Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het tweede Vaticaans Concilie (3, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het tweede Vaticaans Concilie (3, slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Concilie over eenheid der kerk
Na de slotzitting van het voorbereidend concilie-college verklaarde het Vaticaan, dat Rome en het protestantisme de begrippen oecumene en eenheid geheel verschillende interpreteren.
Voor de plenaire concilie-zittingen had men een drietal eenheidsrapporten in portefeuille n.l. van de kardinalen Bea en Ottaviani en een schema van de conciliecommissie voor de Oosterse Kerken.
Slechts alleen laatstgenoemde rapport ïs tijdens de eerste concilie-periode aan de orde gesteld. Het werd door de prelaten met gemengde gevoelens ontvangen.
In het betreffende rapport, bestaande uit 52 canons, overheerste het r.k. axioma van het geloof in een pauselijke kerk. Een universele kerk, gebouwd op „Petrus en diens opvolgers". Een voor de Reformatie onaanvaardbare r.k. stelling. De Nijmeegse hoogleraar dr. W.H. v.d. Pol, die het erf der Reformatie eens de rug toekeerde, schreef in zijn in 1961 verschenen studie „Oecumene" o.a.: „Rooms-katholieke christenen zijn ervan overtuigd, dat de Katholieke Kerk op aarde maar één kerkelijke gestalte heeft, die werkelijk kerk is in de ware en volle zin van het woord, omdat de volledige zichtbare eenheid en gemeenschap van de Kerk volgens hen door Christus Zelf in stand wordt gehouden en kenbaar is aan een ongestoorde verbondenheid met de Apostolische stoel".
Eenheidsstreven en eenheidsbeleving staan naar r.k. visie steeds in zeer nauwe relatie tot het primaat. Ten onrechte beroept Rome zich met betrekking tot het primaat op het antwoord van Christus op de belijdenis van Petrus (Matth. 16:13—20).
In de paus ziet de R.K. Kerk de wettige opvolger van Petrus. Het primaat hangt echter in werkelijkheid slechts aan de zijden draad van de exegese, die door het r.k. kerkelijk leergezag wordt gegeven van het in geding zijnde Schriftgedeelte. In Matth. 16 is immers geen sprake van een gebouwd zijn van de kerk op Petrus. Evenmin van „opvolging" van Petrus.
Ook elders in de Schrift niet. Zelfs in de eigen brieven van Petrus niet. In 1 Petrus 5 vers 1 heeft Petrus zichzelf genoemd „een medeouderling en getuige des lijdens van Christus". De R.K. kerk staat onder supervisie van een — naar r.k. opvatting — onfeilbare paus als opvolger van Petrus. Blijkens Galaten 2 vers 11 was Petrus zeer zeker beslist niet onfeilbaar als ambsdrager, „En toen Petrus te Antiochië gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was", aldus Paulus.
Het primaat is niet alleen van primaire betekenis in de controverse Rome-Reformatie, maar is evenzeer van belangrijke betekenis in het conflict van de R.K. Kerk met de Oosterse Kerken.
Het eenheidsrapport ontmoette vooral van de zijde der progressieve bisschoppen nogal wat kritiek op het concilie.
Het schema is dan ook niet in stemming gekomen, maar voorlopig terzijde gelegd.
Naar men verwacht zal tijdens de komende concilie-periode een gewijzigd rapport over de eenheidsmaterie ter concilie-tafel komen.
Het laatste schema, dat tijdens de eerste zittingsperiode van het 2e Vaticaanse Concilie aan de orde is gekomen was het rapport van de theologische commissie van kardinaal Ottaviani over de kerk.
Dit rapport werd beheerst door de visie, vastgelegd in de in 1943 verschenen encycliek van paus Pius XII „Mystici Corporis Christi".
Zowel in genoemde encycliek als in het concilie-rapport is de R.K. Kerk veréénzelvigd met het Lichaam van Christus, dat — volgens de consequentie van deze visie — gevormd wordt door hen, die Christus „plaatsbekleder op aarde", ergo de paus, trouw volgen. Alleen zij, die de paus als „hoofd der wereldkerk" aanhangen, maken — volgens de r.k. visie — deel uit van het Lichaam van Christus.
Deze r.k. stelling verklaart het feit, dat het r.k. „oecumenisch" streven slechts alleen is gericht op de terugkeer tot de R.K. Kerk van hen, „die zich van de pauselijke stoel hebben afgescheiden". De reeds genoemde r.k. hoogleraar dr. v.d. Pol schreef in zijn bekende werk: „Het getuigenis van de Reformatie": „De Reformatie is een voorbijgaand historisch verschijnsel. De Katholieke Kerk is een blijvende bovennatuurlijke Werkelijkheid.
Daarom is de Reformatie bestemd om terug te keren tot de Katholieke Kerk, waarvan zij is uitgegaan".
