er op, dat deze kas een grote plaats in de liefde en offervaardigheid der kerken dient te hebben gezien de belangrijkheid van deze kas voor de Theologische School in verband met de opleiding van onze dienaren des Woords.

Algemene diaconale en sociale aangelegenheden.
Een uitvoerig rapport met diverse bijlagen is ingediend door de deputaten voor algemene diaconale en sociale aangelegenheden.
Ook dit deputaatschap blijkt bijzonder waardevol te zijn, gezien het feit dat de kerk midden in de vraagstukken van deze tijd staat en met allerlei diaconale zaken van algemeen belang en sociale verhoudingen te maken heeft. Ter vorige synode was een oriënterend en richtlijnen-gevend rapport door deze deputaten ingediend over de vraag naar de juiste verhouding van Diaconie en Overheid. Nu werd als bijlage een rapport ingediend, handelend over de Christen en de arbeid zulks in opdracht van de vorige synode, die in verband met de vraagstukken van de voortgaande mechanisering en automatisering van de arbeid en de glijdende werkweek met de problemen van zondagsrust en zondagsheiliging, deze zaak ter bestudering en voorlichting in handen van deze deputaten had gesteld.
De Part. Synode van het Noorden diende een instructie in om de conclusies van het rapport over de verhouding Diaconie en Overheid gewijzigd te aanvaarden.
Commissie V heeft in een breed rapport deze zaken bezien en doet voorstellen dienaangaande aan de synode.
Bij de bespreking wordt de nu aanwezige deputaat Mr. C. J. Verplanke hartelijk welkom geheten en verzocht namens deputaten van advies te dienen. Met scherpzinnige gevatheid en gedegen inzicht kweet hij zich van deze — gezien het aantal gemaakte opmerkingen en gestelde vragen — niet gemakkelijke taak.
Er was ter synode zeer veel waardering voor het werk en de voorlichting die dit deputaatschap op verschillende punten geboden heeft aan de kerken in algemene problemen (o.m. ook de Bejaardenzorg).
Toch waren er wel bezwaren tegen de mogelijkheid die deputaten opperden om ook ten aanzien van de met de industrialisering samenhangende problemen een predikant — als ,,industrie-predikant" — vrij te stellen om speciaal op dit terrein voorlichting te kunnen geven, na gedegen studie.
Ook werd de moeilijkheid gevoeld dat de synode voorlichtingsrapporten geheel — woord voor woord voor haar rekening zal nemen en als een kerkelijke uitspraak zal doorgeven aan de kerkeraden, met het aannemen van daaruit getrokken conclusies. De kerken moe"ten het aantal officiële kerkelijke uitspraken niet nodeloos vermeerderen. De synode is van oordeel dat, met zeer grote dank voor alle voorlichtende arbeid, die door deputaten op deze wijze wordt verricht, de kerken in deze rapporten richtlijnen kunnen vinden om ter plaatse in de concrete situaties uit te werken.
De synode besloot dan ook met dank voor alle werk, dit deputaatschap te continueren. Deze dank gaat niet het minst uit naar Ds G. Bilkes voor het vele baanbrekende werk door hem in dit verband verricht.
Synodale uitspraken over allerlei beschouwingen en richtlijnen in de rapporten worden niet noodzakelijk noch wenselijk geacht, maar wel gedegen kennisname van de voorlichting door deputaten gegeven.
Deputaten zullen uit hun midden drie bestuursleden aanwijzen voor de Stichtingsraad voor Gereformeerde Sociale Arbeid en hebben vrijheid om jaarlijks een diaconale bijdrage voor dit werk te vragen aan de kerken.
Voorts sprak de synode de wenselijkheid uit, dat deputaten de kerken wijzen op het gevaar van uitslijting van het verantwoordelijkheidsbesef mede tengevolge van de moderne arbeidsmethoden; dat deputaten desgevraagd de kerkeraden van voorlichting zullen dienen inzake moeilijkheden in de kerken, die kunnen ontstaan tengevolge van structurele veranderingen in plaatselijke maatschappelijke toestanden en dat deputaten de kerkeraden instrueren om ter juister plaatse hun invloed aan te wenden om niet-noodzakelijke zondagsarbeid en invoering van de glijdende werkweek te voorkomen.
De naam van het deputaatschap zal in het vervolg zijn „Deputaten voor Diaconale en Maatschappelijke aangelegenheden".

