De Wijzen
De Wijzen, wachtten, onbewust,
Uw komst in hun doorwaakte nachten;
Toen heeft Uw ster hen verontrust:
Zij wisten niet, dat Gij hen wachtte!
Wat was het, dat hen plots bewoog
Den verren, vreemden tocht te wagen?
Een sterk verlangen hen onttoog
Aan de verwarring van veel vragen!
En elke nacht blonk weer uw ster:
Van uw geheimenis het teken
Dat hen geroepen had van ver
En alle twijfling had doen breken!
Zij hadden al hun schatten veil
't Vermoede heil te mogen vinden!
Geen last te zwaar, geen pad te steil,
Voor wie Gij lokt als Uw beminden.
En eindelijk en onverwacht
Is hun de schoonste dag gerezen:
De zon van Uw gelaat zo zacht,
Uw glimlach heeft hen toen genezen.
Al wie Gij mint, zal zeker komen
tot waar Uw liefde wordt ontdekt.
Als 't rijk geheimenis der vromen.
Die, vroeg of laat. Gij tot U trekt!
A. Wapenaar, in „Het Beet're Land'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1963
De Wekker | 12 Pagina's