Ten spijt van een groot deel der concilie-deelnemers ontbrak in het concilierapport over de kerk een concreet antwoord op de op het r.k. erf brandende vraag naar de verhouding paus-bisschoppen.
Het rapport over de kerk omvat voorts een passage over de rechten van de R.K. Kerk in de verhouding R.K. Kerk-Staat.
In landen, waar de R.K. een machtspositie inneemt, dient de Staat in zaken van leer en leven de „onfeilbare leiding" van de (R.K.) Kerk te volgen.
Aan de houding van de R.K. Kerk ten opzichte van de rechten van hen, die buiten deze kerk staan, is het rapport geheel voorbijgegaan.
Op het r.k. erf verwacht men, dat tijdens de komende concilie-periode de meningsverschillen, die er binnen het r.k. wereldepiscopaat bestaan ten aanzien van de begrippen „tolerantie" en „volkomen godsdienstvrijheid" aan de orde zullen worden gesteld. Tot dusver werd op het r.k. erf veelal het standpunt gehuldigd van paus Pius XII n.l. „De Rooms Katholieke Kerk overtuigd, door haar goddelijke voorrechten, dat zij de enige ware kerk is, eist op het recht van vrijheid alleen voor zichzelf; dit recht kan alleen aan de waarheid toegekend worden en nimmer aan de dwaling" (Civilita Cattolica", april 1948).
Speciaal in verband met de kwestie der gewetensvrijheid of tolerantie is de behandeling van het herzien schema over de kerk tijdens de komende concilie-periode van betekenis. De concilaire uitspraken ten deze kunnen van beslissende betekenis zijn voor de houding van het, Spaanse episcopaat ten aanzien van protestanten in Spanje.
Verklaard is, dat na het Vaticaanse Concilie vermoedelijk de positie van de protestanten in Spanje, die hun grondwettelijke rechten tot dusver steeds miskend zagen, in de Spaanse Cortes opnieuw behandeld zal worden
Het concilie-rapport over de kerk heeft wel duidelijk blijk gegeven van de bestaande nauwe relatie tussen de R.K. Kerk en Maria.
Overigens uiteraard een éénzijdige relatie n.l. alleen van de zijde van de R.K. Kerk in werkelijkheid. Eén hoofdstuk van het schema was geheel gewijd aan de roomse onbijbelse leer van de medewerking van Maria aan de verlossing.
Over een eventueel offficieel dogma „Maria-medeverlosseres" is in de tekst van deze passage van het schema gezwegen. In de bijbehorende voetnoten is deze materie echter wel tot uitdrukking gekomen. Een nieuw bewijs, dat r.k. voetnoten in betekenis niet dienen te worden onderschat.
Het schema over de kerk is na een vrij fel debat tussen progressieve en conservatieve deelnemers op het concilie naar de theologische commissie van Ottaviani terugverwezen voor herziening.
De eerste zittingsperiode van het 2e Vaticaanse Concilie is afgesloten.
Op 8 september a.s. wordt het concilie vermoedelijk voortgezet.
De eerste concilie-periode stond in het teken van spanningen. Spanningen tussen progressieven en conservatieven. Mogelijk zal het 20e eeuwse concilie als compromissen-concilie straks worden genoteerd op de lijst van r.k. kerkvergaderingen van het wereldepiscopaat.
De komende concilie-periode zal van doorslaggevende betekenis zijn.
Hoewel de beslissingen die in Rome straks uiteindelijk zullen worden genomen ook zullen worden gevolgd door hen, die uit de erfenis der Reformatie leven, zijn er voor hooggespannen verwachtingen van de zijde van het reformatorische kamp geen termen aanwezig.
Binnen de R.K. Kerk heeft men open oog gekregen voor de noodzaak van vernieuwing. Tijdens de eerste concilie-periode is dit duidelijk tot uitdrukking gekomen. In deze periode was er echter geen sprake van een bezinning op en een terugkeer tot de H. Schrift. Een basis tot gesprek met Rome werd dan ook niet gelegd. Wezenlijke terugkeer tot de Schrift van Rome zou herroeping noodzaken van vele vroegere conciliaire uitspraken, die allerlei dwaalleringen bekrachtigen.
In feite zou dit voor de R.K. Kerk zelfvernietiging betekenen.
Het 2e Vaticaanse Concilie heeft tijdens de eerste zittingsperiode geen betrouwbare pijlers gelegd, ter overbrugging van de kloof, die tussen Rome en de Reformatie reeds eeuwen bestaat.
Wij protestanten, levende aan deze zijde van de kloof, hebben de blijvende roeping positief te getuigen van de evangelische waarden van de Reformatie.

Z., J.R. van Oordt

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1963

De Wekker | 8 Pagina's

Het tweede Vaticaans Concilie (3, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1963

De Wekker | 8 Pagina's