Beslissing Bijbelvertaling.
Het is reeds in de middagzitting als deze belangrijke zaken zijn afgehandeld en commissie III de gelegenheid krijgt de reeds in het vorige nummer vermelde voorstellen, resulterend uit nader overleg, inzake de te nemen beslissing over de bijbelvertaling, kan indienen. Voor het daarop bij stemming genomen besluit mogen we verwijzen naar een vorig deel van het synode-verslag.

Jubileumgave.
Als sluitstuk van deze middagzitting vraagt de praeses de aandacht voor het rapport van deputaten tot beheer van de Jubileumgave 1834-1934. Dit Fonds is ontstaan uit het dankoffer der kerken in het jubileumjaar 1834, dat voor ons als kerken der Afscheiding ruime dankensstof bood. De synode heeft deze Jubileumgave bestemd om het aan kleine en financieel zwakke kerken mogelijk te maken het beroepingswerk ter hand te nemen. In de aanvang heeft dit fonds zeer goede diensten bewezen. Gezien de omvang van het beschikbare bedrag en het feit dat de Kassen in de diverse Part. Synodes voor Hulpbehoevende Kerken of Onderlinge Bijstand het zelfde doel beogen, daarbij gevoegd de waardevermindering van het geld sedert de begin-periode van dit Fonds, waren oorzaak dat de laatste jaren geen effectieve steunverleningen uit dit fonds meer plaats vonden.
Zowel de Part. Synode van het Noorden als van het Westen dringen er op aan, in instructie en schrijven aan de Gen. Synode, dit fonds een andere blijvende bestemming te geven.
De synode is overtuigd dat handelend in de geest van het voorstel van de P.S. van het Noorden om dit geld beschikbaar te stellen voor een passende en blijvende herinnering b.v. in de nieuwe aula van onze Theol. Hogeschool of anderszins, ze de bedoelingen honoreert van hen die destijds dit fonds bijeenbrachten.
De synode aanvaardt dan ook de instructie van het Noorden en stelt over-, eenkomstig haar advies de jubileumgave beschikbaar aan het Curatorium der Theologische Hogeschool.

Sluiting tweede zittingsweek.
Het is reeds over vieren in deze vrijdagmiddag en alle broeders, ook de zeer ver afwonenden willen nog graag tijdig thuis zijn, na een week van afwezigheid, waarin ze hun eigen werk lieten rusten voor het kerkewerk. De praeses sluit dan ook na verschillende mededelingen gedaan te hebben over de verdere gang van het werk, met een woord van grote dank, ziende op alles wat deze week in zulk een broederlijke sfeer met ernst en liefde voor de kerken mocht worden gedaan, als de assessor voorgegaan is in gebed en dankzegging, deze laatste zitting van de tweede synodeweek.
De synode hoopt haar werk voort te zetten op dinsdagmorgen 25 september a.s. waaraan vooraf gaan op maandag commissie-vergaderingen en een moderamenvergadering.
Tassen worden gepakt, handen geschud en spoedig is de Pniëlkapel verlaten. Zondag zal de gemeente van Haarlem-Santpoort aan de synodetafels plaatsnemen om het Woord Gods in haar bedehuis te horen en om het met alle liefde nog eens een week af te staan in dienst der kerken!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1962

De Wekker | 8 Pagina's

De Bijbelvertaling ter Generale Synode

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1962

De Wekker | 8 Pagina's