Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de belijdenis der kerk en haar handhaving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de belijdenis der kerk en haar handhaving

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de tafel van de synode van onze kerken lag vorig jaar een aantal stukken, die ons toegezonden waren door de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk.
Ze konden niet behandeld worden en ze zijn dan ook ,,voor kennisgeving aangenomen".
Onder deze geschriften is er een, waarvan wij zeker wel kennis mogen nemen, als wij ons afvragen, hoe wij tegenover de Ned. Herv. Kerk hebben te staan.
Dat is het herderlijk schrijven „Over de belijdenis der kerk en haar handhaving", dat van 1961 dateert. In dat jaar moest de vraag aan de orde komen, hoe de leertucht zou worden toegepast.
Volgens de eenmaal aanvaarde bepalingen zou het vanaf 1 mei 1961 — tien jaar na de invoering van de nieuwe kerkorde — mogelijk zijn, dat een predikant, wiens gevoelen het belijden der kerk weerspreekt en die niet bereid is om heen te gaan, van zijn ambt wordt ontheven.
De Generale Synode achtte het nodig om de kerk in al haar geledingen op de voornaamste overwegingen opmerkzaam te maken, die men in hoofd en hart moet hebben om op een geestelijk verantwoorde wijze te kunnen oordelen over „deze allerlaatste en zeer heilige zaken in het leven van de kerk".
Het ontwerp van dit herderlijk schrijven is van de hand van prof. dr. A.A. van Ruler, en dat is in het gehele stuk, ook nu het gewijzigd aanvaard is, goed merkbaar.
Het eerste deel gaat over het functioneren van de belijdenis in de Ned. Herv. Kerk, het tweede over vragen rondom het opzicht over prediking en catechese.
Er staan vooral in het eerste gedeelte verschillende positieve uitspraken, waarmee wij gaarne instemmen.
De tegenwoordige tijd dringt ons op de belijdenis terug. Als christen moeten wij kleur bekennen.
De boodschap van de Bijbel wekt in de mens de belijdenis als weerklank. De Heilige Schrift is het, die tot belijden dringt, tot een erkennen in de gehoorzaamheid van het geloof van datgene, wat God zegt en doet.
Op deze stellingen volgt: Wij moeten zelf, in het heden, op onze manier belijden. Wanneer het onder de overmacht van de Heilige Schrift tot belijden komt, dan zal dit in de twintigste en eenentwintigste eeuw er anders uitzien en ook metterdaad anders zijn dan in de vierde of de zestiende eeuw. Er is óf stilstand, dan sluiten wij ons aan bij de vaderen, dan belijden wij zélf niet, óf wij belijden zelf, maar dan op onze manier, dus ánders.
Hier wordt het nieuwe belijden boven de belijdenis der vaderen gesteld. Maar de tegenstelling, die gemaakt wordt tussen een aansluiting bij de vaderen en het zelf belijden, is niet juist. Wij kunnen ons geloof toch ook tot uitdrukking brengen met de woorden van de belijdenis van de kerk der eeuwen.
Maar als gezegd wordt, dat ieder geroepen is in en uit de volheid van de belijdenis te leven en te werken, zijn we het daar hartelijk mee eens. „De hoofdzaak is, dat men als enkele christen, als ambtsdrager en als theoloog de volheid van de belijdenis ziet, daarin leeft, zich daarin steeds meer onderdompelt, er ook naar vermogen aan vasthoudt en dan ook haar uitspreekt. Men moet er ook náár leven. Daar gaat het zelfs om".
Het moet ons echter verwonderen, dat de Generale Synode in dit schrijven zeggen kan: In de kerk als geheel functioneert de belijdenis metterdaad, op een wijze waarvoor wij alleen maar dankbaar kunnen zijn.
Alleen maar dankbaar, terwijl er zoveel aan ontbreekt?
In het tweede gedeelte van dit herderlijk schrijven wordt vooropgesteld, dat er leertucht moet zijn — in de christelijke kerk kan niet alles — maar deze leertucht wordt met heel veel reserves omringd.
De verdeeldheid zou erdoor worden vergroot en de verbreiding van de alleen zuivere leer zou er niet door worden bevorderd.
Er zou ruimte moeten zijn voor het experiment, met name ook voor het denkexperiment. En ruimte voor mislukkingen en ongelukken in deze experimenten. Zo'n ongeluk is een ketterij. Daarvoor zou ruimte moeten zijn, ook in de kerk.
En hoe zou de wereld het opvatten, als de Ned. Herv. Kerk leertucht ging toepassen? Zij zou er naar alle waarschijnlijkheid niet veel anders dan enghartigheid en heerszucht in ontwaren, strijdig met de ware verdraagzaamheid en de evangelische liefde.
Eén stelling is bijzonder belangrijk: De leertucht geschiedt met het oog op de ene kerk van Christus en het rijk van God.
In haar leertucht sluit de kerk een bepaalde lering uit het rijk van God uit. Zij houdt het ervoor, dat God met haar oordeel instemt. En deze eschatologische dimensie van de kerkelijke beslissingen, waarmee de oecumenische dimensie gepaard gaat — men zou leringen kunnen treffen van een kerk, waarmee men in de oecumene verbonden is — maakt de leertucht volgens dit synodale stuk wel uiterst problematisch.
Maar gedachtig aan de bijbelse waarschuwingen tegen de dwaalleer moet de kerk toch in sommige gevallen uitspreken, dat een bepaalde leer in de kerk van Christus ontoelaatbaar is. Dan mag zij het niet bij een oordeel laten. De betrokken ambtsdragers moeten door de kerkelijke tucht tot de orde geroepen worden.
Het is waar, dat men te gemakkelijk kan denken over de toepassing van de leertucht. Het is zeer ingrijpend om een predikant, die zich geroepen acht tot de dienst des Woords, te schorsen en af te zetten, maar naar een woord van Van RuIer is handhaving van de confessie immers noodzakelijk vanwege de karaktervastheid der kerk, vanwege de bewogenheid over de zielen en vanwege de ere Gods.
Daarom had de leertucht op prof. dr. P. Smits moeten worden toegepast! Niet terwille van de waardigheid der kerk maar terwille van de waarheid Gods behoorden hem de rechten van een emeritus-predikant ontnomen te zijn.
Als er toen voor de Ned. Herv. Kerk geen reden was om te weren wat haar belijden weerspreekt, wanneer dan wel?
Het is niet zo eenvoudig om tucht te oefenen in een kerk, waarin de leervrijheid zolang heeft geheerst.
Maar het gaat om de gehoorzaamheid aan Christus.
Op de laatste bladzijde van dit herderlijk schrijven staat: De wereld heeft niets zo zeer nodig als het ene en eeuwige evangelie. Met het oog op dit alles is het onverdraaglijk, wanneer leringen worden voorgedragen, welke de hoofdzaken van het christelijk geloof blijken te verloochenen en daardoor de naam des Heeren lasteren. Een en ander noopt de kerk, ondanks alle moeilijkheden en gevaren, voor haar taak van het oefenen van de leertucht niet uit de weg te gaan.
Het zal er voor de Ned. Herv. Kerk op aankomen om dit waar te maken!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1963

De Wekker | 8 Pagina's

Over de belijdenis der kerk en haar handhaving

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1963

De Wekker | 8 Pagina's